‘De Boeddha heeft geleerd dat er drie wortels van het kwaad zijn: begeerte, haat en verblinding (of niet-weten). Deze drie begrippen omvatten het kwaad in al zijn gradaties: van een geringere of grotere heftigheid, van een zwakke neiging of vluchtige opwelling tot de grofste uitdrukkingsvormen in woord en daad. Op wat voor manier ze ook verschijnen, het zijn de fundamentele oorzaken van lijden.’
(In het licht van de Dhamma, Nyanaponika Thera, Asoka, 2000, pag. 159)
Begeerte, haat en onwetendheid[1] zijn begrippen die we in het boeddhisme vaak tegen komen. Op Tibetaanse thangkas worden ze afgebeeld in de vorm van een kip, slang en varken. Ze houden ons gevangen in het rad van leven en dood. Nou, wel een heftige boodschap zo …
Nyanaponika Thera wijst in dit citaat op verschillen in intensiteit waarin ze zich kunnen manifesteren. Uiteindelijk vormen ze de basis voor al onze ellende en gehechtheden. Gelukkig blijft het daar niet bij in het boeddhisme: bevrijding is mogelijk en de methodes om die bevrijding te realiseren worden ook aangereikt.
Naast deze drie hoofdwortels zijn er verschillende kleinere vertakkingen van een specifieke aard. Ze kunnen in meer of mindere mate bij iemand opspelen. Twee daarvan zijn: Ahirika (schaamteloosheid bij het uitvoeren van onheilzaam gedrag) en Anottappa (onbevreesdheid bij het uitvoeren van onheilzaam gedrag). Beide vertakkingen hebben betrekking op onheilzaam gedrag, zowel mentaal als fysiek en het gebrek aan helderheid omtrent de beoordeling van dat gedrag.
Valkuil bij vipassanameditatie
Een van de valkuilen bij het beoefenen van vipassanameditatie en mindfulness oefeningen is de slogan dat je niet-oordelend alles moet beschouwen wat zich aan je voordoet. Dat klopt echter alleen als het rust op een ethische context waarin helderheid bestaat omtrent wat onheilzaam is en wat heilzaam is. Die basis wordt onder andere gelegd door de vijf leefregels[2] als leidraad te nemen voor je spirituele pad en ook het inzicht dat de Boeddha bereikte en weergaf in het achtvoudige pad, namelijk dat er gepaste en ongepaste vormen van concentratie, zienswijze, mindfulness, enz. zijn. Daarvoor is een geest nodig die onderscheid maakt, een ‘oordelende geest’, in de zin van dit is gepast, heilzaam, goed en dit is niet gepast, onheilzaam, kwaadaardig.
Te veel nadruk op het niet-oordelende observeren kan met name de schaamteloosheid en onbevreesdheid in de hand werken. Allerlei irrationele ideeën en foutieve zienswijzen kunnen dat vervolgens bekrachtigen. Er zijn voorbeelden te over: een leugentje om bestwil, martelen van terroristen om de levens van duizenden mensen te redden, iets zeggen wat niet zo bedoeld was (Trump). De Boeddha sprak zijn zoon Rahula toe dat hij zich moest oefenen geen onwaarheid te spreken, zelfs niet voor de grap.[3] Personen die al langer mediteren kunnen foutieve zienswijzen ontwikkelen, met name ideeën zoals ‘crazy wisdom’ en het vertonen van onheilzaam gedrag onder het mom van spiritueel/therapeutisch welzijn.
Ongevoeligheid, schaamteloosheid, onbevreesdheid, gebrek aan empathie en egocentrisme kunnen dan ontwikkeld of extra gevoed worden.
De positieve kant is er ook: Hirika (schaamte voor onheilzaam gedrag) en Ottappa (vrees voor onheilzaam gedrag). Bhikkhu Bodhi noemt ze in een artikel “The Guardians of the World”.[4] Ze beschermen ons en anderen tegen onnodig leed.
Je zou ook kunnen zeggen dat de beschouwing van de drie wortels van het kwaad onze meditatie-aandacht meer richt op ons individuele proces en dat deze vier specifieke eigenschappen van de geest (schaamteloosheid, schaamte, onbevreesdheid, vrees bij onheilzaam gedrag) een sterke sociale en maatschappelijke functie hebben. In hun positieve varianten, schaamte en vrees bij onheilzaam gedrag, zijn ze een mooie aanvulling op de vier brahmavihara’s (liefdevolle vriendelijkheid, compassie, medevreugde en gelijkmoedigheid)[5].
Schaamte over onheilzaam gedrag (Hiri)
We zijn ons in het Westen veel meer bewust van schuld … en boete. Schuld en boete zijn in hoge mate geconditioneerd door de religieuze context waarin we opgegroeid zijn. Zelfs als we niet meer actief ‘geloven’ heeft het zich toch verankerd in onze mindset. Schaamte kent men veel meer in het Oosten. Het is daar een onderdeel van de cultuur.
We gebruiken wel uitdrukkingen zoals ‘schaamteloosheid’ of ‘je moest je schamen’, maar het heeft veel minder impact dan gevoelens van schuld. Schuld heeft een veel zwaardere lading. Ons hele juridische systeem is erop gebaseerd, met bijbehorende strafmaten. Het kan zich ook sterk manifesteren in kleine dingen, zoals het achter elkaar opeten van een pak koekjes. Dat kan weer leiden tot een negatief zelfbeeld, en strafmaatregelen zoals streng ‘lijnen’.
Schaamte en schuld liggen binnen de culturele contexten van Oost en West toch dicht bij elkaar. Ze kunnen beide nogal negatief gedrag tot gevolg hebben. Denk aan harakiri bij Japanners en de doodstraf in een groot aantal landen waaronder de VS.
De Boeddha geeft aan termen vaak een eigen, nieuwe betekenis en functie, die past binnen het pad naar bevrijding van de geest. Schaamte is hier bedoeld als bescherming tegen onheilzaam gedrag, zowel fysiek als mentaal. Dat is heel iets anders dan schaamte dat onheilzaam gedrag tot gevolg heeft. Centraal is het erkennen van onheilzame gedachten en/of gedragingen als zodanig en niet de negatieve zelfpraat of straf die daar bovenop gestapeld kunnen worden. Zo kan een negatieve spiraal ontstaan die zich zwaar verankert.
Schaamte omtrent onheilzaam gedrag heeft in die zin veel meer te maken met zelfrespect, een persoonlijke ‘eergevoel’, adel verplicht, je hebt als beoefenaar iets hoog te houden. Dat kan ondersteunend werken, zolang het preventief is ten aanzien van dat onheilzame gedrag of het in de toekomst kan voorkomen na beschouwing van dat gedrag door zelfonderzoek. Let wel, hier kunnen andere valkuilen op de loer liggen, zoals trots, ‘kijk eens hoe goed ik bezig ben’, enz.
Vrees voor onheilzaam gedrag (Ottappa)
De betekenis die de Boeddha hier aan vrees geeft is niet die van angst, fobieën en dergelijke. Vrees heeft volgens de Boeddha een beschermende functie in het voorkomen van negatief gedrag. Fobieën en irrationele angsten zijn vanuit een boeddhistisch perspectief niet functioneel. Zo kunnen monniken in het Oosten nogal eens een donderpreek houden met het rad van leven en dood in de hand. Ze leggen dan uit hoe onheilzaam gedrag letterlijk leidt tot wedergeboorte in hellerijken of het dierenrijk.
De vrees waar de Boeddha hier op wijst is het onderzoeken van de gevolgen van onheilzaam gedrag voor jezelf en anderen. Bij vrees als beschermer kun je denken aan geweten, tact, medemenselijkheid, behoedzaamheid, aanvoelen wat past, discreet te werk gaan, goeddunken, enz. Dit in tegenstelling tot roekeloosheid, onbesuisd, niet nadenkend.
Vrees voor het oordeel van anderen kan het proces mede ondersteunen. Sociale druk kan behulpzaam zijn, net zoals een groep mediterenden tijdens een retraite behulpzaam kan zijn om de eigen inzet en doorzettingsvermogen te ondersteunen. Alleen is dat vaak veel moeilijker. Het is wel weer de kunst om deze sociale steun positief te gebruiken en niet op een negatieve manier.
Spiegel
Het gaat in beide gevallen (schaamte en vrees) om de spiegelfunctie. Het ondersteunt het eigen onderzoek en helpt om negatieve tendensen om te buigen, te voorkomen. Alert en kritisch hiermee omgaan blijft van belang. De Boeddha biedt deze hulpmiddelen aan, maar zegt er tegelijkertijd bij dat ze geen doel op zich zijn.
Gebruik je dit hulpmiddel als basis voor je beoefening dan kan het juist het proces van inzicht (vipassana) ondersteunen omdat het zorgt voor een relatief ontspannen context waarin je spiritueel kunt ontwikkelen. Schaamte en vrees zijn goede helpers, mits wijs toegepast.
‘Bij wie schaamte en gewetensvolheid
nooit of te nimmer aangetroffen worden,
zij wijken af van de wortel van zuiverheid
en gaan geboorte en dood tegemoet.
Maar bij wie schaamte en gewetensvolheid
altijd en volmaakt aanwezig zijn,
wier heilige leven in volle bloei staat,
die goeden hebben wedergeboorte vernietigd.’
(Woorden van de Boeddha in Khuddaka Nikaya; Itivuttaka; 42; De zuivere eigenschappen; Asoka, 2007)
[1] Loba, dosa en moha in Pali.
[2] niet doden, niet liegen, niet stelen, geen seksueel wangedrag, geen gebruik van bedwelmende middelen.
[3] zie Majjhima Nikaya 61.
[4] http://www.accesstoinsight.org/lib/authors/bodhi/bps-essay_23.html
[5] metta, karuna, mudita, upekkha in Pali
Matrja zegt
Wat een prachtig en verhelderend artikel!
DANK je wel!
micha zegt
De mens is niet het lichaam maar de spirit…