Ja, ja, ik weet het. In een leer die terecht stelt dat hechting de bron van al het lijden is, zal deze titel wellicht de nodige wenkbrauwen doen fronsen en mij weinig vrienden opleveren. Toch ga ik hier een lans breken voor de waarde van hechting op het boeddhistische pad. In de uitleg ervan beperk ik mij tot meditatiebeoefening.
Zodra we op het kussentje gaan zitten wordt de kracht van hechting al snel duidelijk. We verlangen naar het ophouden van allerlei pijntjes en ongemakken, de volgende maaltijd of we verblijven in prettige gedachten. Onrust is het onvermijdelijke gevolg. Ook kijken we uit naar de volgende dhammatalk. Eindelijk even wat anders! Daarin staan niet zelden de rol van voorkeur en afkeer centraal. Weg met de hechting en omarm het loslaten. Op naar het ongeconditioneerde, waar afkeer en verlangen geen grond hebben. Alles wat onrust geeft, dooft uit. Het aangename gevoel van de koelkast die plotseling stopt met brommen en waarvan je het brommen eigenlijk niet had opgemerkt. Wat een weldadige rust en stilte.
Op het kussentje is het natuurlijk niet zo zwart wit. Hechting is geen knop die aan of uit staat, maar een spectrum. Het kan sterk en krachtig aanwezig zijn, zoals op de momenten waarop iemand plotseling op ‘jouw kussentje’ gaat zitten of wanneer we ons druk maken om het feit dat het belachelijk is dat er ’s-ochtends geen koffie is. Soms poederkoffie. Maar ja, wat heb je daar nou aan?! Het kan ook veel subtieler aanwezig zijn. Bijvoorbeeld wanneer we diepere staten van gelijkmoedigheid ervaren. Hierin zijn voorkeur en afkeer veel minder sterk aanwezig, waardoor er minder objecten door de geest gefabriceerd worden. De geest komt daardoor tot rust en krijgt de kans om een staat van gelijkmoedigheid te creëren. Bevrijdende inzichten krijgen de ruimte om zich te manifesteren.
En hier wordt voor mij, naast het probleem, ook het voordeel van hechting zichtbaar. Liefde voor en verlangen naar de dhamma zorgen ervoor dat ik in actie kom. Ik spaar voor een retraite. Ik maak tijd vrij om te kunnen mediteren, regel vrij op mijn werk en zorg ervoor dat de kinderen goed achterblijven als ‘papa op zijn kussentje zit’. Al deze acties komen voort uit een vrij grove vorm van hechting. Maar ook hier werkt het veel subtieler. De subtiele intentie om te gaan mediteren, maakt al dat de geest andere mogelijkheden uitsluit. De intentie richt en hecht mijn aandacht op de beoefening en sluit daardoor andere mogelijkheden uit. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat ik ’s-avonds over meditatie lees of dit artikel schrijf in plaats van TV kijk of aan mijn motor sleutel.
Hechting helpt mij ook bij het cultiveren van inzichten in mijn hart. Het gebeurt zelden dat een inzicht meteen beklijft. Kenmerken van de werkelijkheid als zelfloosheid, veranderlijkheid, onbevredigdheid, wederzijdse afhankelijkheid en het ongeconditioneerde, ze zijn pas bevrijdend als we ze velen malen gezien hebben en de implicaties ervan in ons hart hebben laten doordringen. Pas dan wordt het in het dagelijks leven een tweede natuur Dat vraagt herhaling. Hechting is daarvoor een nuttige voorwaarde.
Concentratiemeditaties zijn ook zo’n mooi voorbeeld. Voor de meesten van ons kost het een lange en intensieve periode van beoefening voordat de 8 concentratiestadia of ‘jhanas’ zich manifesteren. Niemand in mijn vriendenkring is in staat om na een drukke week op zaterdag naar een meditatiedag te gaan en die stadia één voor één te doorlopen. In praktische zin (tijd, geld en begeleiding) is er nogal wat nodig om deze stadia te kunnen beoefenen. Hechting aan deze staten kan enorm helpen om die tijd en financiën vrij te maken, ze daadwerkelijk te beoefenen, en ze eigen te maken. Op een veel dieper niveau is een subtiele vorm van hechting juist een voorwaarde voor het verschijnen van de jhana. De geest pakt als het ware de jhana vast. Zo lang de hechting in stand blijft, blijft de jhana in takt. Pakt de geest iets anders, dan stort de jhana als een kaartenhuis in.
Als we te snel gaan, dan lopen we de kans dat inzichten eenmalige ervaringen blijven. Het brein stelt ons weliswaar in staat om er op terug te kijken, maar in het hart is er weinig veranderd. Ze zullen dan ook niet echt als bevrijdend ervaren worden in het dagelijks leven.
Het is daarom helemaal niet erg om tijdelijk in meer of mindere mate gehecht te zijn aan onderdelen van het pad en de beoefening. Het stelt ons in staat de rijke boeddhistische leer eigen te maken en het hart te cultiveren. Na een tijd zal de hechting en interesse daardoor vanzelf afnemen en kunnen we ook die hechting los- en achterlaten. En wie weet horen we dan opeens, totaal onverwacht, de koelkast niet meer brommen.
Hechting is de bron van al het lijden. Beschouw het echter niet als vijand. Het is helemaal niet erg om het tijdelijk te omarmen. Van tijd tot tijd kan het ook een nuttige metgezel zijn op het pad naar bevrijdend inzicht.
Siebe zegt
Kenmerken van de werkelijkheid als zelfloosheid, veranderlijkheid, onbevredigdheid, wederzijdse afhankelijkheid en het ongeconditioneerde, ze zijn pas bevrijdend als we ze velen malen gezien hebben en de implicaties ervan in ons hart hebben laten doordringen. Pas dan wordt het in het dagelijks leven een tweede natuur Dat vraagt herhaling. Hechting is daarvoor een nuttige voorwaarde” (gerben Hiemenga)
Onbevredigendheid kan toch nooit een kenmerk zijn van de werkelijkheid? Van een grasspriet bijvoorbeeld? Wel van je beleving.
Maar dat ik als mens maar geen blijvende bevrediging ervaar bij een bepaald toetje, en dat ook weer verveelt, normaal wordt, niet meer de zintuigen stimuleert, en ik weer een ander toetje ga kopen, wil toch niet zeggen dat die toetjes als wezenlijk kenmerk hebben dat ze onbevredigend zijn. Ja, voor mij. Dat is heel wat anders. Dat onbevredigende heeft juist niks te maken met dat toetje maar alles met mij. Het zegt niet iets over de werkelijkheid maar hoe mijn systeem functioneert.
Daarom geloof ik ook dat de Boeddha de tilakkhana enkel bedoelde als vaardig middel. Als Pad, maar niet om letterlijk te nemen.