Birmese boeddhabeelden- en amuletten die tegen kogels beschermen. Een gordel met houten fallussen voor jonge mannen die in Thailand de weduwegeest moet misleiden. Monniken die met Pali-gezang geesten verdrijven. Mummies aan wie een bovennatuurlijke kracht wordt toegeschreven. Is dit boeddhisme of kleurrijk volksvermaak?
‘In het Westen kijken we er wat vreemd tegen aan, maar in Azië is het duizenden jaren oude volksgeloof naadloos ingepast in het boeddhisme. De meeste boeddhisten daar vinden het niet strijdig met wat de Boeddha praktiseerde. Gautama gaf ook zijn haren weg, die als amuletten werden vereerd. In het Oosten ging het zoals overal waar het boeddhisme voet aan de grond krijgt, het gaat een alliantie aan met wat er al is of nodig is. In Azië draait het om dana, schenken, offeren. In het Westen is dat onder meer stressreductie, psychotherapie of lifestyle. Daarvan getuigen boeken als ‘Zen mama’ en boeken over boeddhistische vredesrecepten. ‘Monniken hebben heel goed door hoe je aansluiting vindt bij wat er in een cultuur leeft´, zegt professor Paul van der Velde, sinds december 2009 hoogleraar Aziatische religies aan de Nijmeegse Radboud Universiteit.
Westerse boeddhisten denken vaak dat het om de inhoud van de schrift gaat, wat staat daar nou? De nadruk ligt op meditatie. Zo kijken ze ook naar het oosten. Het Thais boeddhisme bijvoorbeeld is voor westerlingen gelijk aan vrome, mediterende Theravada monniken, maar volgens de hoogleraar halen we dan norm en werkelijkheid wel enigszins door elkaar. ‘Het draait daar met name om de kracht van het vreemde, het afwijkende, saksit genoemd. Het is een neutrale bovennatuurlijke kracht, die manipuleerbaar is en in te huren. Saksit kan in monniken zitten en in boeddhabeelden. Of in kledingstukken van monniken, resten van kloosters of andere zaken die met het boeddhisme te maken hebben. En in de lijken van direct na hun sterven gemummificeerde boeddhistische monniken. Een beetje boeddhistisch klooster heeft zo’n mummie in een vitrine liggen. Mensen vereren zo’n lijk, het belichaamt de Boeddha maar ook heel sterk de saksitkracht. Als je aan een saksitobject een belofte doet, bijvoorbeeld dat je een gift doet als je de loterij wint en je komt die belofte niet na, dan zorgt die kracht er ook weer voor dat je al het gewonnen geld weer verliest.’
Kostbare en vooral enorme boeddhabeelden en attributen vullen de vrij kleine werkkamer van professor Van der Velde, hoog boven de mensenwereld op de 17e etage van het Erasmusgebouw in Nijmegen. Amuletten, fallussen, relieken en tatoeagenaalden zijn weggeborgen in een dossierkast. De hoogleraar pakt een tatoeagepen, zo groot als een breinaald. De dop op het inktreservoir stelt een rishi, een ziener voor.
Van der Velde: ‘De inkt in de naald wordt traditioneel vermengd met olie uit negen lijken. Kaarsje onder de kin en druppelen maar. Negen is het hoogste mannelijke getal dat je in één cijfer schrijft. Daarmee heeft het veel macht. Dat cijfer speelt bij de junta van Birma nog steeds een grote rol bij het nemen van belangrijke beslissingen. De oppositie gebruikt het cijfer acht. De opstand tegen de junta begon op 8 augustus 1988. Mensen met gevaarlijke beroepen, taxichauffeurs, criminelen, zakenlui die ontvoerd kunnen worden, laten een beschermende tatoeage aanbrengen. De afbeelding wordt uitgezocht in overleg met de tatoeageleraar, de Khru tattoo. De leraar maakt ergens een variatie die de drager niet kent. Daarmee kan hij de tatoeage opladen of de kracht er ook weer uithalen. Een over het hele lichaam aangebrachte tatoeage beschermt tegen kogels. Het zijn dingen die in het Thais boeddhisme razend populair zijn en staan er zeker niet haaks op. De Boeddha zelf kon zich ook een leven als crimineel herinneren. Wat voor tatoeages geldt, geldt ook voor amuletten. Vaak met afbeeldingen van de Boeddha. Het is onderdeel van de levende cultuur, waar ook monniken aan meedoen. Sommigen monniken zijn in staat om amuletten op te laden, zodat ze saksitkracht bezitten.’
Volgens het Thais boeddhistisch animisme leven er geesten in verschillende delen van het menselijk lichaam. Van der Velde: ‘Deze geesten kunnen het lichaam verlaten en iemand tot een zombie maken. Maar in een Bai Sim ceremonie, waarbij bandjes en touwtjes om de pols worden bevestigd, wordt de geesten bevolen terug te keren. Met name als boeddhistische monniken deze ceremonie uitvoeren en teksten in het Pali reciteren, is de werking ervan krachtig. Hoe meer touwtjes en bandjes des te beter.’ De hoogleraar stroopt zijn mouw op, geesten zullen bij hem niet gemakkelijk op de loop gaan. Ook in andere gevallen wordt een grote genezende en bezwerende kracht toegekend aan door monniken in het Pali uitgesproken teksten, bijvoorbeeld na het ontvangen van een donatie. Of in Thailand als een krachtige remedie tegen geestesziekte. De betekenis van de woorden is ondergeschikt, de macht zit in het Pali zelf.
In Thailand worden talloze tijdschriften uitgegeven waarin de karakteristieken van originele amuletten worden beschreven. Het is daar een nationale sport om kopieën te vinden die het origineel het dichtst naderen. Aan deze amuletten worden bijzondere vermogens toegekend omdat ze volgens Van der Velde in het verlengde van de Boeddha of zijn leerlingen liggen. Hoewel de meeste boeddhisten in Azië de combinatie van boeddhisme en volksgeloof niet strijdig vinden met wat de Boeddha praktiseerde, zijn er ook monniken die er niet aan meedoen omdat het mensen van de echte beoefening van de dharma afhoudt.
Van der Velde: ‘Maar je kunt geen Birmees dorpstempeltje binnenstappen of het gaat allemaal over onsterfelijkheid, amuletten, tatoeages of dat soort zaken. Ook Tibet zit er vol mee, daar reizen lokale geestjes met je mee en controleren jouw ethisch handelen. Als je bij Yama moet verschijnen, de god van de dood, leggen ze getuigenis af. Niet alleen gewone mensen houden zich er mee bezig, ook de Thaise koning, hoge lama’s en de Dalai Lama, die orakels raadpleegt, hebben het in de dagelijkse praktijk ingevoegd. Het is zeker niet alleen volkscultuur. In het leven van de Boeddha waren deze praktijken al bekend. Twee bekende discipelen van de Ontwaakte zijn Sariputta, de schriftgeleerde en Maha Moggalana, de magiër. In Birma is er de cultus van de alchemist, de zawgyi. Een alchemist leeft niet eeuwig, maar wel honderdduizenden jaren en zal dus de volgende Boeddha Maitreya tegen komen. Als je een Boeddha hoort spreken, raak je verlicht. Dus een zawgyi is al verlicht. Veel monniken die zouden moeten mediteren houden zich bezig met alchemie, het veranderen van lood in zilver en koper in goud. Het ideaal van de alchemie en verlichting vallen hier samen.’
Door de keuzes die eind van de 19e eeuw gemaakt zijn door theosofen als Hellena Blavatsky en Henri Olcott, die het boeddhisme naar het Westen haalden, wijkt het westers boeddhisme wat uiterlijkheden betreft af van de oosterse versie. Paul van der Velde: ‘Zij zeefden sommige lastige elementen eruit. Ook zaken als volksgeloof, volgens hen bijgeloof, zodat een boeddhisme ontstond dat aansloot bij onze westerse beleving. Door die keuzes is de idee ontstaan dat de navolging van de Boeddha de meditatie is. In Azië is de Boeddha echter op meerdere manieren aanwezig. De stupa verwijst naar zijn leer, zeg maar de weg van meditatie en schrift. Anderzijds zijn relieken ook de Boeddha, de magische weg. Van het oosters boeddhisme zeggen wij in het westen vaak dat volksgeloof daar niet bij hoort. Dat is iets voor simpele zielen. Aziaten reageren verrast: “Wat is er mis met ons?” Het steekt hen, ze zien daar een neerbuigende koloniale houding in. Eigenlijk is er weinig aan de hand, alleen de verpakking is anders. De voorwerpen hier op tafel kun je zien als een vertaling van de dharma naar de praktijk van alledag. De behoefte aan bescherming, aan continuïteit van de Boeddha om je heen. Dan draag je toch een amulet met zijn afbeelding en vraag je om de zegening door een monnik. Wat is daar mis mee?’