In het uitgebreide oeuvre van Thich Nhat Hanh is Understanding Our Mind een bijzonder boek. Geïnspireerd door klassieke boeddhistische denkers componeert hij in versvorm een werk waarin hij zijn leraarschap probeert te voorzien van een fundamentele, theoretische grondslag.
Hsuan-Tsang kruiste mijn spoor voor het eerst in een boek dat ik las van Thich Nhat Hanh, Boeddha in lichaam en geest (2008). Achterin het boek staat een bijlage, getiteld ‘Verzen over de kenmerken van de acht vormen van bewustzijn’ door meester Hsuan-Tsang.
Tegenwoordig, na langdurige studie en meditatie, is deze tekst voor mij gesneden koek, maar indertijd werd ik danig in verwarring gebracht door zinnen als deze: “Verduisterd, met een object dat het in zich heeft een verbinding te leggen tussen de Minnaar en zijn Geboortegrond, volgt het zevende bewustzijn voortdurend zijn grondslag, en hecht zich eraan als een zelf.”
Hsuan-tsang (ongeveer 596-664) geldt in de boeddhistische geschiedschrijving als één van de helden die ervoor hebben gezorgd dat klassieke geschriften de tand des tijds hebben overleefd.
Gewaagd avontuur
Op 33-jarige leeftijd ondernam deze Chinese monnik een gewaagd avontuur. Hij was niet tevreden over een aantal onbesliste doctrinaire disputen tussen verschillende boeddhistische scholen in zijn vaderland. De onderliggende teksten waren incompleet. Kon het verre India uitkomst bieden? Zouden er daar leraren en teksten te vinden zijn die de situatie in China verder konden helpen?
In weerwil van officiële tegenwerking aanvaardde hij een reis die bij elkaar zeventien jaar zou duren. Niet zonder gevaar voor eigen leven trok hij door de lappendeken van gebieden die Centraal Azië in die tijd rijk was. Overal bezocht hij, als ze op zijn pad kwamen, boeddhistische kloosters, hinayana zowel als mahayana.
Schematische weergave van de kenmerken van de acht vormen van bewustzijn: Het veld van de zintuiglijke waarneming omvat in het boeddhisme van oudsher zowel de vijf zintuigen (de bolletjes aan de bovenrand van de afbeelding) als het bewustzijn, dat immers ‘mentale waarnemingen’ doet (het gedeelte boven de rode streep). Het gedeelte onder de rode streep symboliseert het ‘opslagbewustzijn’, in de filosofie van Yogacara de oorsprong van alle mogelijke ervaring. De rode streep staat voor ‘manas’, het beperkte (zelf)bewustzijn dat de ervaring van psychofysische eenheid splitst in subject en object. De afbeelding is uit een transcriptie die een toehoorder maakte van een lezing van Thich Nhat Hanh over de acht vormen van bewustzijn, een theorie die mede door Hsuan-Tsang is geformuleerd. Met deze theorie wilde Yogacara de leegte van alle fenomenen (dharma’s) in de stroom van de ervaring op een positievere manier onderbouwen dan Nagarjuna deed. Yogacara probeerde in een grote synthese eveneens een brug slaan tussen de praktijk van een meditatief leven en klassieke boeddhistische leerstukken zoals skandha’s en karma (zie mijn eerdere artikel ‘Mediteren in drie sferen’).
Volgens de overlevering kreeg hij vele aanbiedingen van lokale heersers om te blijven en het boeddhisme te verbreiden. Maar hij volhardde en belandde in India waar hij kennismaakte met een bloeiende boeddhistische gemeenschap en met vertegenwoordigers van verschillende scholen. Hieronder ook Yogacara, de school die tot uitgangspunt van zijn denken de voorstelling neemt waarin fenomenen in een vloeiende stroom aan het bewustzijn verschijnen (zie hierover mijn eerdere artikel ‘Mediteren in drie sferen’).
Uiteindelijk keerde Hsuan-Tsang in China terug met een schat aan boeddhistische inzichten en documenten, waaronder de tekst van de Hartsutra. Om zijn vertrouwdheid met de toestand in de wereld wilde de keizer hem aan het hof dicht bij zich houden. Maar Hsuan-Tsang wilde zich met een team van assistenten het liefst in afzondering methodisch wijden aan zijn levenswerk: het vertalen van zoveel mogelijk van de meegebrachte stukken en het schrijven van commentaren daarop.
Naar verluidt om zich de keizer van het lijf te houden, heeft Hsuan-Tsang het verslag dat hij van zijn omzwervingen heeft bijgehouden, omgewerkt tot een door latere generaties gepopulariseerd boek. Voor historici en archeologen is dit een bron geworden vol informatie van onschatbare waarde over de geschiedenis van Centraal Azië en India in die periode.
Theoretische grondslag
In de boeddhistische vorming van Thich Nhat Hanh heeft naast de Chinese Huayan-traditie (‘interzijn’) ook Yogacara een grote rol gespeeld. Als novice in een Vietnamees zenklooster bestudeerde hij de verzen van Vasubandhu, een van de stichters van de Yogacara-school in India, aan de verdere doorontwikkeling waarvan Hsuan-Tsang drie eeuwen later in China een vervolg gaf. Thich Nhat Hanh vertelt dit in een ander boek van zijn hand, Understanding Our Mind (2006). Van dit boek is helaas geen Nederlandse vertaling beschikbaar.
Understanding Our Mind is in het uitgebreide, in hoofdzaak ‘toegepaste’ oeuvre van Thich Nhat Hanh een bijzonder boek. Geïnspireerd door de verzen van Vasubandhu componeert hij zelf in versvorm (de ‘Vijftig verzen over de aard van het bewustzijn’) wat je zou kunnen noemen: een abhidharma voor de eenentwintigste eeuw, een werk waarin hij zijn leraarschap probeert te voorzien van een fundamentele, theoretische grondslag.
Thich Nhat Hanh voegt zich in een traditie van boeddhistische denkers die hun filosofie in verzen uitschreven. Naast Vasubandhu geldt dat bijvoorbeeld ook voor Nagarjuna, de Indiase filosoof die anderhalve eeuw eerder het leerstuk formuleerde van de leegte als afwezigheid van inherente existentie.
In Understanding Our Mind schrijft Thich Nhat Hanh in afzonderlijke hoofdstukken zijn commentaar op ieder vers uit. Al doende steekt hij Yogacara in een eigentijds jasje van zijn interpretatie van ‘interzijn’ en brengt hij de ideeën van deze oude boeddhistische school binnen de verstaanshorizon van de moderne, westerse beoefening.
Thich Nhat Hanh toont zich in zijn boeken een zeer breed georiënteerde boeddhist, die zijn klassieke scholing mede verraadt door zijn vermogen om bijvoorbeeld ook uit de sutra’s van het oorspronkelijke boeddhisme te putten, wanneer dit uitkomt. In Understanding Our Mind toont hij zich eveneens thuis op het gebied van de moderne westerse filosofie wanneer hij parallellen trekt tussen boeddhisme en denkers als Immanuel Kant en Jean-Paul Sartre. Ik laat even in het midden of deze parallellen in termen van de westerse filosofie ook door de beugel kunnen.
Mystiek
In wezen ondermijnt Thich Nhat Hanh, zonder dit hardop te zeggen, een pijler onder de geromantiseerde voorstelling van menig westers boeddhist dat inzicht zich exclusief in de mystiek van de meditatie openbaart. Hij laat zien dat beoefening niet alleen bestaat uit prajna, de praktische wijsheid van leven in aandacht, maar ook uit denken, studeren en reflectie.
Ook voor zijn eigen volgelingen schuilt hier een les in. Aanschuiven in een lokale sangha zou vergezeld behoren te gaan van scholing in de boeddhistische beginselen. Zoals ik zijn beweging ken, zou hierin in de praktijk ogenschijnlijk een achilleshiel kunnen schuilen.
Verspreid over de wereld heeft Thich Nhat Hanh vele lezingenreeksen gehouden over zijn uitleg van de aloude abhidharma’s, de oorspronkelijke boeddhistische filosofie en psychologie. Op het internet kun je transcripties vinden die toehoorders hebben gemaakt van zulke leerredes. Understanding Our Mind is gebaseerd op een aantal achtereenvolgende collegeseries tussen 1989 en 1998 in de Verenigde Staten en in verschillende Europese landen.
Thich Nhat Hanh zelf lijkt het woord zen in zijn uitingen het liefst te vermijden. Te sektarisch? Toch is hij een zenmeester met een onbetwiste dharmatransmissie in de Vietnamese lijn van Lin-chi (Rinzai). Door zijn levende voorbeeld toont hij ondertussen collega-leraren van westerse signatuur wel dat zenboeddhisme niet afkerig hoeft te zijn van intellectuele activiteit, en dat het over meer gaat dan zitten op een kussen totdat je een ons weegt.
Zijn versie van geëngageerd boeddhisme lijkt mede zijn antwoord op het gevaar van het morele vacuüm dat dreigt voor het soort zen dat zichzelf verliest wanneer het te veel opgaat in een onderstroom van quiëtisme, gebaseerd op de veronderstelde wonderwerking van de momentane beleving.
Herijkt
Understanding Our Mind is geen gemakkelijk boek. Het vereist een bereidheid je te verdiepen in de filosofie van het boeddhisme. Het hart van Boeddha’s leer (2010), een ander boek van Thich Nhat Hanh dat wel in het Nederlands is uitgegeven, biedt een toegankelijker introductie tot zijn visie op leer en praktijk.
Ik vind Understanding Our Mind ook na veelvuldige bestudering niet altijd even duidelijk. Het ene soort bewustzijn is in het ene hoofdstuk zus en in het andere hoofdstuk zo. Ook na het nodige puzzelen blijven er losse eindjes over. Je moet bijna een commentaar gaan schrijven op het boek om uit te leggen wat de auteur precies bedoelt.
Dit zie je wel vaker bij Thich Nhat Hanh. Veel van zijn boeken zijn gebaseerd op voordrachten waarin hij hardop denkend formuleert. Als je poëtisch bent aangelegd, en je alles in alles aanwezig weet (‘interpenetratie’), dan kan de helderheid van je betoog hier wel eens onder lijden.
Klare wijn
Deze kleine, kritische noten laten evenwel onverlet dat Understanding Our Mind in zijn soort een uniek document is, een tractaat waarin de leer gegrondvest en naar het begripsvermogen van een nieuw publiek herijkt wordt. Op dezelfde wijze zijn, historisch gezien, sutra’s en andere teksten geschreven en ververst wanneer het boeddhisme op reis ging naar nieuwe groepen en culturen.
Er is nog een andere reden waarom ik Thich Nhat Hanh’s abhidharma voor de eenentwintigste eeuw uniek noem. Op enkele uitzonderingen na lijkt de intellectuele geschiedenis van het boeddhisme sinds, pakweg, het jaar 1000 wel het karakter te hebben van stilstaand water. De grondslagen zijn gelegd in de vijftienhonderd jaar na het optreden van Shakyamuni Boeddha en sindsdien wordt er doctrinair vooral braaf herkauwd. Dezelfde mantra’s klinken tot vervelens toe. Oude wijn in oude zakken: komt daar wel klare wijn uit? Waar is de verbinding met het eigentijdse verstaan?
Meer dan andere boeddhistische leraren toont Thich Nhat Hanh een openheid naar de kracht én de nood van ‘de’ westerse cultuur. Dat is mooi, maar één nieuwe abhidharma in duizend jaar tijd oogt wat karig voor een boeddhisme dat zich zo graag laaft aan een zelfbeeld van vitaliteit en adaptief vermogen.
–
Een Nederlandse vertaling van de ‘Vijftig verzen over de aard van het bewustzijn’ vind je in dit artikel: https://boeddhistischdagblad.nl/achtergronden/24801-vijftig-verzen-de-aard-van-het-bewustzijn/
Dit is het zesde deel in een serie ‘Bronnen van het boeddhisme’ waarin ik de Dharma op een eigentijdse manier bevraag, op zoek naar verbinding.
Copyright van het Boeddhabeeld hierboven, Katinka Hesselink, http://boeddhadagboek.nl/belichaamd-boeddhisme-online-wereld/