Ze zijn zeer geïnteresseerd, de twee Refo-echtparen. Als gids-vrijwilliger van ‘Kerken Kijken Utrecht’ laat ik hen de Janskerk zien. Ze hebben zojuist de tentoonstelling in het Catharijneconvent bezocht, over hun eigen Bible Belt. Aansluitend maken ze er een dagje Utrecht van.
‘Worden hier nog kerkdiensten gehouden?’, vragen ze. Ik leg uit dat de studentengemeente er zondagsmorgens bijeenkomt, en dat Protestanten en Katholieken daarin samen gaan. Verder dat de bisschop van Utrecht dat maar niks vindt, maar dat het gebeurt. En dat er heel wat meer mensen komen dan alleen studenten. Ook vertel ik dat men elke zondag de eucharistie / het avondmaal viert.
Een van de dames reageert direct: ‘Maar dat kan toch helemaal niet? Katholieken en Protestanten denken toch heel anders over het avondmaal?’
Als ze weg zijn, denk ik door over haar opmerking. Ik ben oecumenisch gezind en bovendien godsdienstantropoloog, dus kost het me weinig moeite om haar verbijstering te plaatsen en weg te relativeren. Ik vind het eigenlijk wel mooi dat de studentengemeente de conservatieve bisschop rechts laat liggen. En zijn de bisschop en de mevrouw per saldo niet geestverwanten in hun gebrek aan tolerantie, ondanks hun vermoedelijke wederzijdse afkeer?
Tegelijk voel ik wel bewondering voor haar stevige stellingname. De samenleving marginaliseert de Refo’s en ridiculiseert hen, maar dat deert hen niet. Het versterkt hun gevoel van eigenwaarde. Ze staan ergens voor. De expositie die de twee echtparen – net als veel geloofsgenoten – hadden bezocht, rehabiliteert die uitgesproken identiteit. En dat in een museum vol katholiek erfgoed.
Mijn bewondering relativeert mijn eigen relativering. Ik schort mijn oordeel eventjes op. Maar misschien is dat wel een goed uitgangspunt voor dialoog…
Henk van Kalken zegt
Ik probeer een klik of relatie met boeddhisme in één of andere vorm te vinden, maar zoek tevergeefs.
Mijn domheid?