Ik heb altijd een wat ongemakkelijke relatie met boeddhistische feestdagen gehad. Dat werd ik me bewust toen ik vorig jaar door twee studentes van een Hogeschool uit Gent werd benaderd met vragen over het boeddhisme voor een presentatie die ze moesten houden. Ze hadden me een lijstje gestuurd en een van de vragen ging over boeddhistische feestdagen. Het drong tot me door dat de feesten niet leefden voor mij. Ik was er niet vertrouwd mee. Vermoedelijk zal ik hierin niet alleen staan. Een verwarrende constatering, want het staat haaks op de betekenis van mijn beoefening. Mijn leven draait om meditatie, bestudering van teksten, dagelijkse rituelen, sesshins, vrijwilligerswerk: mijn werk als geestelijk verzorger, bezoek en correspondentie met een medemens die een levenslange straf uitzit, wekelijkse ontmoetingen met bewoners van een verpleeghuis, enzovoorts. Leven in het teken van aanwezig zijn en luisteren en een beetje lachen om de absurditeiten waar het leven ons voor stelt. Een contradictie: met de intentie de bodhisattva geloften leven, maar vanwege een ervaren culturele kloof, afhaken bij de viering van boeddhistische feestdagen. Tot vorige maand, toen ik via een zoomlink deel nam aan de viering van Hanamatsuri en ‘the invisable visable’ werd.
Een aantal van de belangrijkste boeddhistische feesten noem ik hier. Met Hanamatsuri, ook wel bloemenfeest genoemd, wordt op 8 april in Japan de geboortedag van de Boeddha gevierd. Het is een van de belangrijkste feesten binnen de Mahayana traditie. De Chinese ch’an traditie viert de geboortedag een maand later op 8 mei met Vesak. Tegelijk wordt dan ook het feest van de verlichting en parinirvana van de Boeddha gevierd. Vesak wordt vrijwel overal ter wereld in de meeste boeddhistische tradities gevierd. Voor de viering van de verlichting en parinirvana van de Boeddha staan er naast Vesak nog aparte feestdagen op de kalender, zoals Rohatsu op 8 december en op 8 of 15 februari Parinirvana. Tenslotte zijn er nog allerlei lokale festiviteiten die vooral binnen de culturele context van de betreffende landen betekenisvol zijn.
Naast de geboorte van de Boeddha op Hanamatsuri vieren Japanners in dezelfde periode ook het begin van de lente als in Japan de kersenbloesems (sakura) in bloei staan, vergelijkbaar stel ik me voor, met de schoonheid en kracht van uitbottende bomen[1] in ons land. Struiken en bomen bloeien uitbundig en dat roept bij boeddhisten beelden op van de tuin in Lumbini die, op het moment van de geboorte van de Boeddha 2500 jaar geleden, overvloedig in bloei stond.
Beide feesten Hanamatsuri en Hanami dragen de symboliek van het nieuwe leven dat tegelijk de vergankelijkheid in zich draagt. De tedere schoonheid van de kersenbloesems, die na een korte bloeiperiode neerdwarrelen en bloementapijten op de grond vormen, staat symbool voor ontstaan en vergaan, geboorte en dood, de cyclus van leven-dood. Hanami wordt uitbundig gevierd en mensen komen massaal bijeen om met familie, vrienden en geliefden onder de bomen te picknicken tot diep in de nacht bij de verlichting van lantaarns die in de bomen zijn gehangen. Voor het feest van Hanamatsuri komen ook massa’s mensen op de been. Ze verzamelen zich in lange rijen voor de tempels. De traditie stamt uit de vijfde eeuw. Bezoekers scheppen met een bamboe lepel geurige, zoete hortensiathee, ama cha[2], en gieten dit voorzichtig uit over het beeld van de baby boeddha. De hortensiathee staat symbool voor de twee waterstromen waarmee Siddhartha Gautama en Maya zijn moeder na de geboorte door de goden werden besprenkeld en de bloementhee is zoet, omdat volgens de legende de dauw die op de dag van de geboorte op de bladeren lag, zoet was. Kinderen maken deel uit van het feest; ze representeren het jonge leven en dragen bloemen in het haar ter ere van de baby boeddha.
Onverwacht was ik zelf deelnemer van deze ceremonie. Ik had me aangemeld voor de Ango, de Spring Practice Period van het Upaya Zen Center[3] in New Mexico en het ritueel van Hanamatsuri viel midden in die periode. De liturgie was in de zendo en concentreerde zich rond het met tulpen en narcissen versierde altaar met de baby boeddha in het centrum. Tijdens het reciteren van teksten[4], voerde de celebrant het badritueel uit, gevolgd door de aanwezige deelnemers, die steeds twee aan twee naar het altaar liepen en elk met een houten pollepel het zoete water uitschonken over het beeldje. Het ritueel werd afgesloten met het reciteren van: The verse for bathing the buddha.
Van oudsher worden boeddhistische feestdagen overal ter wereld in tempels volgens de traditie van de eigen lineage gevierd. Tenzij je aan een tempel bent verbonden, vergt het voor de gemiddelde lekenbeoefenaar best wel wat daadkracht om deel te kunnen nemen aan bijvoorbeeld een feest als dit. En dan heb ik het nog niet eens over de culturele kloof die een barrière kan vormen om deel te nemen. In de vijfentwintig jaar van mijn beoefening kon een belangrijk mahayana feest als het baden van de Boeddha vermoedelijk daardoor nooit tot leven komen. Ik zag het vooral als een folkloristisch ritueel en weet mijn houding aan culturele verschillen. Ik was er niet bepaald intiem mee, de waarde en betekenis van het ritueel ontgingen me volledig.
Tot het moment mijn ogen en hart zich openden door onverwacht deel te worden van het ritueel vorige maand in Upaya. Maar mijn hart opende zich wezenlijk toen overeenkomsten tot mij doordrongen met het geboortefeest van de christelijke traditie waarmee ik opgroeide. Het kerstfeest, waarvan de datum gelinkt is aan de datum van de zonnewende van de antieke Romeinse kalender, waarop de belofte van het licht en komende lente worden gevierd. Het kerstfeest verbonden met de seizoenen en de gang van de zon en de planeten. Ineens was er een verband met het boeddhistische geboortefeest van de lente, wat alles deed kantelen en er voeling kwam met het bad ritueel, zoals toen ik als kind een dekentje van watten over het kindje Jezus mocht leggen, opdat hij het warm zou hebben in die kale kribbe en er een kaarsje bij mocht aansteken, terwijl in de schemering kerstliedjes klonken.
In de boeddhistische feesten worden belangrijke gebeurtenissen in het leven van de Boeddha gevierd, geboorte, verlichting, de eerste preek en parinirvana. Thematisch is er een overeenkomst met de christelijke feestdagen van de liturgische kalender, die belangrijke momenten uit het leven van Jezus, de geboorte, het overlijden, openbaring en opstanding gedenken. Doordat ik de analogie tussen beide zag, gingen de boeddhistische feesten als het ware open en werden betekenisvol, maar er gebeurde meer. De feesten van de beide tradities werden zelfs betekenisvoller, omdat (culturele) barrières verdwenen en ik er mee samen kon vallen. Dat is de betekenis van intiem worden met de liturgie van religieuze feesten en rituelen, ze geven betekenis aan mijn leven; aan onze eigen geboorte, ons ontwaken en onze eigen dood. Ze zeggen iets over ons en onze relatie tot de wereld, ze zeggen iets over onze relatie met leven-dood. De vier elementen die op het altaar staan: aarde (bloemen), vuur (kaarsen), wind (wierook) en het altijd aanwezige leven brengende en zuiverende water, het zijn de bouwstoffen van ons eigen fysieke lichaam en ze staan tegelijk symbool voor alle generaties die ons zijn voorgegaan in de rituelen, onze praktijk die zich in ieder moment kan verdiepen en vernieuwen.
Met grote dankbaarheid aan alle grote leraressen en leraren die ons zijn voorgegaan en in diepe dankbaarheid jegens allen die een gids zijn op dit oeroude pad.