Agnostisch, atheïstisch, pragmatisch en seculier boeddhisme. Ze verschillen op accenten, maar de beweging erachter is hetzelfde: boeddhisme moderniseren. Waarom zou dat nodig zijn? En voor welke opgaven staan moderniserende boeddhisten in Nederland? Een beschouwing.
Het zijn lastig vragen waarop nauwelijks antwoorden bestaan. Boeddhisten en wetenschappers publiceren er weinig over, merk ik. Daarom doe ik zelf een losse poging. Zie het als een aanzet, een discussiestuk.
Wat is er aan de hand?
Boeddhisme kampt met twee problemen, begrijp ik, van Winton Higgins van de University of Technology in Sydney.
Enerzijds gaat de kern van de boeddhistische leer verloren in de wirwar van verschillende canons, doctrines, oefeningen, organisaties en geloven die het boeddhisme rijk is. Wij hebben dit in het Westen lange tijd genegeerd of gewoon gemist. Het boeddhisme sprak gezamenlijk als een kleine familie met dezelfde achternaam. Maar het blijkt nu een heel dorp. En niemand weet precies wat de dorpsoudste heeft gezegd. Dat maakt het voor buitenstaanders als westerlingen lastig om mee te praten.
Anderzijds knellen oude tradities. Sommige traditionele culturele en religieuze kanten van boeddhisme passen minder goed bij de moderne maatschappij. We hebben het dan niet alleen over Tibetaanse keelzang en theravadisch aalmoezenieren. Denk ook aan de ondergeschikte rol van vrouwen en gebrekkige democratie in de boeddhistische top. En dat beperkt zich niet tot onze westerse maatschappij, want ook in Azië roepen sommigen om een boeddhisme dat beter past in de moderne maatschappij. Terecht of niet, het knelt en op sommige plekken is meer ruimte nodig.
Neem mij bijvoorbeeld. Ik ben westers, wetenschappelijk geschoold en boeddhist. Dat knelt. Want enerzijds kan ik als westerling weinig met het getoeter van bewierookte Tibetanen, anderzijds kan ik me maar moeilijk een weg banen door het doolhof van allerlei soorten boeddhisme. Verschillende culturen, religieuze poeha en een ondoorzichtig boeddhistisch bouquet staan me in de weg. Het voelt alsof achter-achter-achterkleinkinderen van geïmmigreerde boeddhistische leken me de dharma proberen te leren. Dat werkt niet. Daarom zoek ik zoveel mogelijk de kern van de leer.
Acties
Anderen doen dat ook. Ook zij hebben overzicht nodig om hoofd- van bijzaken te scheiden. Dat kan op allerlei manieren. Je ziet dan ook allerlei vernieuwende bewegingen ontstaan (vooral in het buitenland), zoals agnostisch, atheïstisch, pragmatisch en seculier boeddhisme. Hoewel ze qua inhoud en aanpak verschillen, richten ze zich uiteindelijk op hetzelfde: boeddhisme moderniseren voor betere inpassing in een specifieke (sub)cultuur.
Sommigen houden daarbij vast aan oude tradities, maar proberen die op een andere manier toe te passen. Een voorbeeld zijn sociaal geëngageerde boeddhisten. Zij kruipen uit de traditionele schulp om allerlei sociale, economische, ecologische en politieke problemen met traditionele kennis en vaardigheden te helpen oplossen. In Nederland zou je de oproep om maatschappelijk boeddhisme door Han F de Wit er onder kunnen scharen.
Anderen laten de oude tradities gedeeltelijk of zelfs zo veel mogelijk los. Zij graven de oude wortels uit en houden ze tegen het licht. Denk aan het seculier boeddhisme van Stephen Batchelor. Hij wilde een verschoond boeddhisme, gewassen van allerlei culturele en religieuze vervuiling van de afgelopen 2500 jaar. En hij wilde een praktischer boeddhisme, los van alle wetenschappelijk onbewijsbare aannames en geloven. Terug naar de kern van de dharma, stelt hij, waarbij we die tekst kritisch moeten lezen en waar nodig moeten herformuleren. Wat overblijft is een kale dharma die makkelijker in te passen is in een moderne maatschappij.
Ook in Nederland zijn seculiere vormen van boeddhisme, zoals het advayavada boeddhisme dat John Willemsens propageert.
Reacties
Vernieuwing wringt. Hier en daar barst het op de breuklijn tussen de boeddhistische traditie en de moderne wereld.
Een voorbeeld is de weinig chique publieke rel tussen B. Alan Wallace en Stephen Batchelor. Seculier boeddhisme zou arrogant en hypocriet zijn. Het evenaart zelfs Chinese anti-boeddhistische staatspropaganda, schrijft Wallace.
Zijn angst is dat secularisering de dharma verbastert en verminkt. Neem een belangrijk idee als afhankelijk ontstaan. Deze stelling over de aard van alles wat bestaat en dat is vooralsnog wetenschappelijk onbewijsbaar. Daardoor valt het buiten de interesse van seculier boeddhisme, want Batchelor wil af van zulke onbewijsbare stellingen. Maar dit is een belangrijk en fundamenteel begrip voor alle andere boeddhistische kernbegrippen, zoals zelfloosheid en vergankelijkheid. Als je dat afwijst of herformuleert, dan heeft dat onvermijdelijk gevolgen voor de rest van de dharma. Het risico op verbastering en verminking loert dus in de luwte.
Wallace’s angst is in dat opzicht begrijpelijk, maar ook ongepast fel. Het is nuttiger om elkaar te helpen dan neer te sabelen. Al is het maar omdat de modernisering gewoon doorgaat.
Tussenstap
Want wat mij betreft zijn deze nieuwe vormen van boeddhisme een tussenstap: ze ontbloten slechts de dharma. Eenmaal bloot past het makkelijker in westerse kleren. En dat maakt het voor westerlingen makkelijker om de dharma in eigen cultuur te volgen.
Maar we zijn er nog niet. Voorlopig bekijken we elkaar nog voor het eerst naakt.
Volgende stap
Na het strippen van de dharma volgt, denk ik, de inpassing in de nieuwe culturele omgeving. Om daarin succesvol te zijn, schrijft professor religieuze studies David McMahan in zijn boek The making of buddhist modernism, moet het kunnen omgaan met die moderne maatschappelijke vraagstukken.
Dat betekent in het Westen dat het boeddhisme moet zien te overleven tussen de wortels van de westerse cultuur:
- protestantisme,
- rationalisme en
- romantisch expressivisme.
Anders gezegd:
- westerlingen schuwen religieuze organisaties,
- denken kritisch en
- ontplooiing.
Niet allemaal natuurlijk, maar dit zijn wel diepe wortels van de westerse cultuur. Een modern westers boeddhisme moet daar ruimte aan geven. De kale dharma, zoals die van seculier boeddhisme, kan dat gedeeltelijk. Het is zonder culturele belemmeringen dan wel makkelijker in te passen, maar het biedt nog geen nieuwe oplossingen voor specifieke westerse problemen.
Denk bijvoorbeeld aan democratisering van boeddhisme om machtsconcentratie tegen te gaan. Een typisch modern vraagstuk, aldus McMahan. Dit speelt ook in Nederland. Het is naar mijn inzicht precies waar de discussie over de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) over gaat.
De BUN is de officiële gesprekspartner van de rijksoverheid voor alle boeddhisten. Maar het is eigenlijk weinig meer dan een brancheorganisatie voor organisaties met (een vorm van) boeddhistische grondslag. Het vertegenwoordigt bijvoorbeeld geen individuele boeddhisten. Die hebben daardoor geen inspraak in de toekomst van boeddhisme in Nederland.
Moderniserende bewegingen als het seculier boeddhisme hebben voor dit soort vervolgstappen voor zover ik kan overzien nog geen oplossing. Zij weken zich dan wel los van religieuze organisaties, maar bieden nog geen democratisch alternatief. Zij ontberen nog een heldere visie over relevante maatschappelijke vraagstukken.
Toekomst
Met welke vorm van westers boeddhisme we zullen eindigen, weet ik uiteraard niet. Er zijn wel de eerste tekenen van mensen die moderne boeddhistische stromingen proberen te clusteren en ordenen. Daaruit kun je een richting destilleren.
Neem filosofieprofessor Robert M. Ellis. Hij zet de stromingen uiteen op grond van hoe ze tot ‘ware’ kennis komen. Hij noemt er meerdere; persoonlijk denk ik dat we op minimaal twee nieuwe eigen vormen van westers boeddhisme uitkomen: de een gestoeld op de wetenschappelijke methode (zeg maar externalisten), en de ander op de persoonlijke ervaring (internalisten).
Daarnaast voorzie ik als reactie op deze modernisering dat sommigen de oude tradities fundamenteel zullen benaderen.
Opgaven in Nederland
Afsluitend deel ik een aantal belangrijke opgaven die ik voor het Nederlands boeddhisme zie in het licht van het voorgaande.
1. Statenvertaling van de dharma
Nederland mist een breed gedragen, officiële vertaling van de dharma. We hebben één canon en één vertaling nodig – een Statenvertaling. De beste poging daartoe lijkt me de (nog incomplete) klassieke tekstbibliotheek, maar die is vooralsnog incompleet. Bovendien kan ik me voorstellen dat sommigen het oneens zijn met deze vertaling.
Hoe dan ook, zonder een eenduidige en algemeen erkende dharma met gedegen leeswijzer, blijft het boeddhisme voor velen ontoegankelijk en onbegrijpelijk. Je moet bijna Sherlock Holmes zijn om te weten wat je moet lezen, en een universitaire graad hebben om te begrijpen wat er staat. Dat kan beter.
2. Toegankelijkheid sangha
Niet alleen de dharma kan toegankelijker, ook de sangha’s. Ze zijn er weinig, verstopt en van sterk uiteenlopende kwaliteit. Het accent lijkt op zen en commercie te liggen. De vraag is of dat de dharma ten goede komt, want beide besteden ondermaats aandacht aan het juiste inzicht, als je het mij vraagt. Bovendien gaan aardig wat sangha’s schuil achter hoge dijken en dikke bossen. Dat is begrijpelijk met oog op rust en vrede, maar het beperkt ook de bereikbaarheid voor (aspirant-)boeddhisten. Terwijl dat contact beide partijen kan dienen, lijkt me.
3. Maatschappelijke toepassing van de dharma
De sangha’s in Nederland zijn dus weinig zichtbaar, terwijl zij toch onderdeel zijn van onze westerse cultuur en maatschappij. Zij hebben kennis om maatschappelijke problemen op te lossen, maar doen er op dat niveau niets mee.
Wat mij betreft stapt het boeddhisme wel de samenleving in.
Niet de sangha’s zelf, maar flankerende non-profit en niet-gouvernementele boeddhistische organisaties. Zij zouden hulpbehoevenden moeten bijstaan op basis van de dharma, zonder zich op religieuze beleving te richten. Net als christelijke hulporganisaties. Zo zie ik ook kansen voor een landelijke jeugdorganisatie om de tweede generatie boeddhisten op te vangen: de Hollandse jongeren die zijn opgegroeid met boeddhistische ouders.
Wat zie jij als toekomst van boeddhisme in Nederland?
Uiteraard zijn er meer opgaven dan deze drie. Dit zijn degene die ik zo voor de vuist weg vanaf de zijlijn zie. Misschien zie jij het anders of zie je nog veel belangrijkere?
Patrick Demeester zegt
Ik hoop echt dat die discussie van de grond komt.
Met belangstelling zal ik die volgen vanuit het Belgische La Gaume.
Patrick Demeester zegt
Kan iemand mij zeggen of schrijven wanneer Stephen Bathelor overleden is?
Joop Ha Hoek zegt
Stephen is helemaal niet dood, we haalden 2 grootmeesters door elkaar, Batchelor en Bernie Glassman. In het betreffende artikel hebben we Stephen weer tot leven gewekt. Een lang en gelukkig leven.
Ujukarin zegt
Hmmm.. dat er weinig veranderd is sindsdien betekent niet dat de wensen/adviezen toen goed waren en dat nu nog steeds zouden zijn. Om een paar replieken op zijn adviezen te geven:
A] “Nederland mist een breed gedragen, officiële vertaling van de dharma. We hebben één canon en één vertaling nodig – een Statenvertaling”
Dit is minder juist dan 7 jaar terug omdat de Janssen/De Breet-vertaling kompleter wordt. En voor wie de Pali-soetra’s de hoofdbron van boeddhisme zijn, is de issue dus minder.
Ik snap de auteur echter niet waarom dit zo belangrijk zou zijn. Er zijn beduidend meer boeddhisten, in Maha- en Vajrayana, voor wie de Pali-canon beduidend minder belangrijk is dan andere teksten dan dat er Theravada-volgelingen zijn. En tja, “gaat de kern van de boeddhistische leer verloren in de wirwar van verschillende canons, doctrines, oefeningen, organisaties en geloven die het boeddhisme rijk is” zou ik zelf als een slecht gefundeerde conclusie benoemen.
Elke sangha/school heeft _een_ methode om die kern te verwoorden, ofwel aansluitend bij een Aziatische traditie ofwel een nieuwe Westerse traditie opbouwend. En elk wordt door de andere sangha’s erkend als ‘een legitieme stroming binnen het boeddhisme’. Waarom moet er 1 enkele kern zijn? Religies die zoiets hebben, zoals Bijbel en Koran, hebben echt evenveel scholen/sekten inclusief eigen tekstversies als het boeddhisme heeft!
B] “Toegangelijkheid sangha” en “Het vertegenwoordigt bijvoorbeeld geen individuele boeddhisten. Die hebben daardoor geen inspraak in de toekomst van boeddhisme in Nederland.”
Even een stap terug: Boeddha leerde ons DRIE juwelen. Als iemand individueel boeddhist claimt te zijn, zonder netwerk van spirituele vrienden/innen oftewel een tastbare sangha, dan snapt zhij het niet. Je bent dan gewoon geen boeddhist! Als je wel dat netwerk hebt en inspraak wilt in bredere zaken dan moet er uit te komen zijn om dat netwerk op enige manier met de BUN of aanverwante sangha-koepels te koppelen.
(En ja, sanghas kunnen maatschappelijk meer zichtbaar zijn dan nu zonder in commercie te vervallen – maar alsjeblieft geen evangeliseren op straat…)
C] Maatschappelijke toepassing: niet de sangha’s zelf, maar flankerende non-profit en niet-gouvernementele boeddhistische organisaties. Zij zouden hulpbehoevenden moeten bijstaan op basis van de dharma, zonder zich op religieuze beleving te richten. Net als christelijke hulporganisaties. Zo zie ik ook kansen voor een landelijke jeugdorganisatie om de tweede generatie boeddhisten op te vangen: de Hollandse jongeren die zijn opgegroeid met boeddhistische ouders.
Wel de ‘boeddhistische zuil’ is al behoorlijk opgetuigd, met o.a. geestelijke verzorging, hospice en TV. Hij mag van mij beslist verder, maar m.i. terecht houden veel boeddhisten daar nadrukkelijk de rem vast. Boeddhisme is leven als een Lotus in de vijver, met de wortels in de modder maar de bloemen er fier bovenuit stekend. Er zijn projecten van geëngageerd boeddhisme goed gegaan, Bernie Glassman bijvoorbeeld heeft best een goede naam, maar ook projecten faliekant fout gegaan. Veel Aziatische ‘geëngageerde’ monnikken bijvoorbeeld zijn langzaam afgezakt naar de rol van sociaal-werker-annex-politicus, en kunnen zelfs een actieve rol spelen in etnisch racisme tegen alle niet-boeddhisten. Dus die konden door de nauwe betrokkenheid met de sociale noden van hun publiek de balans niet volhouden en werden geassimileerd door de modder, niet dor de fiere bloem.
Dus ook hier schiet de auteur wel eens te ver door….
With folded palms,
Herald de Jager zegt
Bedankt voor deze fraaie en broodnodige uiteenzetting en nuttige aanvullingen van Ujukarin.
Er wordt gesuggereerd dat de BUN zich bezig houdt met de toekomst van het boeddhisme in Nederland. Dat lijkt me teveel eer omdat het eerder een amateuristische vriendenclub is die twee keer per jaar bijeenkomt zonder beleid, financiën, kracht en visie. De BUN wordt wel als gratis vehikel/verlengstuk van/door de Rijks Overheid gebruikt om haar belangen te reguleren en de leden figureren daar gedwee in mee.
Ujukarin zegt
Dank, Herald.
Inderdaad – als deelnemer/vertegenwoordiger in de BUN en als ex-bestuurslid zie ik ze nog altijd als ‘noodzakelijk kwaad’. Voor bepaalde maatschappelijke dingen rond de boeddhistische zuil, of het initiatief nu van de overheid komt of van een aantal sangha’s, moet je samenwerken.
Ik denk overigens dat de BUN zelf nooit meer pretendeert dan dit; ze hebben geen mening over hoe boeddhisme zelf in elkaar steekt en de mensen kan veranderen, dat zijn 40 individuele meningen van de 40 losse sanghas. Maar binnen die pretenties bespeur ik beslist wel een duidelijke beleidslijn, visie en ‘kracht’ – financien zullen altijd wel een zorgpunt blijven ;-)
With folded palms,