Het boeddhisme dat innerlijke spirituele ontwikkeling en meditatie centraal stelt, is ontwikkeld door boeddhistische vernieuwers die zoveel water bij de wijn hebben gedaan, dat je je moet afvragen of er niet te veel verloren is gegaan
Dit zegt Robert Sharf, hoogleraar in het Oost-Aziatische boeddhisme in Berkeley (Californië) en priester in de Japanse Hosso-school, in een werkelijk razend interessant Engelstalig interview uit 2007 dat opnieuw op de website van Tricycle Magazine staat.
Sharf behandelt een groot aantal thema’s, maar spendeert de meeste tijd aan een diepgravende kritiek op het zogeheten boeddhistische modernisme. Veel mensen in het Westen kennen het boeddhisme als een gemoderniseerd exportprodukt uit Azië, zegt Sharf. Het boeddhisme in Azië en het christendom in het Westen hebben gemeen dat de opkomst van wetenschap en industrie in de negentiende eeuw veranderingen inluidden die eeuwenoude religieuze instituties tot aanpassen noopten.
Er komt geen einde aan de ‘gouwe ouwe’s’ uit de wijsheidscollectie, zoals Tricycle zijn archief betitelt. Laten we hopen dat het Amerikaanse boeddhistentijdschrift het beste van zijn toekomst niet achter zich heeft liggen.
Marginaal
Het boeddhisme dat innerlijke spirituele ontwikkeling en meditatie centraal stelt, is ontwikkeld door boeddhistische vernieuwers die zoveel water bij de wijn hebben gedaan, dat je je moet afvragen of er niet te veel verloren is gegaan, stelt Sharf.
Hij noemt bijvoorbeeld de Japanse zenmeester Hakuun Yasutani en de Birmese vipassanaleraren Mahasi Sayadaw en U Ba Khin figuren die als “marginaal” en “controversieel” werden beschouwd binnen hun eigen tradities. Dit omdat ze instantboeddhisme zouden aanbieden met snelle resultaten. Laten dit nu net klinkende namen zijn van de dharmavoorouders van veel eigentijdse boeddhistische leraren in Europa en de VS.
Op de vraag wat er dan precies verloren gaat, geeft Sharf ten antwoord dat we open moeten staan voor wat het boeddhisme tot een geheel maakt, ook wanneer dit niet in ons eigen straatje zou passen. Concreet gezien noemt hij de sangha als institutie die het egocentrisme van de spirituele solozoeker kan indammen. Hij geeft ook hoog op van ritueel en van kennis van geschreven bronnen: “Als instituties en sutra’s er niet meer toe doen, dan wordt gezag een kwestie van persoonlijk charisma,” merkt hij op.
Sharf haalt eveneens scherp uit naar de obsessieve afkeer van het zelf in het Westerse boeddhisme. Onopgemerkt dreigt deze het geloof in het niet-zelf te doen verkeren in een nieuwe vorm van doctrinair essentialisme waarin het boeddhisme zijn relativeringsvermogen verliest.
Winst
Kortom, het Westerse boeddhisme wordt de maat genomen met vragen waarop je niet in enkele pakkende soundbites hapklare antwoorden formuleert. Vragen die eerder aanleiding geven tot zorgvuldige lezing en zelfonderzoek. Want ook in 2013 valt de meeste winst waarschijnlijk nog te behalen in de open uitnodiging die Sharf ons zes jaar geleden al deed om meer te weten te komen over wat we over het boeddhisme nog niet weten.
Of heeft deze uitdaging sindsdien aan actualiteitswaarde ingeboet? Daar lijkt het niet op. Sharf stelt ook het probleem aan de orde dat de verhoudingen binnen de Westerse geldeconomieën boeddhistische leraren opzadelen met de druk om een aanbod te ontwikkelen dat goed in de markt ligt. De dilemma’s die hiermee verbonden zijn, hebben de pennen hier te lande eerder dit jaar druk in beweging gehouden.
Een herwaardering van traditie, échte traditie? Of een verdergaande aanpassing van het boeddhisme aan de smaak van het Westen? Of ligt de wijsheid in het midden, in het kleine, vrijwel onzichtbare geven en nemen van talloze leraren en leerlingen, in het veelstromenland van een fijnzinnige culturele Oost-West-dynamiek waarvan niemand vooraf het precieze verloop kent?
Update (20 okt 2013, PvB): naam van Sharf gecorrigeerd van ‘Scharf’ naar ‘Sharf’; dank aan Marieke
Ujukarin zegt
Hij heeft punten en hij heeft ze ook weer niet. En dat kan ik zeggen namens een sangha die het op hoofdlijnen met ‘m eens is qua insteek, we doen bijvoorbeeld beduidend meer aan nadruk-op-sangha (in de vorm van Kalyana Mitrata), rituelen en kennis van bronteksten dan veel andere ‘moderne’ scholen. Maar zo’n punt als
“opzadelen met de druk om een aanbod te ontwikkelen dat goed in de markt ligt.”
Is weer totaal de plank misgeslagen, want daar is niets Westers/moderns aan. Een Aziatische bedelmonnik of tempel die dingen aanbiedt die te ver van het bed liggen van de volgelingen in het dorpje scoort niet of nauwelijks met Dana, en past dus OOK z’n aanbod aan om te kunnen overleven. De Boeddha heeft die nauwe band tussen monastieke sangha en ‘leken’ ook zo gewild maar was zich mogelijk niet van alle risico’s bewust, namelijk dat de leken-invloed het niveau van sangha en leer naar beneden kan trekken. Spreekwoordelijk voorbeeld is wat geregeld in Azie gebeurt, dat lokale bijgelovige volgelingen menen te ontwaren dat Bikkhu of Bikshuni XYZ ‘door het boze oog bezeten’ is en dan de hele tempel gaan boycotten totdat de abt deze misschien alleen-maar-wat-buitenissige persoon heeft weggestuurd…
With folded palms,
Menno Prins zegt
“Niets blijft hangen aan wat geen houvast biedt.” schreef ik laatst in een artikeltje dat in het BD is geplaatst. Dat geldt natuurlijk ook voor iedere manier waarop de leer van Boeddha aan het volk wordt gepresenteerd. Van een idee, leer, sangha, ritueel of wat dan ook dat geen houvast biedt, glijdt alles af. Wie mensen enthousiast wil maken voor een idee; bereid wil maken een leer te volgen; warm wil krijgen om zich bij een sangha aan te sluiten enzovoorts, ontkomt er niet aan elementen aan te bieden die houvast bieden. Dat dienen m.i. in de eerste plaats elementen te zijn die mensen kunnen herkennen, en in de tweede plaats elementen die uitnodigen om “gevat” te worden. Het meeste succes valt te verwachten wanneer deze voorwaarden aansluiten bij de cultuur en de tijdgeest waarin de mensen leven. Zolang de geboden aanknopingspunten niet strijdig zijn met de dharma, ben ik van mening dat alle eventuele bezwaren daartegen geen stand kunnen houden.
Een andere metafoor: het westers boeddhisme bestaat uit ontkiemende zaden die op zeer uiteenlopende voedingsbodems terecht zijn gekomen en nog steeds terecht komen. Sommige zaden zullen uitgroeien tot bomen waarvan de wortels tot dezelfde bronnen reiken als welke andere boom in het boeddhistisch landschap dan ook. Andere zullen vroeg of laat wegkwijnen, verdorren en omvallen. Wie door een bos loopt, ziet vooral de bomen die het gered hebben. Hij of zij ziet doorgaans niet de vele, vele scheuten die het zonder succes “geprobeerd hebben”.
Eric M Stols zegt
Aardig artikel van Jules Prast tav een oud Scharf Tricycle stuk.
De heer Scharf ooit ontmoet hebbende vraag ik mij dan enigszins ironisch af in hoeverre hij zelf, – en hoe lang,
als solist par exempel ooit in zo’n egocentrisme remmende sangha heeft mogen vertoeven.
En bij wel degelijk participatie in het algemeen;
in hoeverre is een sangha zoals beoogd positief corrigerend of alleen verkeerd hospitaliserend?
En als bijeenkomsten slechts in het teken van de meditatie staan;
-vervolgens kan je je afvragen in hoeverre de Mahasi Sayadaws etc dan ook nog eens de goede meditatie vorm hebben willen doorgeven.
Mahasi Saydaw propagandeerde een “Vipassana vorm” die tav samma samadhi;
– juiste concentratie- (zie 8 voudige pad), eigenlijk te bevragen was en is.
Een bevraging die tot in de huidige Hollandse SIM vipassana sangha’s vertabouriseert is.
Dit terwijl deze sangha juist zich ietwat arrogant de enige oprechte vertegenwoordiger van Vipassana in Nederland waant.
Het vertabouriseren getuigt mijn inziens al van een bepaalde politieke en communicatie uitsluitende houding.
Al schijnt er nu (na decennia) met de komst van Brasington eindelijk iets te veranderen?
Immers; gerenommeerde Theravada boeddhistes (tes;……) zoals Ayya Khema wensten zich van deze Mahasi Sayadaw vorm te distantiëren.
Op de lijn van vervorming Satipathana beoefening, – Vipassana (al dan niet heruitgevonden19e/20e eeuw)- Mahasi Sayadaw “Vipassana” (veelal Amerikaans (Goldstein/ Kornfield) meditatie – Bompu Zen- Mindfulness,
– is de Mahasi Sayadaw slechts een van de vele “aanpassingen” in een lange keten van (meditatie) vervormingen/ aanpassingen.
Vervormingen waarbij de boeddhistische dhamma steeds dunner werd??
Anderen zullen het als Upaya, verandering van vaardige methoden wensen te zien.
Natuurlijk heeft Scharf gelijk tav zijn definitie van een functionele sangha.
Maar daar knelt juist de schoen, de meeste sangha’s blijken, menselijk al te menselijk, slechts in het teken van de macht ipv de inspiriratie te willen staan. Of hiervan een al te onduidelijke mistige mengeling van te willen vormen.
Immers; macht (en geld) is via de groep veel gemakkelijker en veelal hiërarchisch te organiseren.
Desalniettemin is inderdaad een groep, een organisatie vorm onoverkomelijk, al was het maar als slechts een vehikel om de dhamma over te kunnen brengen.
Fatsoenlijke kritiek zou dus als een soort antivirus tav oneigenlijke machts uitoefening daarop gericht moeten zijn dat de oorspronkelijke boeddhistische doelstelling gehandhaafd moge blijven.
Dat in Holland het (dis?) functioneren van de sangha’s op een fatsoenlijke wijze bevragenswaard is,
daar moge alleen al de Boeddhistische Unie geschiedenis van getuigen.
Als een soort ultieme oproep tot betrokkenheid (….!) heeft de BUN voorzitter daar de laatste heel heldere nieuwsbrief geschreven.
Echter; – dan zouden ook moderatoren van juist begrip moeten willen getuigen als corrigerende opmerkingen en reacties niet uit een soort koud water angst en onbegrip gelijk verwijderd worden.
Immers, daarmede wordt slechts de veelal disfunctionele status quo gediend en komen we nooit tot een fatsoenlijke verbetering.
Dan komen we nooit tot sangha’s zoals Scharf, – en naar ik aanneem Jules Prast-, wenselijk achten.
A priori excuses voor juist die sanghaleden die menen dat juist zij zich al in een bovenvermelde “Scharf” sangha opgenomen voelen.
Misschien is het iets voor een volgend stukje om te bepalen aan welke criteria, -zover al mogelijk-, deze dan moeten voldoen,
– waaraan men dan eea wenst te toetsen?
Als, zoals Jules Prast veronderstelt, het Tricycle blad zijn beste tijd heeft gehad, zou eea dan een indicatie zijn dat westers boeddhisme slechts een vehikel van een babyboom generatie is geweest?
Ook mijn waarnemingen lijken eea te bevestigen?
Zouden we onze praktijk, oa het daadwerkelijk functioneren van een sangha, moeten willen reflecteren,
al was het maar om ook de jeugd, de volgende generaties aan te kunnen spreken zonder dat de dhamma al te veel geweld wordt aangedaan?
Met hartelijke groeten,
Eric M Stols.
Jules Prast zegt
Ook veel interessante artikelen op Scharf’s website:
http://buddhiststudies.berkeley.edu/people/faculty/sharf/2.html
(met dank aan Edel Maex voor deze link)
Kees Moerbeek zegt
Beste Jules, graag verwijs ik naar het onderstaande artikel van de website van de Vrienden van het Boeddhisme over boeddhistisch modernisme en meditatie. Het behandelt een van de vele voorbeelden van de invloed van het modernisme op het boeddhisme. David MacMahan publiceerde in 2008 daarover zijn beroemde Making of Buddhist Modernism. Het is een goudmijn voor de belangstellende boeddhistische lezer.
http://www.vriendenvanboeddhisme.nl/archief/westers_boeddhisme.html
Jules Prast zegt
Beste Kees,
Het boek van McMahan heb ik hier genoemd:
http://site.butsudo.nl/2013/04/22/het-discours-van-het-moderne-boeddhisme/
Het (prachtige) artikel waarnaar jij verwijst, zegt:
“McMahan is voorzichtig genoeg om geen normatieve uitspraken te doen over wat wel of niet echt boeddhistisch is, schrijft David Loy in zijn artikel ‘How Modern is Buddhist Modernism?’ Ik sluit me graag bij zijn mening aan.”
Het verschil tussen McMahan en Scharf is dat de laatste wél normatieve uitspraken doet.
Vervolgens gaat jouw artikel verder:
“McMahan gaat uit van de traditie en komt tegenstrijdigheden tegen. Ze zijn het gevolg van de omstandigheden die boeddhisten in de loop van de eeuwen zijn tegengekomen. Maar volgens Loy staat er veel meer op het spel dat het bestaan van boeddhisme rechtvaardigt in deze wereld. Wat kunnen al die soorten boeddhisme bijdragen aan het verlichten van de persoonlijke en het collectieve dukkha van onze tijd? Zou het typisch Westers zijn om deze lat zo hoog te leggen, of is het boeddhistisch?”
De spijker op de kop! Ik zou hieraan willen toevoegen: In hoeverre is het boeddhisme dat wij in ons deel van de wereld aantreffen echt boeddhisme en in hoeverre is het een (legitiem) spiritueel zoeken dat zich hult in de kleren van boeddhisme?
Ik ben niet op zoek naar ‘zuiver boeddhisme’ maar naar toetsingsfactoren, naar vragen die je aan jezelf, je leraren, je traditie kunt stellen om de kwaliteit van de boeddhistische praktijk waarbinnen je beoefent, te beoordelen.
Scharf biedt ook niet de defintieve antwoorden hierop, maar zijn betoog prikkelt mijn nieuwsgierigheid naar het deel boeddhisme dat zich mogelijk buiten ons gezichtsveld bevindt. Wat is daarvan precies de substantie en wat kunnen we daarvan leren?
Met vriendelijke groet,
Jules
Nic zegt
Jules,
Hoe acht je het mogelijk boeddhisme te bestuderen dat buiten je gezichtsveld ligt?
Helaas kunnen we online alleen met tekst het boeddhisme bestuderen. De praktijk moet achterwege blijven en ik denk dat daar ook een manco zit in het onderzoek.
Jules Prast zegt
Door het binnen je gezichtsveld te brengen.
Spiritueel toerisme is eeuwenoud.
Japanners (zoals Dogen maar ook vele, vele anderen) gingen op zoek naar het boeddhisme in China.
Chinezen (zoals Hsuan-tsang) gingen op zoek naar het boeddhisme in India.
Nu gaan Westerse boeddhisten al enkele decennia lang naar Azië.
Om te snuffelen of om voor kortere of langere tijd in de leer te gaan in een klooster daar.
Vergeet niet dat slechts een deel van de boeddhistische scholen in ons deel van de wereld voorkomt.
De kans bestaat dus ook dat je, als je in Azië gaat rondkijken, een boeddhistische school tegenkomt die je totaal niet kent.
Als je niet naar Azië kunt, dan kun je proberen het dichterbij te vinden.
Waar een wil is, is een weg.
Nic zegt
Het dichtste bij is hier en nu.
Is dat geen mooi begin van het willen en de weg?
Sjoerd zegt
Na al deze reacties en commentaren vraag ik mij af:
Is er iemand onder jullie die mij wil uitleggen wat “ECHT BOEDDHISME” eigenlijk is???
Jules Prast zegt
Het gaat niet om ‘echt’ boeddhisme maar om andere vormen van boeddhistische beoefening en leven dan die je kent.
Nic zegt
Dan ben je dus continu opzoek er is altijd wel iets dat je niet kent. Het is nog maar de vraag of je het vermogen hebt te herkennen wat je nog niet kent.
Wat je niet kent is bijvoorbeeld de toekomst totdat die ‘nu’ is.
Op zoek gaan naar wat je niet kent lijkt me een oneindige onderneming.
Henk Molenaar zegt
“ECHT BOEDDHISME” lijkt me iets fundamentalistisch, een uiterste.
Eric M Stols zegt
Het valt mij op dat er grofweg 2 soorten reacties vallen te onderscheiden.
De beginners reactie die nogal consumptief “met het mes op de keel” van de anderen wenst te eisen dat op hun vragen direct antwoord wordt gegeven.
Immers; – wat (zuiver) boeddhisme zou zijn-misschien is het raadzaam om eerst eens eens een beginners inleidend boekje te lezen?
Dat kan van alles zijn; – van Thich Nhat Hanh t/m Steve Hagen.
Alleen al het vermelden van alle inleidingen, in het hollands taalgebied verschenen, zou meer dan een gehele column kunnen vullen. Of google eens even…
Maar goed dan; – van iemand die in ieder geval wel als integer wordt beschouwd;
Thich Nath Hahn, Het Hart van Boeddha’s leer.
TNH geeft overigens zelf aan dat wat hem betreft Boeddhisme slechts Boeddhisme kan zijn als het voldoet aan de drie dhammazegels (1-er is geen zelf; 2-alles is stromend, 3-een notitie van Nirwana/Dukkha).
En inderdaad natuurlijk, er zijn vele voetnoten (een “mere a boire” voor specialisten) te maken,
zoals TNH ook gelijk ironisch tav het 3e punt maakt.
Aan de andere kant van het spectrum heb je de intellectuelen, zoals wellicht mede de initiator vh stuk, die naar mijn mening iets bedrijven wat steeds meer naar intellectual-isme lijkt te gaan rieken.
Met een soort bescheidenheid die inderdaad ten hemel riekt…?
Immers vele verwijzingen naar universiteit citaten in Verweggistan.
Op zich aardig, maar wat koop je daar voor als je de eigen sangha en de eigen (moeizaam functionerende) koepel (Boeddhistische Unie) hardnekkig buiten beschouwing wenst te laten.
Getuigt de tekst dan niet meer weer van een poging om je subtiel boven de ander te willen verheffen?
En vervolgens getuigend van een oorverdovende blindheid naar de eigen praktijk, de eigen sangha, het hier en nu…van de eigen koepel??
Dus van een escapisme om maar oeverloos te willen blijven intellectualiseren over onderwerpen die inderdaad niet geheel van importantie zijn ontbloot, – maar er even, gezien de huidige situatie, hier en nu,- er minder toe doen?
Zullen we ons nu eens echt richten op het eigen westerse, – dus hollandse boeddhisme?
Of wensen we dan weer niet te zien wat zo evident is, kijken we dan opeens weg, niet geheel ongebruikelijk en onverklaarbaar als je wellicht last hebt van oude post christelijke imperatieven?
Joop Ha Hoek zegt
Beste lezers, ik heb het gecheckt en dubbel gecheckt, Jules heet toch echt van achteren Prast en niet Scharf. Hij is zo vriendelijk, mettavol, om jullie de opvattingen van Robert Scharf te presenteren, niets meer, niets minder. Geniet ervan.
Eric M Stols zegt
Best Joop,
Volgens mij doe je Jules Prast daar toch ook weer geen echt recht mee?
Immers, in de lange betogen verwoordt hij toch weldegelijk zijn eigen erudiete opinie?
Vergelijdt een introductie anderzijds wellicht tot een voertuig van eigen meningen?
Al dan niet expliciet of impliciet?
Net zoals bij Ton Lathouwers inleiding bij Edel Maex is dan toch wellicht eea bevraagbaar?
Met vriendelijke groeten,
Eric M Stols.
Jules Prast zegt
Mijn verzamelantwoord op hier geplaatste reacties heb ik gebundeld in een vervolgartikel, ‘Westers boeddhisme de maat genomen (deel 2)’, zie hier: https://boeddhistischdagblad.nl/westers-boeddhisme-maat-genomen-deel-2/