Een vrije vertaling van een artikel van Dennis Hunter op de website Buddhist Geeks. Onder meer over de rol in het westers boeddhisme van schrijver en boeddhist Stephen Batchelor. En over de zware dobber die karma en wedergeboorte toch kunnen betekenen voor westerse boeddhisten. In een recent verleden, op elf mei 2012, was Stephen Batchelor te gast in het boeddhistisch centrum Ehipassiko in Antwerpen.
Een bittere pil (deel 1)
Karma is een moeilijk te slikken pil voor westerlingen die geïnteresseerd zijn in het boeddhisme. Zo ook de pil van wedergeboorte. Daarbovenop zijn beide concepten dan nog eens onafscheidbaar. En dermate moeilijk te verzoenen met onze moderne, materialistische en wetenschappelijke manier van denken, dat een groeiend aantal Europese en Amerikaanse boeddhisten ze dan maar geheel terzijde wil schuiven.
Om te beginnen Stephen Batchelor. Voormalig monnik in de Tibetaanse en Zen tradities en vertaler van boeddhistische geschriften en schrijver. Hij is zowat de aanvoerder van een wetenschappelijk gerichte sceptische beweging contra boeddhistische bijgelovigheid en heilige huisjes. En voorman van die boeddhisten die zichzelf zien als nieuwe rationalisten, zoals bijvoorbeeld Christopher Hitchens en Richard Dawkins dat zijn voor de nieuwe atheïsten die intellectueel ten strijde trekken tegen het kwaadaardige en bijgelovige in religie in het algemeen.
Stephen Batchelor ziet een kritiekloze aanname door heel wat boeddhisten van de leer van wedergeboorte als vijand nummer een. Tussen de publicatie van zijn bekende werk uit 1997 Boeddhisme zonder Geloof en Bekentenissen van een boeddhistisch atheïst uit 2010, evolueerde hij van een sceptische agnost tot uitgesproken ontkenner van de leer van wedergeboorte.
Oprechte wetenschappelijke houding
Vince Horn interviewde voor de website “Buddhist Geeks” eerder zowel Batchelor als dr. Charles Tart. Met betrekking tot wedergeboorte en andere metafysische vragen staan beiden in die interviews lijnrecht tegenover elkaar. Tart is een wetenschapper die vijftig jaar van zijn carrière besteedde aan onderzoek naar een verscheidenheid die doorgaans worden afgedaan als bijgeloof. In een interview pleitte hij voor een gebalanceerde en een objectief wetenschappelijke verkenning van “marge”-onderwerpen als wedergeboorte. Tart nodigt uit tot een oprechte wetenschappelijke houding ten overstaan van dergelijke verschijnselen, in plaats van een doctrinaire, wetenschappelijke houding waarbij ideeën die niet op comfortabele wijze voldoen aan het huidig denkkader, dan maar nerveus van tafel geveegd worden.
Deze stelling van Charles Tart is een weerklank van zijn boek “Het einde van het materialisme” uit 2009, een pleidooi voor wetenschappelijke aandacht voor die fenomenen waarvoor een zuiver materiële verklaring niet voldoet, met name ‘paranormale’ fenomenen. Tart argumenteert dat de huidige wetenschap dermate bevuild geraakt is door een overwegend materialistische ideologie, dat elk bewijs in de richting van een spirituele, niet-materiële dimensie van het leven, zomaar verworpen wordt zonder verder onderzoek.
Essentiële wetenschap is afgegleden naar “wetenschap-achtig”, een materialistische en arrogante levensfilosofie met de pretentie essentiële wetenschap te zijn, maar dat niet is. “In dit klimaat van dogmatisch ‘wetenschap-isme’”, aldus Tart, “wordt een oprecht scepticisme, waarbij men waarachtig op zoek gaat naar een beter begrip van de werkelijkheid, gemakkelijk tot pseudo-scepticisme, of gewoon: het onderuit halen”. En het is niet moeilijk te zien hoe die laatste ingesteldheid veelal de houding van de nieuwe rationalisten typeert.
Verwerping spirituele dimensie
Het ‘wetenschap-isme’ en de materialistische verwerping van de spirituele dimensie van het leven heeft de huidige maatschappij zo beschadigd, aldus Tart, dat veel gewone mensen reageerden op haar arrogantie door een anti-wetenschappelijke en anti-intellectuele houding aan te nemen. Dit verklaart waarom creationisten vasthouden aan het absurde geloof dat de aarde minder dan 7 000 jaar oud is en dat een creationistisch museum in Arkansas zelfs vasthoudt aan de fictie dat mensen vroeger dino’s bereden als paarden.
De nieuwe rationalisten van het boeddhisme argumenteren dat oude opvattingen als karma en wedergeboorte creationistische mythen zijn, en de tijd aangebroken is voor een meer wetenschappelijke en seculiere benadering van de boeddhistische praktijk. In zijn Bekentenissen gaat Batchelor zo ver dat hij twijfelt of de historische Boeddha werkelijk wedergeboorte onderwees. Om dit aan te tonen hanteert hij een soort van hermeneutische gymnastiek en hanteert een selectief gebruik van literaire bronnen. Maar of hij zijn bewering hard kan maken in het licht van de talrijke andere bronnen die hij daarvoor moet liggen laten…
Batchelor reageerde aldus op Tarts positie:
‘Ik ben niet geïnteresseerd of iemand herboren werd of niet. Het hele onderwerp vind ik irrelevant, een nutteloze afleiding van de centrale gedachte van de dharma: hoe hier en nu een goed leven leiden. Dit zou zeker de beste manier zijn om zich voor te bereiden op een volgend leven indien er wedergeboorte en een wet van karma bestond. Bestaat dit echter niet, dan heeft men hier en nu toch optimaal geleefd. Daarnaast heeft de Boeddha dit punt zelf expliciet gesteld in het Kalama Sutra.’
Batchelor heeft hier een punt. Voor iemand die zelf niet geïnteresseerd is in wedergeboorte, spendeert hij, vreemd genoeg, veel tijd aan het ondermijnen van de idee en aan anderen te overtuigen van er niet in te geloven. Maar zijn hoofdargument is gezond en belangrijk: te veel metafysische speculatie kan onze aandacht afleiden van wat echt belangrijk is op het pad naar het ontwaken. Mogelijk verdwalen we in mystieke en filosofische onderaardse gangen, waarbij de hele bedoeling van het spirituele pad uit het gezichtsveld kan geraken. Daarbovenop kunnen we gemakkelijk vervallen in blinde aannames, wat maar al te snel gebeurt in religies, boeddhisme incluis. Wellicht daarom weigerde de Boeddha in sommige gevallen te antwoorden op bepaalde stekelige existentiële en metafysische vragen. De drang in ons om ons bezig te houden met zulke vragen zag hij als een verspilling van tijd.
Wedergeboorte algemeen aanvaard
Dat de Boeddha uitvoerig sprak over wedergeboorte en de relatie met karma is een ongemakkelijke waarheid die nieuwe rationalisten trachten weg te verklaren met een vleugje cultuurrelativisme: de Boeddha sprak enkel over wedergeboorte omdat het toen algemeen aanvaard werd in India, zo zeggen ze. En daaruit volgt natuurlijk dat gezien we tegenwoordig in het Westen beschikken over een meer geëvolueerd wetenschappelijk wereldbeeld – een beeld waarvan de materialistische aannames haaks staan op bijgelovige ideeën als wedergeboorte – de tijd daar is om komaf te maken met “onnodige afleidingen” van Boeddha’s ware bedoelingen.
In een beoordeling van Stephen Batchelors Bekentenissen schreef David Loy daarop:
‘Nagenoeg elke religieuze hervormer onderneemt een terugkeer naar het oorspronkelijke onderricht van de stichter, om te eindigen met een projectie van zijn of haar interpretatie op het oorspronkelijke. Zo ook lijkt de Boeddha van Batchelor te modern: humanistisch, agnostisch, sceptisch en empirisch, niet toevallig een superieure versie van ons, niet in het minst van Stephen Batchelor.’
Toegegeven, wat Batchelor doet, heeft iets bewonderenswaardigs en nobels. Hij bewijst de boeddhistische gemeenschap een waardevolle dienst met zijn vraag eeuwenoude, ingekapselde orthodoxe ideeën en culturele vooroordelen samen met de eigen onkritische aannames, opvattingen en wensen opzij te zetten, om met vernieuwde en praktische blik te kijken naar wat we eigenlijk doen op het boeddhistische pad. In die optiek weerspiegelt zijn standpunt ook Boeddha’s instructies in het Kalama Sutra: aanvaard geen idee of geloof simpelweg omdat het algemeen aanvaard of traditioneel overgeleverd wordt, of omdat het geschreven staat in heilige teksten, of omdat iemand die je als leraar eert zei dat het zo is. Daartegenover raadde Boeddha volgelingen aan onderscheidende wijsheid (prajna) aan te wenden om voor zichzelf uit te maken wat echt zinvol is, wat overeenkomt met wat redelijk is en wat leidt naar een heilzame situatie, en het enkel dan te aanvaarden.
Handig middel
Vanuit een bepaald standpunt zijn Batchelors opvattingen een handig middel om een segment van boeddhistische beoefenaars te benaderen: zij die geworteld zijn in de westerse rationalistische filosofie en empirische wetenschap en die eerder geneigd zijn naar een materialistische verklaring van fenomenen. Diegene die tegenwoordig grote sier maken in en meegevoerd worden door vorderingen in de neurowetenschappen, waarin de fysische omgeving voorzien wordt om het effect van meditatie en andere “spirituele” praktijken in een laboratorium te onderzoeken. Voor hun oren moet Batchelors begeesterende oorlogskreet tegen het valse en gepasseerde bijgeloof van wedergeboorte klinken als een klaroenstoot.
En toch…
Al die inspanningen van Batchelor reveleren ook een schijnbare vastberadenheid die zijn argumentatie verzwakt. Vreemd genoeg is hij ervan overtuigd dat ervaren boeddhistische beoefenaars zichzelf tweeduizend vijfhonderd jaar lang voor de gek hielden, elkaar op het verkeerde been zetten en waren afgeleid door de idee van wedergeboorte. En dat zij die hun toevlucht nemen tot de ratio en logisch denken tot dezelfde, sceptische conclusies zullen komen als hijzelf. In een striemende recensie van Batchelors werk schrijft Alan Wallace: ‘Alhoewel Batchelor zichzelf als agnost ziet, veronderstellen zijn uitspraken over het ware onderricht van de Boeddha, over de natuur van de menselijke geest, het universum en de ultieme realiteit allemaal dat hij voor zichzelf de rol heeft aangemeten als gnosticus van de hoogste rang. Eerder dan een boeddhisme voor te stellen, ontdaan van geloof, is zijn eigen versie doordrongen van zijn eigen geloofsstellingen, waaronder vele gefundeerd zijn op niets minder dan de eigen verbeeldingskracht.’
Batchelors vroegere agnostische “opinie” was tot op zekere hoogte een echo van het klassieke antwoord van zen op de grote vragen: echt beantwoorden kunnen we ze niet, erover praten is dus tijdverspilling. Geen ontkenning, maar ook geen bevestiging. Maar Batchelors wending van meer recentere jaren van zelfverklaard “agnost” tot zelfverklaard “atheïst” op vlak van boeddhistische metafysische vragen vermoedt de evolutie van een scepticus met open geest naar een professioneel twijfelende Thomas, of om de taal van Charles Tart te gebruiken: van sceptisch naar pseudo-sceptisch.
Bron: Ekō jaargang 38 nr 4 (of Ekō nr 147). Eko is een uitgave van het Centrum voor Shin-Boeddhisme in Antwerpen.
Wordt vervolgd
Ujukarin zegt
Mooie analyse! Net als ik en m’n zojuist overleden leraar probeert Batchelor cultuur/bijgeloof te scheiden van de kern van het boeddhisme, maar hij schiet m.i. geregeld mijlenver door; concepten zoals karma (niet perse geinterpreteerd als persoonlijke wedergeboorte), sangha en devotie redeneert hij te makkelijk weg. Vsndaar dat ie boeddhisme meer als een rationele traditie benadert en dat is veel te eng gedefinieerd.
Zie o.a.
https://boeddhistischdagblad.nl/dharma-en-filosofie/65823-lot-eigen-handen-karma-praktijk/
With folded palms,
G.J.Smeets zegt
Zeer geachte redactie,
dit stuk (in vertaling van Sven Vanderbiest) is van ene Dennis Hunter. Op zijn website kun je kiezen uit uit één van zijn twee persoonlijkheden [dat staat letterlijk op de website]. Hij is overdag beschikbaar als advertentie-slijter (‘brand strategist’ noemt hij dat) en ’s avonds is hij beschikbaar als meditatie leraar. En niet zomaar een leraar maar gespecialiseerd in stilte, ontspanning, helderheid, kennis en innerlijke vrede. Het staat er letterlijk met die woorden.
Het is me een raadsel dat dit stuk in B.D. is opgenomen. De nieuwswaarde is nihil. Op internet staan duizenden van dit soort self-serving reclame uitingen.
Arjan Schrier zegt
Beste redactie,
Dit stuk is zeker het plaatsen waard. Ik had het indertijd wel in het Engels gelezen maar het is een prima geluid in het discours over wat we kunnen weten en waar uitspraken meer op het uitdragen van overtuigingen overgaat. Inhoudelijk, het denken van wereldlingen wordt meegesleept door eeuwigheidsgeloof/opinie en vernietigingsgeloof/opinie.
Eternity-belief (sassata-ditthi) is the belief in the existence of a persisting ego-entity, soul or personality, existing independently of those physical and mental processes that constitute life and continuing even after death.
Annihilation-belief (uccheda-ditthi), on the other hand, is the belief in the existence of an ego-entity or personality as being more or less identical with those physical and mental processes, and which therefore, at the dissolution at death, will come to be annihilated.
uit: http://www.palikanon.com/english/wtb/b_f/ditthi (punt) htm
De baan van de schrijver van het stuk doet er natuurlijk niet toe. Volgens de Boeddha in de Kalamasutta is het inderdaad niet nodig in een vervolg leven te geloven. Zelf heeft hij wel vorige levens ervaren. Als je dat niet hebt is het wel zo eerlijk om dan niet in wedergeboorte te geloven. Maar om te geloven dat iedereen dat niet kan, is dat niet een overschatting van je kenvermogen? Die overschatting is het onderwerp van deze naar mijn mening redelijke beschouwing. Het lezen van tegengestelde meningen is een kunst:
Monsieur l’abbé, je déteste ce que vous écrivez, mais je donnerai ma vie pour que vous puissiez continuer à écrire.
Here is one rendering in English:
Monsieur l’abbé, I detest what you write, but I would give my life to make it possible for you to continue to write.
Schijnt Voltaire gezegd te hebben. ( https://quoteinvestigator (punt) com/2015/06/01/defend-say/)
Fijne zondag allemaal :-)
G.J. Smeets zegt
“Zelf heeft hij [Gautama] wel vorige levens ervaren. Als je dat niet hebt is het wel zo eerlijk om dan niet in wedergeboorte te geloven. Maar om te geloven dat iedereen dat niet kan, is dat niet een overschatting van je kenvermogen? “
Nee, Arjan, dat is geen overschatting. Het is gewoon je gezond verstand gebruiken en (zelf)kritisch zijn. Jij weet net als ik dat ‘wedergeboorte’ een literaire constructie is uit India van 2000 jaar geleden.
En verder permitteer ik me inderdaad de vrijheid op te merken dat niemand zich vorige levens kan herinneren. Net zomin als ook maar iemand in staat is op eigen kracht te vliegen. Het is fantasie, fiction.
Of onderschat ik nu je kenvermogen?