Nachtdienst draaien is heerlijk. Ik heb dan het gevoel meer een te zijn met het huis, de bewoners. Los van de dagelijkse drukte waarin zoveel moet en er nauwelijks tijd is om echt contact te maken met de bewoners. De reden dat ik in de zorg ben gaan werken. Ik loop door de gangen met gedempt licht en een mooi beeld van een oosterse wijze en hoor de mensen achter de deuren. Gekreun, gemompel, gepraat ook. Waar ik de warme stilte van de nacht beleef is het in de hoofden van de bewoners onrustig en uiten ze zich. Als het roepen om aandacht indringend is- voor je het weet klinkt er geroep uit alle kamers en wordt het de dag in de nacht, een duiventil, doe ik de deur open en kijk in een paar angstige, verwarde ogen. Ik ben op dat moment niet de nachtzuster maar in een verwarde geest een kind, een moeder, name it, voor de vrouw of man in die kamer. Dan is er tijd om nadrukkelijk aanwezig te zijn, te luisteren naar woorden die ik niet altijd begrijp, met warmte en aandacht, een aai alvorens verder te gaan in dat huis, die nacht.
Er is steeds minder tijd om de bewoners de aandacht te geven die ze verdienen. Met ze te lachen, een wandeling te maken, ze aan te bieden wat ze op hun niveau gelukkig maakt: muziek, lezen, een praatje. Vrijwel de hele dag zitten ze binnen. Het douchen van de bewoners schiet er regelmatig bij in en kies ik voor kop en kont. Het is niet anders. De hele dag hebben we haast. Opzij, opzij, opzij…Regels, het maken van rapporten, het invullen van lijsten en een schone koelkast lijken belangrijker te zijn dan aandacht voor de bewoners. Je moet tegenwoordig gek zijn om in de zorg te gaan werken.
Als ik na een werkdag thuis kom heb ik steeds meer tijd nodig om bij te komen. Niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Ik raak overstuur, geëmotioneerd, door wat ik dagelijks meemaak. Terwijl onze instelling zeker niet tot de slechtste behoort. Het pand is oud, maar nog wel in goede conditie. Het gaat ook niet om stenen, maar om mentaliteit. Warmte en plezier, de mensen zien. Er zijn collega’s die hun werk doen, maar ook niet meer dan dat. Ze zullen geen tandje bijzetten om even een praatje te maken met de bewoners. Laatst kwam ik het gebouw binnen en zag mevrouw Zilverberg in de hal zitten. Een glimlach brak bij haar door. Ze liet mij een trommeltje zien, gekregen van een familielid. De hele dag had ze pogingen gedaan om voor dat klote trommeltje aandacht te vragen bij het personeel, maar opzij, opzij, opzij, wij hebben ongelooflijke haast. Ik vraag me wel eens af: wil ik zo eindigen, bedelend om aandacht met een trommeltje. Wil ik dat mijn ouders zo eindigen? Tegen hun zin opgesloten zijn. Ja, ik weet het, het kan niet anders, zeggen ze. Maar is dat ook zo? Ik zeg wel eens tegen jongere- soms onverschillige collega’s: verplaats je eens in de situatie van de bewoners, hoe zou jij je voelen? Ook zij waren eens jong en mondig, welbespraakt. Ik weet niet of die woorden wat teweeg brengen, aankomen. Maar ik kan niet zwijgen.
In onze instelling werken we met BOM, dat betekent de brein omgeving methodiek. Zoveel mogelijk houden we vast aan het oude, vertrouwde bekende van de bewoners, geen overmatige prikkels en meegaan in hun belevingswereld. In de buitenwereld zou je bij een werkgever ontslagen worden met zo’n instelling, maar binnen zorgt het toch voor een relatieve rust en geborgenheid. Ritme is belangrijk in het huis en bij de bewoners. En voor ons.
’s Morgens om negen uur ontbijten de mensen. De bewoners die ik verzorg kunnen nog heel veel zelf en geven ook nog aan wat zij lekker op brood vinden. Maar als je niet kunt vertellen wat je lekker vindt, dan kan je tegen je zin en kokhalzend zomaar een schaaltje pap naar binnen gegoten krijgen. Ondanks de wetenschappelijk onderzoeken dat melk slecht of dat je gewoon geen melk lust, krijgen de bewoners dag in en uit een beker voorgezet en moeten ze die ook leegdrinken. De witte motor in de laatste maanden, misschien jaren van hun leven. Wat goor. Na het ontbijt wordt het tijd voor wat vrolijkheid. Dan gaat de radio aan en luisteren we met ons allen naar ouwe knarrenmuziek. Hier genieten de mensen van. Denk ik.
Als wij klaar zijn met het wassen en douchen van de bewoners en het verzorgen van wonden en het verrichten van verpleegtechnische handelingen, hebben we even tijd voor onszelf en gaan we aan de koffie. Om half een gaan de mensen lunchen, hetzelfde verhaal als het met ontbijt.
We/ze eten wat af in het huis. Het is niet zozeer de hoeveelheid als wel de tijdstippen die het leven bepalen. Zo rond de klok van half zes eten we warm, we koken zelf. De koks die vroeger in dienst waren- en later de assistenten, zijn ontslagen en het personeel is verplicht zelf aan het fornuis te staan. Er zijn collega’s bij die nog geen eitje kunnen bakken of waarvan de partner kookt, dus je kunt je voorstellen wat er dan op tafel komt . Het koken mag niet te veel tijd kosten want het gewone werk gaat ook gewoon door. De ingrediënten voor de maaltijden worden via een internetsite ingekocht, het assortiment is beperkt. Dat wil zeggen dat er weinig luxe artikelen te koop zijn. Maar dat zou je niet zeggen als er moet worden afgerekend: zo ontzettend duur. In de supermarkt kunnen we stukken goedkoper het eten kopen, maar dat mag niet en we hebben er ook geen tijd voor. Wij bepalen wat er wordt gekookt, die vrijheid hebben we nog wel. Na de maaltijd is het weer tijd voor koffie of thee, hierna kan je nog limonade en wat lekkers delen.
En zo is de dag weer om. De meeste bewoners worden in de loop van de avond naar bed gebracht. Bewoners die in rolstoelen zitten zijn vaak doodmoe omdat zij een lange tijd in dezelfde houding zitten en ook niet meer kunnen zeggen dat zij moe zijn dus vallen zij in hun stoel in slaap. Als de mensen niet eten of slapen zou het tijd moeten zijn voor gezelligheid en verstrooiing, een boekje lezen, tv kijken, leuke dingen doen, voor zover de bewoners daartoe nog in staat zijn. Wij hebben lectuur maar die is net zo bejaard als de bewoners omdat het in de loop van vele jaren gekregen is. Er zijn bewoners die de tekst niet meer kunnen lezen of begrijpen. Wij zouden meer hebben aan boeken met plaatjes. Maar het gaat niet om die boekjes, maar om aandacht. Aandacht geven, aandacht krijgen. Soms, als ik tijd heb, lees ik weleens een kort verhaal of een gedichtje voor. Eigenlijk zou dat altijd moeten kunnen en koks en huishoudelijk personeel weer in dienst genomen moeten worden zodat wij meer tijd hebben om onze bewoners aandacht te geven. Dat is toch waar het om gaat, liefdevolle aandacht.
Er zijn meerdere afdelingen in het huis. Een afdeling heeft meerdere woningen waar zes, zeven mensen hun dagen slijten. Zo’n woning- ook wel huiskamer genoemd, is niet klein en niet groot. Zo’n vijftig vierkante meter, misschien iets meer. Er staan een tafel, wat stoelen en een tv in en een kast. De woning waar ik werk staat vol met prulletjes van de voormalige bewoners. De keuken is goed ingericht. Soms zijn er (te)huisdieren, vissen of zo. Wij hebben Coco, een papegaai die ooit eens is binnengebracht door familieleden van een bewoner. Het dier praat plat Utrechts. De bewoners zijn er blij mee.
De slaapkamers liggen in de directe nabijheid van de huiskamer. Sommige bewoners slapen in hun eentje, er zijn er ook die een kamer delen met een andere bewoner. Elke bewoner heeft een eigen badkamer of deelt die met een ander. De kamers mogen voor zover het mogelijk is en het geen hinder in de verzorging geeft, naar eigen idee worden ingericht. Alleen de lampen en gordijnen mogen niet vervangen worden. Per woning werkt er één verzorgende die echt alles moet doen. Medicijnen toedienen, eten maken, wassen, rapporteren, sjouwen, vergaderen. Het is een gesloten systeem waarin de mens- de bewoner, centraal zou moeten staan, maar dat helaas niet doet. Ik weet ook niet waarom ik dit werk volhoud. Ik heb het gevoel dat ik mensen in de steek laat als ik ermee zou kappen.
Bewoners die een tv op de kamer hebben kunnen zelf nog zappen en dat is fijn. De meeste mensen kunnen dat niet meer en dan zet de zuster een zender op waarvan zij denkt dat het leuk voor die bewoner is. De tv in de huiskamer wordt ook zo gebruikt, ik geef zelf altijd mogelijkheden aan waar de mensen naar kunnen/ willen kijken. Meestal zijn dat Nederlandse programma’s. Maar er staan ook vaak tv-programma’s op waar geen hond naar kijkt. Als het maar beweegt, zo wordt er blijkbaar gedacht. De mensen worden dan rond de televisie gezet en kijken naar een programma dat zij niet begrijpen. Misschien omdat sommige personeelsleden dat willen volgen tijdens hun werkzaamheden.
In de huiskamer waar ik werk zetten wij voor het ontbijt vaak het journaal al aan. Voor diegene die daar naar willen luisteren/kijken. Daarbij wel oog houdend op wat voor nieuws het is en wat het eventueel kan doen bij de mensen. Knallende Kalasjnikovs en gijzelingen geven maar onrust. En ook de berichten over de ‘zorg die verandert’, maar dan bij ons, het personeel.
*Namen in deze tekst zijn gefingeerd om de identiteit te beschermen.
Rob de Klerk zegt
Wat een fijne stukjes om te lezen, Karin, je kan prachtig schrijven.
Ik heb zelf drie jaar (inclusief het corona-jaar) in een gesloten instelling in mijn woonplaats gewerkt als vrijwilliger en vond vooral de aspecten die contact (door woord of gevoel) bewerkstelligden heel fijn en ik werd niet gehinderd door verzorgende, huishoudelijke of protecollaire taken die jullie arbeid zo verzwaren.
Ik ben nu bijna 85 en het werk werd mij te zwaar, ik zou zo weer terug willen als ik jouw teksten lees.
Ik hoop dat je nog veel in het BD gaat publiceren of ben je nog op een andere manier te volgen?
Hartelijke groet van Rob de Klerk.
(De andere) Dick zegt
Mooie inkijk in wat er echt in de zorg gebeurt. Mooi hoe je zo letterlijk het lijden van mensen kunt beperken. Ik werk niet in de zorg maar ben al een flink aantal jaren vrijwilliger. Ik rij met oudjes rond voor een dagje uit (een grote instelling die 2 rolstoelbussen heeft). En ik kook 1 keer per week voor een groep ernstig meervoudig gehandicapte kinderen. Ik mag het zelf bedenken, kan zo van dag wisselen (de kinderen eten 7 dagen per week, gek hè?😀) en eet gezellig mee. Ik doe dit om de begeleiders een dagje te ontlasten. Die moeten namelijk ook zelf koken. Waarom schrijf ik dit? Omdat ik denk dat heel veel mensen dit kunnen doen. Je moet toch zelf ook koken en eten. Waarom niet een dagje daar? Kost mij 1,5 uur per week die ik anders ook nodig zou hebben voor dit ritueel. Er is altijd wel een instelling die je graag wilt hebben. Met oud of jong. Je proeft, voelt, ruikt waar het in de zorg om gaat. En misschien is er op een dag wel iemand die voor jou een dagje komt koken (of iets anders doen). Karma?
Mieke zegt
Je hebt je hart op de goede plek. Je wéet waarom je dit werk blijft doen: voor de mensen die aan jouw zorgen zijn toevertrouwd. Goed dat je je mond open doet en vertelt hoe het er werkelijk aan toe gaat in onze zorginstellingen voor onze ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen. Misschien kan onze staatsecretaris worden uitgenodigd een dagje opgenomen te worden en 24 uur dezelfde verzorging te krijgen!