Tegenwoordig een ander woord voor God of het ware zelf. Ja, de Boeddha predikte ook liefde: haat verdrijft nimmer haat. Maar hij sprak daarbij niet van een god of zelf. Heel simpel gezegd komt het dan hierop neer: je bent niets of hecht je nergens aan. Ja, je kunt liefde zijn maar dat is dan actueel. Hier en nu. En geen bepaald concept of ideaal.
Het bodhisattva ideaal is volgens mij later gekomen. Volgens mij sprak de Boeddha gewoon over het ontwaken. Zoekers die het nirvana negeren, zolang als er nog maar een levend wezen is dat nog niet bevrijd is, gelukkig. Mooi zo’n ideaal maar ik heb er niets mee. Als ik kiespijn heb, bel ik de tandarts om ervan verlost te worden. Pijn vraagt om verlossing. Ik zeg dan niet: ‘Helpt u maar eerst alle andere kiespijn-lijders en mij als laatste.’
Opgaan in het nirvana is geen gevangenis. Nirvana maakt van jou geen gevoelloos wezen. Want waarom bidden dan zoveel boeddhisten tot de Boeddha? Boeddha die niet meer geboren hoeft te worden. Jiddu Krishnamurti sprak zelfs over een ervaring met hem, kon nog altijd zijn aanwezigheid ervaren. Op een dag toen ie op zijn bed zat of in zijn slaapvertrek was, was daar opeens de Boeddha. En toen was K al behoorlijk op leeftijd.
Boeddha als een wezen van licht. Dat zich nog altijd bekommert om levende wezens, hier op aarde. Misschien begrijp ik wel niet in theorie het zogenaamde bodhisattva ideaal. Maar ik heb sowieso niets met idealen. Omdat het denken gek is op idealen. Omdat het denken alles wil organiseren.
Als je liefde of mededogen organiseert maak je het dood. Zoals mensen graag dieren stoppen in kooien en dan beweren van deze dieren te houden. Ik woon vlakbij een hertenkamp, hier in Bloemendaal. Maar mijn schatje en ik genieten pas echt van een hert en ree in de vrije natuur. Opeens zie je zo’n kwetsbaar dier. Prachtig!
ECIW is een boek van zo’n 1500 pagina’s en beweert over liefde te gaan. Maar zo’n boek heeft enkel gezorgd voor een elite, een club mensen die liefde zelf tot object van hun geloof heeft gemaakt. ‘Ik ben liefde en de rest is een illusie.’ … ‘Alleen liefde is werkelijk.’ … ‘Alles wat je zegt over mij gaat niet over mij maar over jou: ik zie namelijk enkel liefde.’ … Met andere woorden: Liefde als ideaal.
Ik ben gewoon eerlijk over liefde: ik ben haar niet altijd bewust. Ik ervaar ook emoties. Die ik dan bewust ben. En omdat ik niets idealiseer, omarm ik eveneens mijn emoties. – Is dat geen liefde?
Christus was een mens van vlees en bloed. Sprak niet alleen over het belang van liefde, vergeven en samen delen! Maar leerde ook: Lieg niet, laat je ‘ja’ een ‘ja’ en je ‘nee’ een ‘nee’ zijn. Zweer niet.
De eerste volgelingen waren dan ook heel transparant. Net als hun meester. In hem waren geen leugens of haat. Toch zijn er passages in de Bijbel dat hij behoorlijk kwaad kon zijn. Op een dag joeg hij handelaars de tempel uit met een groot stuk touw. Daarbij staat er ook in de Bijbel dat hij leerde te bidden voor je vijanden en de andere wang toe te keren. Was hij, Jezus, dan een gespleten persoonlijkheid? Ik geloof van niet. Hij was ook naast al zijn liefde een mens van vlees en bloed. Hij was geen navelstarende- filosoof of mysticus. Hij was niet bang om zijn leven te geven voor zijn woorden, evangelie. Hij predikte niet voor zichzelf. Hij zocht de verlichting van alle mensen. Hij zou zijn mond niet houden.
Ook de Boeddha had vijanden. Ook de Boeddha kende Mara (de duivel) in zijn leven, nietwaar?
Omdat we misschien niet hun boodschap begrijpen maken we er maar een beeld van, dat we dan op een bepaald voetstuk zetten om het te aanbidden. Dat leidt enkel tot navelstaren.
Liefde en mededogen zoeken niet zichzelf maar juist de mens, alle levende wezens. De ganse natuur. Zoals de zon op zichzelf wel groot, krachtig en mooi is maar zonder verdere betekenis zonder de aarde.
Je kunt het licht aanbidden maar ook ervaren, zijn. Maar dan in alle vrijheid.
Siebe zegt
Ik voel wel met je mee. Een oordelende sfeer vind ik afwezig in de Pali sutta’s. Bijvoorbeeld: Verlangens hebben, een Ik-besef hebben, is niet slecht of tegen de wil van God of zondig. Maar het speelt een rol bij het ontstaan en continueren van lijden.
Het moet uit de oordelende sfeer blijven vind ik.
De teksten bespreken: Verlangens naar genot en comfort bijvoorbeeld. Waarbij je dat ziet als het einde van je lijden (kama tanha). Of verlangen naar wedergeboorte in een hemel. Waarbij je dat ziet als het einde van lijden (bhava tanha). Of verlangen naar de dood en niks meer voelen en dat zien als de weg naar het einde van je lijden (vibhava tanha)
De Boeddha zag volgens mij juist dat het voeden van diezelfde verlangens die worden gezien als de uitweg uit je lijden, verlangens die zeer menselijk zijn en geen zonden of ondeugden zijn, niet tegen Gods wil, dat is het als opladen van je batterij. De toegevoegde energie van verlangen moet toch ergens een weg vinden weer. In dit leven en na de dood. Je bouwt als het ware spanning, druk, lading op in jezelf. Dit is niet immoreel maar niet vaardig als je een uitweg uit lijden zoekt.
Het niet-veroordelende zie ik ook als Boeddha’s wijsheid maar ook vooral als diens liefde. Het vergt liefde om niet te gaan oordelen.
Zodra je verlangen en bijvoorbeeld Ik besef plaatst in een oordelende sfeer (het is niet goed, zondig, tegen Gods wil) verandert alles drastisch.
Het Pad naar bevrijding, onthechting, bespreken de sutta’s ook als een geleidelijk Pad van nuchter worden, realistisch.
Dat gaat niet van de ene op de andere dag.