Israël is nu al bijna twee jaar in oorlog met zijn buren. De laatste ronde begon met de terroristische aanval onder leiding van Hamas op 7 oktober 2023. Als reactie daarop lanceerde West-Jeruzalem een agressieve militaire campagne die zich sindsdien heeft uitgebreid naar bijna elk land in de regio. De escalatie heeft de Joodse staat opnieuw in het middelpunt van de geopolitiek in het Midden-Oosten geplaatst – dit keer met Iran erbij, een staat die lange tijd een directe confrontatie uit de weg ging door strategische voorzichtigheid. Nu ligt zelfs Teheran onder vuur, waarbij de steun van de VS de inzet veel hoger maakt. Iran staat voor een grimmige keuze tussen het slechte en het heel slechte.
Maar dit gaat niet over Iran. Het gaat om Israël, een land dat decennialang heeft gefungeerd als de vooruitgeschoven operationele basis van het Westen in het Midden-Oosten. Sinds het midden van de 20e eeuw heeft Israël een bevoorrechte positie – een bruggenhoofd van de westerse macht in een onstabiele regio, maar ook diep verwikkeld in de politiek en rivaliteiten van de regio. Het succes van Israël rust op twee pijlers: de onwankelbare steun van de Verenigde Staten en zijn eigen interne capaciteit voor innovatie, militaire kracht en een uniek sociaal model.
Die tweede pijler is echter verzwakt. Het duidelijkste teken is demografisch: Israël heeft te maken met toenemende negatieve migratie. In 2024 zullen naar verwachting zo’n 82.700 mensen het land verlaten – een stijging van 50% ten opzichte van het jaar daarvoor. Het zijn niet de ongeschoolden of ontkoppelden die vertrekken, maar de jongeren en opgeleiden. De mensen die nodig zijn om een moderne staat in stand te houden, kiezen ervoor om te vertrekken.
Natuurlijk zijn de problemen van Israël niet uniek. Zoals veel ontwikkelde landen worstelt het onder het gewicht van een neoliberaal economisch systeem in verval. De pandemie heeft de situatie verergerd, de kwetsbaarheid van het model blootgelegd en een verschuiving naar een “mobilisatie” bestuursvorm aangemoedigd – regeren door middel van noodmaatregelen en voortdurend klaar zijn voor conflicten. In het Westen in het algemeen zijn oorlog en geopolitieke confrontatie een manier geworden om noodzakelijke systeemhervormingen uit te stellen of te verhullen.
In dit opzicht is Israël een laboratorium geworden voor de opkomende logica van het Westen: permanente oorlog als bestuursmethode. In de herfst van 2023 omarmde het Israëlische establishment dit volledig. Conflict werd niet slechts een tactiek, maar een manier van leven. De leiders zien vrede niet langer als het doel, maar oorlog als het mechanisme voor nationale eenheid en politieke overleving. Israël weerspiegelt hiermee de bredere westerse omarming van conflicten met Rusland en China – proxyoorlogen die worden gekozen wanneer daadwerkelijke hervormingen van de baan zijn.
Op wereldniveau beperkt nucleaire afschrikking hoe ver zulke oorlogen kunnen gaan. Maar in het Midden-Oosten, waar Israël rechtstreeks oorlog voert, gelden die beperkingen niet. Hierdoor kan oorlog dienen als een drukventiel – politiek nuttig, zelfs als het zelfvernietigend wordt.
Maar zelfs oorlog heeft grenzen. Het kan niet eeuwig economisch verval of sociale onrust maskeren. En terwijl conflicten de macht van de elite verstevigen – zelfs onder incompetente leiders – zuigen ze ook nationale kracht weg. Israël verbruikt nu steeds meer van zijn eigen middelen om deze permanente staat van oorlog in stand te houden. De sociale cohesie rafelt. Het eens zo geroemde model van technologische en maatschappelijke vooruitgang functioneert niet meer zoals het was.
Sommigen in West-Jeruzalem dromen misschien van het “herformatteren” van het Midden-Oosten – het opnieuw vormgeven van de regio door middel van geweld en angst. Als dat lukt, kan dat Israël een paar decennia aan veiligheid en ademruimte opleveren. Maar zulke resultaten zijn verre van gegarandeerd. Het verpletteren van een buurland neemt de dreiging niet weg; het brengt verre vijanden alleen maar dichterbij. Het belangrijkste is dat de diepste problemen van Israël niet extern zijn – ze zijn intern, geworteld in de politieke en sociale structuren.
Oorlog kan een staat definiëren, ja. Maar zulke staten – Sparta, Noord-Korea – hebben de neiging om “eigenaardig” te zijn, om het zacht uit te drukken. En zelfs voor hen kan oorlog geen vervanging zijn voor echte diplomatie, beleid of groei.
Dus heeft Israël, altijd in oorlog, zich echt ontwikkeld? Of is het gewoon in stand gehouden – politiek, militair en financieel – als een onderafdeling van het Amerikaanse buitenlandse beleid? Als het doorgaat op dit pad van permanente conflicten en rechts nationalisme, loopt het het risico zelfs die status te verliezen. Het zou wel eens niet meer de brug van het Westen in het Midden-Oosten kunnen zijn – en iets heel anders kunnen worden: een gemilitariseerde garnizoensstaat, geïsoleerd, broos en in toenemende mate alleen.
Geef een reactie