Vorige week kwam het bericht naar buiten dat de boeddhistische leraar Mettavihari zich in het verleden in Nederland meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdende seksuele activiteiten met mannelijke leerlingen. In onderstaand artikel gaat de Australische vipassanaleraar Nirvair Kaur Curtis de Ruiter- die ook actief is geweest in de Nederlandse boeddhistische wereld, in op de omstandigheden waarin Aziatische monniken worden opgeleid en in monastieke omgevingen leven. Spirituele kennis is de maatstaf in ‘monastic life’ en alle andere aspecten van de menselijke ontwikkeling zijn secondair, stelt Nirvar Kaur Curtis. Mensen kunnen dan klem komen te zitten en ontsporen.
Vanaf de andere kant van de globe volg ik met grote interesse gedurende de laatste week in het Boeddhistisch Dagblad de discussies over het overschrijden van grenzen tussen leraar en leerling (het seksueel grensoverschrijdend gedag van Mettavihari red). Met als gevolg het opsplitsen van een groep vipassanaleraren en de mogelijke gevolgen daarvan.
Ik kan me heel goed voorstellen hoe deze ervaring grote consternatie en ongeloof teweeg heeft gebracht in boeddhistische kringen, en er een discussie op gang is gekomen over het wel of niet beschermen van leraren die deze grenzen overschrijden. Ik begrijp ook dat dit een diepe teleurstelling met leraren of zelfs het boeddhisme teweeg kan brengen. En er zelfs een discussie op gang is gekomen of we wel of niet een leraar nodig hebben, het belang van een leraar.
Seksueel misbruik en zelfmoorden
Ook hier in Australie hebben we soortgelijke situaties gehad toen een aantal jaren geleden bekend werd dat de Tibetaanse leraren Sogyal Rinpoche en Lama Choedak verscheidene relaties met leerlingen hadden. Echter, het meest bekende geval was in de jaren negentig in Engeland toen een van de grootste boeddhistische organisaties, te weten de FWBO en haar leider Sangharakshita (Dennis Lingwood) onder verdenking lagen en hij homoseksuele relaties erkende na een publicatie in the Guardian onder de titel ‘The dark side of enlightenment’, waarin seksueel misbruik en een aantal zelfmoorden in de organisatie aan het licht werden gebracht.
Tot op heden, vele jaren later en ondanks het overlijden van de persoon in kwestie, is deze zaak nog steeds actueel, zelfs nu de organisatie een nadere naam heeft en opnieuw veel leerlingen aantrekt.
Wat volgt er na zulke beschuldigingen en erkenningen door leraren en leerlingen?
Allereest de pijn en het ongeloof dat een boeddhistische leraar, zelfs met zijn of haar kennis, onheilzaam gedrag vertoont en anderen in de directe omgeving dit verzwijgen. Nu deze zaken in het openbaar zijn gekomen, kan het hopelijk leiden tot een dieper onderzoek in zowel de gevolgen voor alle betrokkenen, als ook in de dharma. ‘ All things will pass’ – niets is permanent – zo ook deze ervaring. Dus voor deze zaken in de vergeethoek raken is het belangrijk verder te kijken naar de mogelijke oorzaak van deze gebeurtenis en de reacties van alle betrokken partijen.
Veiligheid bieden
Allereerst en het meest belangrijke in een gebeurtenis als deze, is om al diegenen die deel uitmaken van deze situatie veiligheid te bieden om met deze ervaringen overweg te kunnen. Misschien met diegene die het dichts bij de leraar in kwestie stond in een aantal therapiesessies te gaan in een onafhankelijke en niet boeddhistische omgeving. Ervaringen als deze kunnen langdurige schade aanbrengen, als er geen verantwoording wordt genomen door de organisatie of hele groep van leraren. Het argument dat het volwassenen betreft die het aangaat is waar, maar de verhouding tussen leraar en leerling verandert dit argument. Een ander feit, wat voor sommigen misschien moeilijk aanvaardbaar is, is dat er in realiteit niet zoiets is als een slachtoffer, want ieder van ons is een deelnemer in dit kosmische drama dat leven heet. Met een juist inzicht, de wil om samen te werken en goede begeleiding, is er hopelijk een mogelijkheid om er met meer begrip en compassie samen uit te komen en deze ervaring beter te leren begrijpen en zelfs in de toekomst als leidraad te gebruiken.
Het is heel belangrijk om te weten dat het navolgen van één van de boeddhistische voorschriften om niet kwaadaardig of onwaarheid te spreken over anderen, niet betekent dat de waarheid en mogelijke schaamte moeten worden verborgen om iemand of een organisatie te beschermen.
Misschien dat het noodzakelijk dat er een discussie op gang kan komen over hoe men verder kan ingaan op de diepte en het verschil tussen ‘spirituele’ en ‘psychologische’ ontwikkeling’?
Waar velen van ons aan voorbij gaan is het feit dat wanneer we op zoek gaan naar een andere geloofsbeleving, en we terecht komen bij het boeddhisme, we ons vaak niet enkel aangetrokken voelen tot de leer van de Boeddha maar ook een soort van ouderfiguur herkennen in de dikwijls rustige een zachtaardige natuur en diepgaande kennis van een leraar. Wat we vaak niet kunnen zien is dat die kennis gebaseerd is op soms tientallen jaren dharmastudie en niet specifiek op het doorwerken van psychologische aspecten van die persoon. Wanneer in sommige boeddhistische landen een jong kind van twaalf of dertien jaar door zijn ouders wordt overgedragen aan de ‘ monastic order’ en er een onuitgesproken wens bestaat dat deze toetreding de status van de familie verheft, (of zoals in Thailand om ‘Merit’- karmische beloning te verkrijgen) is er niet langer ruimte voor de ‘novice’ om zich, zoals elk ander kind op een ‘zogenaamde’ normale wijze te ontwikkelen.
Verheffen familiestatus
Het gaat niet alleen om de afzondering buiten de normale maatschappij, maar ook in het Westen was in het verleden het verheffen van de familiestatus de reden waarom jonge mensen het Rooms-Katholieke kloosterleven in gingen. In de meeste religies denken de volwassenen die het klooster binnentreden een verbinding met een diepere spirituele zin van het leven te vinden. Voor kinderen die het klooster binnen gebracht worden en niet bewust die keuze hebben gemaakt, is dit een heel ander verhaal.
Spirituele kennis is de maatstaf in ‘monastic life’ en alle andere aspecten van de menselijke ontwikkeling zijn secondair. Beiden maken geen deel uit van de gebruikelijke ontwikkeling van het alledaagse bestaan en hebben daardoor voor de beoefenaars van het ‘monastic life’ serieuze gevolgen. Vooral de seksuele beleving en behoeftes zijn niet enkel niet langer toepasselijk, maar worden nu zelfs als een obstakel of zonde beschouwt, Klesha –‘defilement or sin’ met enorme gevolgen. Lichamelijke verlangens die zogenaamd de geest vergiftigen. Een onnatuurlijk idee, al moeilijk genoeg voor volwassenen om te ervaren, echter volkomen buiten het begrip van een 12 of 13-jarige die zichzelf door zijn of haar seksuele instinct en natuurlijke driften probeert te ontdekken. Een belangrijke stadium dat min of meer volkomen onteigend wordt in het belang van spirituele kennis.
Door de jaren heen wordt de accumulatie van, en eenwording met dharma-kennis primair in de persoon, terwijl de oerdriften steeds verder verdrongen en ontkend worden. Lichaam en geest ‘Nama-Rupa’ zijn echter onafscheidelijk, en zelfs als een specifiek aspect sterk ontwikkeld is, begint het andere aspect, nu in het verborgene, een steeds groter en eigen leven te leiden. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in een verborgen leven en gaat dikwijls tegen alle overtuigingen in. Hoe groter het dharmaleven, des te groter wordt de intense drang naar wat oorspronkelijk was onteigend. Aan de buitenkant zien we een volwassen persoon met een publieke persona van wijsheid en stilte, aan de binnenkant een kind, een adolescent met verdrongen behoeftes. Naar de buitenwereld een leraar, in privé een zoekend mens naar warmte en sensualiteit zoals elk ander mens. Dikwijls twee niet met elkaar te vergelijken aspecten van een en dezelfde persoon. De seksuele, emotionele en psychologische groei bleef letterlijk stilstaan aan het begin van de pubertijd, hetgeen natuurlijk onvermijdelijke gevolgen heeft. Niet langer alleen voor diegene zelf, maar anderen die deel uit gaan maken van zowel de introjectie en het verborgen houden van seksuele behoeften als wel het projecteren en uitleven van diezelfde behoeften. En ik spreek hier enkel over de psychologische gevolgen, de lichamelijke gevolgen kunnen zelfs meer schadelijk zijn.
Niet zeker van eten
Ik herinner mij een emotioneel gesprek met mijn leraar toen ik bij hem in de USA in training was en hem vroeg waarom hij zo’n fixatie met eten leek te hebben. En hij open en eerlijk sprak over de moeilijke jaren als een 11-jarige novice in een Thais klooster. Als jong kind miste hij z’n ouders, en was er nooit zeker van of hij die dag zou eten want als novice liep hij altijd aan het einde van de rij tijdens de ‘Alms’ bedelronde. Hij sprak over zijn seksuele verwarring die nooit openlijk werd besproken door zijn leraren. Ondanks de kennis die hij vergaarde, en de acceptatie met zijn lot ( niet volledig zijn keuze) als monnik nam hij toch het besluit om na vijfentwintig jaar kloosterleven op 36-jarige leeftijd ‘uit te stappen’ en een gewoon ‘lay’ leven te leiden. Dit nadat hij in zijn functie als abt in de ‘Royal Thai Buddhist Mission’ in Engeland kennis had gemaakt met moderne psychologie en westerse therapie en onmiddellijk begreep dat er een groot verschil is tussen geestelijke en psychologische ontwikkeling. Als er geen diepgaande kennis is van (de combinatie van ) beiden, zal er nooit een kans zijn op uiteindelijke realisatie. Echter het blijven herhalen van oude en diep verankerde energiepatronen in het onderbewuste veroorzaken en versterken Dukkha (lijden).
Een ander, maar soortgelijk gesprek had ik een paar jaar later tijdens een ontmoeting met een Amerikaanse Bhikkhu (Theravada monnik) die als 20-jarige jonge man monnik werd en een paar weken voor ik hem ontmoette na tweeëntwintig jaar was uitgetreden. Ik kwam zelf net uit een lange, solitaire stilteretraite in een woudklooster aan de grens van Birma, die ook veel vragen naar boven hadden gebracht omtrent kloosterregels. Dus toen ik deze helder ogende en zacht sprekende man ergens op een strand in Thailand ontmoette raakten we in gesprek en spraken we over het kloosterleven en over zijn eerste ervaringen nadat hij de vertrouwde omgeving van de Sangha had achtergelaten. Hij vertelde me dat hij zich vreemd voelde zonder zijn ‘uniform’ zoals hij het noemde en hoe hij na een paar dagen zonder z’n Bhikkhu uitrusting hij met een paar toeristen een ‘joint’ gerookt en later in Bangkok een prostituee bezocht. Het was duidelijk dat deze ervaringen hem verwarden, want hij gaf aan niet te begrijpen waarom hij na alle jaren Dharmastudie hetzelfde had gedaan als voor z’n intrede in het klooster. Een eerlijk en oprecht delen van z’n diepe gevoelens en verwarring.
Zijn sensuele en andere verlangens waren vervangen door studie, meditatie en het volgen van het kloosterleven- en regels; maar waren nooit opgehouden te bestaan en veroorzaakten dikwijls onrust. Zijn vraag aan mij, maar vooral aan zichzelf was hoe hij zich kon onthechten van iets wat hij nooit volledig ervaren had…
Niet echt onthecht raken
Er zijn duizend en een redenen die we in de Sutta’s kunnen bestuderen, ons eigen kunnen maken, onze verlangens en gedachten voor een tijd in bedwang kunnen houden in de hoop deze te transformeren of transcenderen, maar de realiteit is hoogstwaarschijnlijk dat zolang we geen direct begrip hebben van deze duidelijke interactie tussen lichaam en geest; oftewel oorspronkelijke en primaire lichamelijke en psychologische disposities, we niet echt onthecht kunnen zijn. Het is hier van belang dat we het begrip ont-hechting leren begrijpen als niet-gehechtheid, dat alles is zoals het is, en kan zijn zonder dat we gehecht zijn aan de uitkomst of een resultaat. Zelfs geen verlangen naar ‘niet-gehechtheid’ als een resultaat.
Een andere notie hier is dat de Boeddha voor zijn ‘verlichting’ seksuele ervaringen had als een getrouwd man, en volgens de legendes vele concubines had tijdens zijn leven als prins. Had ervaren wat begeertes waren en duidelijk een manier had gevonden om inzicht in die begeertes te realiseren. Zo ook allen die deel uit maakten van zijn directe omgeving en zijn oudere volgelingen die verantwoordelijk waren voor het op schrift zetten van de monastic (klooster) regels en leefregels. De vraag is nu, hoe kan een 12 of 13-jarige novice die regels volgen en later tot die zelfde onthechtingsbewustwording komen zonder de oorspronkelijke ervaring?
Doe wat ik je zeg
Zelfs al wordt het boeddhisme soms de eerste vorm van psychologie genoemd, het is duidelijk dat de ontwikkeling op psychologisch niveau niet direct besloten lag in de precepts, ‘de voorschriften’ en dat we in het Westen daar aandacht aan moeten besteden. Niet omdat we dieper inzicht zouden hebben, maar omdat we niet langer in een maatschappij leven waarin gehoorzaamheid zonder reden aanvaardbaar is. ‘Doe wat ik zeg’ gaat niet langer op, ook niet in een boeddhistische omgeving.
Duidelijk te weten waarom je je aangetrokken voelt tot een bepaalde religie, tot een bepaalde leraar of zelfs lineage (traditie) is heel belangrijk, zodat we niet langer als gewonde kinderen op zoek zijn naar iemand die ons redt of voor wie we belangrijk zijn, maar als volwassenen met het besluit en vermogen om dieper inzicht in onszelf te verwerkelijken en bewuste keuzes voor onszelf die stap maken. Dit kan in de toekomst voorkomen dat leerlingen zonder vragen te stellen, in allerlei pijnlijke situaties terecht komen, en leraren zich vrij en open kunnen opstellen. Zij alles bespreekbaar kunnen maken en niet enkel leraar maar tegelijkertijd ook mens en leerling durven en kunnen zijn. En dat we als leerling een leraar niet langer als een soort van verlengstuk van de Boeddha beschouwen maar als een normaal mens.
Het is mijn diepe hoop dat boeddhistische leraren met een Oosterse en traditionele achtergrond met die kennis, compassie en respect worden behandeld. En wanneer zij klaarblijkelijk de regels overschrijden zij worden beoordeeld tegen de achtergrond van hun oorspronkelijke conditionering. Nooit als een excuus voor onethisch gedrag, maar vanuit een beter begrip voor de redenen voor onethisch gedrag.
Het is ook mijn hoop dat deze ervaring verrijking en dieper inzicht zullen brengen en de basis kunnen zijn om een Vipassanacentrum in Nederland op te zetten, gesterkt door de lessen die we leren van situaties als deze.
An Equanimous Mind in Non-judgmental Observation brings about deep understanding.
Mari den Hartog zegt
Mooie en wijze reactie. De moeite waard om serieus te nemen.
Olga zegt
Verhelderend, ook over relatie tussen psychologische/persoonlijke en spirituele ontwikkeling binnen boeddhisme. Erg waardevol.