Volgens Anagarika Dharmapala betekent Kriyavada zoveel als oorzaak en gevolg, zoals bijvoorbeeld karnen van melk tot gevolg heeft dat er roomboter boven komt drijven. (Maha Bodhi Journal Vol. 34, November 1926) )) , zo heeft Boeddha zijn onderricht zelf genoemd. Het begrip karma speelt hierin een belangrijke rol. Maar wat is karma nou eigenlijk? Bestaat er zoiets als “goed” karma en “slecht” karma? Bepaalt uitsluitend ons eigen karma wat de toekomst ieder van ons brengt of bestaat er ook zoiets als een gezamenlijk karma? Hebben samenloop van omstandigheden en toeval iets met karma te maken? Hoe past de vrije wil in het geheel? En tenslotte: kan ik – behalve mijzelf (zo dat al mogelijk is) – anderen bevrijden van karma, van lijden en het rad van wedergeboorte?
De eerste vraag is: wat is nou eigenlijk karma? Voor zover ik weet had karma in de tijd van Shakyamuni Boeddha de betekenis van: verrichten van daden. Niets meer en niets minder. Boeddha spitste het begrip toe door het te koppelen aan het gebruik van de vrije wil, waardoor het de betekenis kreeg van het uit vrije wil verrichten van daden. Dat impliceert automatisch dat in zijn benadering karma alleen daden betreft die bewust worden verricht of nagelaten, terwijl er bovendien achter dat doen en laten altijd een intentie zit. De gevolgen van dát karma vormen vipãka (door mij vertaald als: de vruchten van karma).
De vraag of er zoiets bestaat als “goed” karma en “slecht” karma is van een andere orde doordat er subjectiviteit meespeelt. “Goed” en “slecht” zijn waardeoordelen, en die zijn per definitie subjectief. Een onbewust uitgevoerde, niet uit vrije wil verrichtte handeling is in zichzelf noch “goed” noch “slecht” omdat er geen enkele moreel geladen intentie aan verbonden is, terwijl het effect ervan zowel “goed” als “slecht” kan zijn, tegelijkertijd, afhankelijk van de context en de beoordelaar(s). Het beoordelen van daden als “goede” of “slechte” daden is ook weer karma dat bijdraagt aan vipãka, net zoals het voeren van een discussie over de juistheid van de opgeplakte etiketten.
Kunnen wij de effecten van al onze onbewust verrichtte en te verrichten daden verder maar gewoon vergeten, omdat ze niet bijdragen aan vipãka? Nee. Dat lijkt mij niet. Ook al dragen onbewust, op de automatische piloot en uit onwetendheid verrichtte daden niet bij aan het ontstaan van vipãka, ze hebben wel degelijk gevolgen, soms zelfs met zeer ernstige of dodelijke afloop. Volgens een gezegde schuilt een ongeluk in een klein hoekje, en volgens de chaostheorie kunnen zelfs de kleinste en schijnbaar onbeduidendste activiteiten en gebeurtenissen op termijn volstrekt onvoorspelbare gevolgen hebben. Er is zelfs een Hollywoodfilm over gemaakt: The Butterfly-effect, gebaseerd op de anekdote van de vlinder die met zijn vleugelslag een orkaan kan veroorzaken. Hieruit leid ik af dat alles wat een mens in zijn leven overkomt, onmogelijk allemaal te wijten kan zijn aan de vruchten van het eigen handelen in dit of vorige levens. Ieder mens staat ieder moment van de dag en gedurende het hele leven bloot aan allerlei grote en kleine gevolgen van talloze grote en kleine oorzaken waar het eigen doen en laten volstrekt niets mee van doen heeft gehad, zoals “samenloop van omstandigheden” en “toeval”.
Onder een samenloop van omstandigheden versta ik het bij elkaar komen van twee of meer reeksen gebeurtenissen die oorzakelijk niets met elkaar te maken hebben. Toeval is vrijwel hetzelfde, zij het dat het meer een kruisen van reeksen gebeurtenissen betreft dan het voor kortere of langere tijd samenlopen ervan. Nu hoor ik denkbeeldig sommige mensen al mompelen dat alles met alles samenhangt en dat er dus ook altijd ergens een oorzakelijk verband moet zijn, en ja, dat zou best eens kunnen kloppen, wanneer je tenminste teruggaat tot de oerknal of een ander startmoment van de gehele werkelijkheid – zo er ooit een startmoment te vinden is. Zover wil ik echter niet gaan. Dat zou namelijk onaangenaam dicht in de buurt komen van absolute voorbeschikking, een idee waar Shakyamuni Boeddha fel op tegen was. Samenlopen van omstandigheden en toevalligheden ontstaan uit zowel menselijk handelen, als uit handelen van andere denkende wezens (bijvoorbeeld huisdieren) en niet te vergeten uit talloze oorzaken en gevolgen gelegen in de natuur, variërend van zonnevlammen tot het opvriezen van natte weggedeelten en bruggetjes. Er zit geen vooropgezet plan achter een samenloop van omstandigheden of een toevallige gebeurtenis en het heeft ook geen enkele spontane bedoeling – want wiens plan of bedoeling zou dat dan moeten zijn?Het zoeken naar een antwoord op de vraag “of dit dan wel dat echt een toevallige samenloop van gebeurtenissen is, etc” is wat Boeddha noemt: thapaniya panha; een vraag die terzijde geschoven kan worden omdat erover discussiëren nergens toe leidt. Boeddha heeft meer voorbeelden gegeven van vragen die “thapaniya”(terzijde te schuiven) zijn; omdat erover discussiëren in het licht van Kriyavada weinig zin heeft, zoals: Heb ik eerder bestaan? Wat ben ik? Wat is mijn toekomst? Is het lichaam anders dan de ziel? Zijn lichaam en ziel een en hetzelfde? Is de wereld eeuwig? Is de wereld niet eeuwig? Bestaat een wezen nog na de dood? Bestaat een wezen niet meer na de dood? Welk antwoord je ook op deze vragen zou kunnen geven: het bezig zijn met de vragen alleen al is karma dat vipãka voortbrengt.
Zou ik menen dat mijn huidige positie in de maatschappij, mijn status, capaciteiten, loopbaan, inkomen, gezondheidstoestand en dergelijke het gevolg zijn van uitsluitend mijn eigen karma uit dit of een vorig leven, dan overschat ik niet alleen het effect van mijn daden, maar plaats ik mijzelf ook nog eens volstrekt buiten de realiteit. De realiteit omvat immers zowel het karma als de gevolgen daarvan van alle wezens in alle tijden en plaatsen. Mijn persoonlijk handelen verbindt, verstrengelt, verknoopt en vervlecht zich onmiddellijk en voortdurend met het handelen en de gevolgen daarvan van talloze andere denkende wezens, die tot bewust handelen in staat zijn. Veronderstellen dat “ik kan handelen alsof het volkomen losstaat van het geheel en zonder dat het invloed heeft op wat dan ook behalve mijzelf” is illusoir denken, net zoals “het handelen van anderen staat los van mij en heeft geen invloed op mij”. Dit zou zelfs opgaan wanneer ik mij op een onbewoond eiland zou bevinden. Volgens mij bestaat er namelijk ook nog zoiets als een gezamenlijk karma, zijnde het doen en laten van een groep. Dit karma betreft het verrichten van daden waartoe individuen in hun eentje niet in staat zijn. Voorbeelden variëren van het samen optillen van een object dat te zwaar is voor één persoon, tot het vernietigen van complete habitats, bijvoorbeeld door ontbossen van regenwouden; waar ook ter wereld. Een groep tilt immers een zware steen niet zomaar ineens “per ongeluk” op en de regenwouden worden niet buiten medeweten van iedereen en zonder enige opzet door een stelletje zombies gekapt. En, als het om nalaten gaat: opzettelijk geen hulp bieden aan zwakkeren in de samenleving (terwijl je daar wel toe in staat bent) is ook karma en heeft ook gevolgen. Gezinnen, families, woongemeenschappen, vriendengroepen; groepen werknemers (collega’s) in een bedrijf; leden van een vereniging; politieke partijen; landgenoten; soortgenoten … voor al deze groepen geldt dat waar sprake is van een gezamenlijk door de groep gewenst doen en laten, daar is automatisch sprake is van een gezamenlijk karma. Het effect of resultaat daarvan komt neer op alles en iedereen. Zelf maak ik deel uit van allerlei groepen. Daardoor deel ik in het gezamenlijk karma van die groepen, óók wanneer een bepaalde groep iets bewerkstelligt waar ik als individu mijn medewerking bewust niet aan wil verlenen. Het voorbeeld van ontbossen maakt hopelijk duidelijk wat ik bedoel: wanneer de mensheid – als groep waar ik deel van uitmaak – de Amazonewouden vernietigt (ondanks dat ik daar bewust tegen ben), behoort het vernietigen van het Amazonegebied (mocht het zich ten volle voltrekken) tot het karma van de gehele mensheid, inclusief mijn persoon. Het maakt niet uit wat ik daarvan vind. Iedereen zal de gevolgen ondergaan. Ik ook. Dat is slikken.
Het lijkt mij duidelijk dat “hoe je ergens mee omgaat”, belangrijk is voor je karma. Hoe je omgaat met alles wat je overkomt en met wat andere mensen doen of laten, bepaal je als mens helemaal zelf door gebruik te maken van de vrije wil. Er zijn tegenwoordig wetenschappers die twijfelen aan het bestaan van een vrije wil, omdat zij met behulp van MRI-scanners hebben aangetoond dat er in het menselijk brein al activiteiten waarneembaar zijn die erop lijken te wijzen dat het brein reeds keuzen maakt voordat de eigenaar van het brein zich bewust is van wat hij kiest. Dat overtuigt mij niet. De belangrijkste reden daarvoor is dat ik ervan overtuigd ben dat “ik” mijn brein niet ben, en mijn brein niet “mij” is, net zo min als dat de bestuurder van een auto een integraal onderdeel is van de auto die hij bestuurt, vice versa. Maar dat is weer een ander onderwerp. Ik ga ervan uit dat de vrije wil bestaat, en dat ieder mens er over kan beschikken. Met die vrije wil maak je voortdurend keuzen op gebied van het eigen doen en laten. Een paar voorbeelden: Liegen is karma; het is het opzettelijk vertellen van feitelijke onwaarheden. In oorlogstijd kan liegen mensenlevens redden, en dat heeft het ook aantoonbaar gedaan. Het kan ook mensenlevens verwoesten. en dat heeft het eveneens vaak genoeg aantoonbaar gedaan. Ieder mens heeft de vrije wil om te beslissen een leugen te vertellen of niet, maar hoe dat uitpakt, hangt van allerlei factoren af. Dat geldt voor alles! Tot een fractie van een seconde voor het verrichten van een daad kan ik uit vrije wil besluiten de voorgenomen daad niet of op een andere manier uit te voeren. Door die beslissing verander ik het karma van dat moment, en daardoor zijn er ook andere gevolgen te verwachten. Het gebruiken van de vrije wil is een daad, en daardoor is het gebruiken de vrije wil niets anders dan karma waarmee je karma stuurt. Niet gebruiken van de vrije wil, is ook karma waarmee je karma stuurt, door gebeurtenissen over te laten aan invloeden buiten jezelf. Het is onmogelijk om door niets doen het elkaar opvolgen van gebeurtenissen te doen ophouden, want zelfs al meen je niets bijzonders waar te nemen (“Er gebeurt hier helemaal niets!”) ook dat is een gebeuren. En of ik mijn vrije wil nu wel of niet gebruik, er komt altijd gevolgen uit mijn daden voort. Het lijkt mij zinvol daarvan bewust te zijn.
De laatste vraag tenslotte: “kan ik mijzelf en anderen bevrijden van karma, van lijden en van het rad van wedergeboorte?” bestaat welbeschouwd uit zes vragen. De eerste is: “kan ik mijzelf bevrijden van karma?” Het antwoord is nee. De wet van oorzaak en gevolg geldt door alle tijd en ruimte voor alles en zolang ik in staat ben tot het uit vrije wil verrichten van daden, al is het op het einde wellicht niet meer dan het bewust tonen van een glimlach, het is karma. Tot Shakyamuni Boeddha definitief de ogen sloot, gold dat zelfs voor hem. De tweede vraag is daarmee – volgens mij – ook beantwoord: niemand kan anderen bevrijden van karma of door anderen zelf van karma bevrijd worden.
Kan ik mijzelf dan bevrijden van lijden? Ja, dat kan. Lijden is een keuze, die je niet hoeft te maken. Ik zal dat toelichten. Pijn is een verschijnsel dat vele verschijningsvormen kent. Er bestaat fysieke pijn en psychische pijn en zowel letterlijke pijn als figuurlijke pijn. Bij lichamelijke, fysieke pijn speelt het zenuwstelsel een cruciale rol. Het geeft signalen door naar de hersenen, die de signalen vertalen in een sensatie die meestal als ongewenst ervaren wordt, in gradaties van vervelend tot volstrekt onverdraaglijk. Maar dat is op zich nog geen lijden. Het is een signaal… meer niet. Lijden ontstaat door de wijze waarop je op dat signaal reageert. Anders gezegd, wanneer ik pijn ervaar (ongeacht de intensiteit daarvan) komt dat doordat mijn zenuwen prikkels doorgeven aan mijn hersenen. Ik lijdt pas aan pijn, wanneer ik mij identificeer met het lichaam, de plek die pijn doet, de prikkels en de hersenen die de prikkels registreren, en wanneer ik toesta dat deze prikkels mij in hun greep krijgen. Ik heb dan geen pijn meer, maar de pijn heeft mij. Begrijp me goed: hiermee is niet gezegd dat pijn ervaren niets voorstelt. Dat doet het wis en waarachtig wel, en het kan zelfs een alles overheersende factor zijn die normaal functioneren blokkeert, maar lijden begint pas lijden te zijn op het moment dat ik mijzelf identificeer met de ervaring. Door die identificatie hecht ik mij aan de ervaring. Er ontstaat een koppeling. Door mijzelf van de ervaring los te maken, ofwel door alle gehechtheid aan dat wat pijn veroorzaakt en pijn voelt op te geven, eindigt “pijn lijden”; ook al blijft verder alles wellicht ontzettend zeer doen. Dat is moeilijk, maar niet onmogelijk. En voor psychische pijn geldt precies hetzelfde. Lijden is een keuze die bestaat uit het jezelf wel of niet vereenzelvigen met – en hechten / gehecht blijven aan de oorzaak en/of het gevolg ervan. Door die keuze niet meer te maken, bevrijd je jezelf van lijden. Alles draait om volkomen onthechting.
Kun je anderen dan van lijden bevrijden? Nee. Dat kunnen ze alleen zelf doen. De kern van de boddhisattva-gelofte is niet dat de boddhisattva belooft alle levende wezens persoonlijk van alle lijden te zullen verlossen, want dat kan de boddhisattvan niet! Hij zal wel al het mogelijke doen om het lijden van levende wezens te verlichten en hen allen naar bevrijding te leiden. En dat het kan, heeft de boddhisattva bewezen door het zelf te doen, niet als eenmalige gebeurtenis, maar als een voortdurend karma. Zolang de boddhisattva onder de levenden vertoeft, zal ook de boddhisattva namelijk met pijn, ongemak en allerlei andere gevolgen van (eigen en gezamenlijk) karma te maken hebben en krijgen. En zolang dat het geval is, kan het niet anders of de keuze van wel of niet identificeren met dat wat dukkha (lijden) veroorzaakt en of tot gevolg heeft; blijft actueel. Ik neem aan dat het maken van die voortdurend terugkerende keuze boddhisattva’s geheel eigen is. Boddhisattva’s zoals Avalokiteshvara – waarvan de Dalaï Lama een levende belichaming heet te zijn – laten bovendien zien dat onthecht leven volstrekt iets anders is dan onverschillig leven, of niet geëngageerd leven.
Bevrijding van het rad van wedergeboorte heeft alles met bovenstaande te maken. Zolang er gehechtheid is aan het leven, gehechtheid aan het verrichten van daden (daden) en gehechtheid aan de gevolgen van die daden (vipãka) is wedergeboorte een logisch gevolg van sterven. Volstrekte onthechting aan het leven, aan het verrichten van daden en aan de gevolgen van die daden, leidt tot loskoppeling van het rad van wedergeboorte. Niemand kan een ander van dat rad bevrijden, behalve de persoon zelf. Iedereen kan anderen helpen zichzelf van het rad te bevrijden, door voor te leven hoe dat mogelijk is. En bovendien kan iedereen, zolang er wezens zijn die zichzelf aan het rad van wedergeboorte gebonden houden, hun lijden verlichten. Er voor kiezen om vanuit doorleeft inzicht dát karma op zich nemen, maakt – naar mijn inzichten – van ieder mens een boddhisattva.
Vers van Boeddha over karma
“Ik ben de eigenaar van mijn daden,
De erfgenaam van mijn daden,
Geboren door mijn daden,
Gerelateerd aan mijn daden.
En leef ondersteund door mijn daden.
Van elke daad die ik verricht,
Goed of slecht,
Daar ben ik erfgenaam van.
Zo zou een monnik steeds weer moeten reflecteren.”
(Anguttara Nikaya,I.87f)
Kay zegt
Goed en slecht zijn geen waardeoordelen. Het heeft te maken met al dan niet dieper gaande en ruimere ervaringen in het leven. Ik zie goed als levensbevordelijk en slecht als tegensteld.
Karma kan dus heel anders omschreven worden dan in het artikel hier boven. Karma is actie, werk; de kracht die de continuïteit en ontwikkeling als subjectieve en objectieve krachten bepalen in de natuur en eventueel de herhaalde zielservaringen. Moeilijk voor een boeddistist te accepteren omdat een ziel niet zou bestaan.