Oud-premier Dries van Agt (87) wordt in het tv-programma ‘Adieu God?’ bevraagd over de resten van zijn katholieke geloof. Hij heeft het er lijfelijk moeilijk mee. Hoewel anders nooit om een woord verlegen, vallen er nu stiltes. Naar de kerk gaat Van Agt nog wel, maar vooral uit ‘deernis’ met de pastoor. Het refrein van het gesprek luidt: ‘Ik ben er absoluut niet meer zeker van’.
In het interview spreekt Van Agt over het bestaan van God na Auschwitz. En over de status van de schepper in het licht van de oerknal en de evolutie. Over onze aarde als miniem ‘stoffie’ in het onmetelijke universum. Die aarde zou dan in dat immense heelal gekozen zijn om juist daar de zoon van God naar toe te sturen? En, vraagt Van Agt, is Jezus echt die zoon?
Wel zegt Van Agt inspiratie te vinden in de poëzie en ook in het ritueel, bijvoorbeeld van de Stille Week. Als hij dat zegt, zie je hem letterlijk opveren. Maar verder is er vooral dat lastige gezwoeg ‘met het denkhoofd’.
Van Agt stelt zich publiekelijk kwetsbaar op en lijdt zichtbaar onder de dilemma’s. Hij raakt zijn geloof niet kwijt, maar ook zijn twijfels niet. Tot het eind van het gesprek blijft de spanning tussen geloof en afwijzing voelbaar.
Misschien biedt een benadering vanuit het spel Van Agt een uitweg uit zijn lijden? Wie de Homo Ludens, de spelende mens, in zichzelf rehabiliteert, kijkt vanuit een ander perspectief. Homo Ludens heeft zich door Homo Sapiens, de wetende mens, laten koeioneren. Dat gebeurde niet alleen in de wetenschap, ook in de religie.
Wat is er dan zo heilzaam aan het spelperspectief? Wie speelt, hanteert tegelijk twee ordeningen van de werkelijkheid. Bij Van Agt zouden dat wetenschap en religie zijn. In het spel krijgen die allebei een plek, naast elkaar, zonder dat een van de twee domineert. Als betekenisgever is de mens in staat zich in beide taalvelden te bewegen. De taalvelden zijn speelvelden met elk hun eigen plek en spelregels.
Zowel wetenschap als religie stelt zich echter exclusief op. Allebei dwingen ze tot kiezen. Daarom zit Van Agt er zo smartelijk bij. Zou hij zich veroorloven met beide ordeningen te spelen, tegen de heersende gewoonte in, dan hoeft hij niet ‘verscheurd’ te worden door de dubbele claim. In het spel hebben beide ordeningen iets te bieden. Ze hoeven elkaar niet in de weg te zitten. De speelse houding haalt de angel uit het vermeende conflict.
Aan Van Agt zie je hoe de ernst, gesteund door machtsverhoudingen, zich zo breed heeft gemaakt dat het spel zo ongeveer vergeten wordt. En dat is jammer bij een man die zo creatief met taal kan spelen…
Is zowel wetenschappelijke als religieuze kennis dan relatief? Nee. Het aardige van elk spel is dat het ernstig gespeeld moet worden. Dus of het nu het wetenschapsspel is of het religieuze spel, of welke sector dan ook, als je speelt, speel je in volle ernst.
Hooguit wordt er heel af en toe geknipoogd: ‘pssst… ik speel!’. Dat werkt ontspannend en bevrijdend.