Sam Harris betoogt in zijn boekje ’Free Will’ dat onze vrije wil een illusie is, omdat onze gedachten worden veroorzaakt door hersenprocessen die hun eigen gang gaan. Dat we denken dat we een vrije wil hebben, komt omdat we van deze processen totaal geen benul hebben. Dankzij de wetenschap weten we nu wel beter. Als we niet zulke slimme instrumenten hadden uitgevonden en daarmee zulke slimme experimenten en metingen hadden verricht, hadden we nog steeds geloofd in een ziel of een geest. Gelukkig zijn we van deze illusie verlost: net als een regenboog niets anders is dan de verstrooiing van zonlicht door waterdruppels, zijn gedachten niets anders dan chemische reacties in de hersencellen. Althans dat denken we nu.
Bovenstaande klinkt erg overtuigend, totdat je de laatste zin leest. Het lijkt namelijk niet erg logisch dat een chemische reactie in de hersenen zichzelf begrijpt als een chemische reactie in de hersenen. Een chemische reactie in een glas water, zoals het oplossen van een aspirientje, begrijpt zichzelf niet als een chemische reactie in een glas water. Het antwoord van hersenwetenschappers is natuurlijk dat de hersenen juist zo bijzonder zijn omdat ze wel een dergelijk effect kunnen veroorzaken. Sommigen denken zelfs dat dit alleen maar komt omdat de hersenen zo ingewikkeld zijn. Als we een computer zouden maken die net zo ingewikkeld is, dan zal die ook beseffen dat hij een computer is. Een probleem is dan wel dat geen mens kan uitleggen hoe dat gaat, hoe lang experts er al over hebben nagedacht. Ze noemen dat ‘the hard problem’, het moeilijke probleem, en de eerste de beste die er ook maar iets verstandigs over kan zeggen, maakt een grote kans op een Nobelprijs.
Oorzaak en gevolg
Wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen dat hersenprocessen gedachten veroorzaken? Wat is dit nu eigenlijk: iets veroorzaken? Ik laat hier een paar deskundigen aan het woord. (Hieronder staat slechts een deel van hun kritiek en om het niet al te ingewikkeld te maken heb ik de teksten samengevat.)
Nāgārjuna (2e eeuw):
Een oorzaak van iets is onzin, of deze nu bestaat of niet. Iets dat bestaat heeft geen oorzaak nodig, iets dat niet bestaat ook niet. (Madhymakakārikāh 1.7)
Sextus Empiricus (2e eeuw):
Als er geen oorzaken zouden zijn, dan zou alles uit alles kunnen ontstaan. Je kunt de oorzaak echter niet kennen zonder te weten wat het gevolg is, maar het gevolg kennen we pas als we weten wat de oorzaak is. Oorzakelijkheid is dus een cirkelredenering. Bovendien moeten oorzaken en gevolgen samen bestaan, anders kunnen ze geen relatie met elkaar hebben, hoe kan de een dan door de ander teweeg worden gebracht? (Grondslagen van het Scepticisme, Hoofdlijnen van het Pyrrhonisme III.V (17-28))
David Hume (1711-1776):
Als we denken dat iets een bepaald gevolg heeft, dan baseren we ons op ervaringen uit het verleden. Er is echter geen enkele garantie dat deze ervaringen zich zullen herhalen. Het gevolg kan deze keer heel anders zijn. Ons geloof in oorzaak en gevolg is dus niet gebaseerd op waarneming of logica, maar alleen op het geloof dat het verleden zich tot in het oneindige zal herhalen. (Het menselijk inzicht, blz. 67-75)
Vooral de analyses van David Hume hebben een grote invloed gehad. Hume ging ervan uit dat alle kennis uit de waarneming stamt. Wat we niet kunnen waarnemen is er niet en het is daarom een verzinsel. Het verband tussen oorzaak en gevolg kunnen we niet waarnemen, daarom kan het niet anders of we hebben het zelf verzonnen.
Niet iedereen zal het hiermee eens zijn. Is het niet zo dat we dagelijks het verband tussen oorzaak en gevolg ervaren? Strikt genomen is dat volgens Hume niet waar. Als u de kraan open draait, komt er water uit. Dat er water uit komt, is het gevolg van het open draaien van de kraan. We zien en voelen duidelijk het water, maar strikt genomen niet het verband tussen het draaien aan de kraan en het stromen van water, tussen oorzaak en gevolg. Als we voelen en zien dat we de kraan open draaien, verwachten we tegelijkertijd dat we water uit de kraan zullen zien stromen, en jawel, even later zien we het water. Mocht dat niet het geval zijn, dan komt plan B in werking: we zoeken net zolang tot we daar een oorzaak voor hebben gevonden. Hume wijst er dus op dat we alleen het een na het ander waarnemen, maar niet dat het een door het ander teweeg wordt gebracht en daar zit het probleem.
Leven in een interpretatie
Immanuel Kant (1724-1804) realiseerde zich dat Hume gelijk had: oorzakelijkheid wordt niet waargenomen. Toch kun je niet ontkennen dat oorzaken zowel in het dagelijkse leven als in de wetenschap erg belangrijk zijn. Hoe kan dat? Kant’s antwoord is: omdat we de dingen niet waarnemen zoals ze zijn, maar omdat de dingen zijn zoals we ze waarnemen.
Oorzaak en gevolg maken met andere woorden deel uit van onze interpretatie van de werkelijkheid, niet van de werkelijkheid zelf. De werkelijkheid zelf, die Kant het ‘Ding an Sich’ noemde, kunnen we niet kennen, omdat we vanaf onze geboorte al afhankelijk zijn van onze gebrekkige zintuigen en een verstand dat de indrukken ervan aan elkaar moet passen om er chocola van te maken. We kennen de echte werkelijkheid net zo goed als het oppervlakte van de zon: we maken ons er een voorstelling van aan de hand van een paar beelden en dat is alles. Kant wijst erop dat we er vaak duidelijk naast zitten, we stellen ons God voor als een oude man met een baard en engelen als figuren met zwanenvleugels. God is de enige die wel weet hoe het zit. In dit opzicht lijkt de kenleer van Kant erg op die van het boeddhistische Yogacāra, met dit verschil dat daar niet God, maar een boeddha de echte werkelijkheid kent.
We verdelen de wereld dus in oorzaken en gevolgen, dat hoort bij de cultuur. Aan een ding zelf is niet te zien of het een oorzaak is of een gevolg. Meestal is iets aan de ene kant een gevolg van iets en aan de andere kant een oorzaak van iets anders. In het dagelijkse leven is die indeling wat slordig, zo denken sommigen dat onder een ladder doorlopen een oorzaak kan zijn voor tegenspoed en dat tocht een oorzaak is van griep. De wetenschap maakt de indeling wat grondiger en heeft daardoor de griepinjectie uitgevonden.
Zoek de vrijheid
Hoe zit het nu met onze vrijheid? Zonder vrijheid geen verantwoordelijkheid. Als vrijheid een illusie is, dan is er niemand die iets doet, dan is er geen karma (zelfs niet in boeddhistische zin) en dan is alles toegestaan. We hebben gezien dat we ons vrijheid niet kunnen voorstellen, want in onze voorstelling van de werkelijkheid wordt alles door oorzaak en gevolg bepaald. Dat we ons onze vrijheid niet (wetenschappelijk) kunnen voorstellen, betekent echter nog niet dat die er niet is. Het bestaan van ethiek bewijst dat deze vrijheid wel degelijk bestaat, maar blijkbaar buiten onze voorstellingen om. Vrijheid is verantwoordelijkheid en daarom onmisbaar voor elke vorm van ethiek, voor normen en waarden. Het maakt dat we iets belangrijk kunnen vinden en ernaar kunnen streven. We verheffen ons dan even boven de werkelijkheid, boven wat er direct aan de hand is en we kijken naar onze principes en ons geweten. Het kan bijvoorbeeld erg voordelig zijn voor iemand om in een bepaalde situatie te liegen, maar diezelfde persoon zal ook moeten toegeven dat liegen in het algemeen niet goed is.
Voor Kant betekent ethiek dat je niet toegeeft aan de verleiding van de situatie, maar je houdt aan je principes. Daarmee stijg je boven jezelf uit. Dit is vergelijkbaar met de boeddhistische ethiek, die een middel is om je te bevrijden van gehechtheid aan je voorstelling van de werkelijkheid. De vijf leefregels, pañcasīla, worden vaak beschreven als een soort praktisch hulpmiddel om geen problemen te krijgen of te veroorzaken, maar wie ze combineert met meditatie, merkt dat het er in wezen om gaat los te komen van de behoefte ze te overtreden. Waarom zou je bijvoorbeeld liegen? Omdat je er voordeel van hebt, of uit begeerte, of uit angst, of uit zelfbescherming? Hoe minder je jezelf belangrijk vindt, hoe minder je het gevoel hebt dat er iets is dat beschermd moet worden of voordeel verdient. Met andere woorden op deze manier realiseer je je de kenmerken van het bestaan: onbevredigend (dukkha), vluchtig (anicca) en zonder zelf (anattā).
Kant is het dus in elk geval in één ding met de Boeddha eens: de echte vrijheid wordt gevonden in dat wat geen oorzaken heeft, geen duur, geen ontstaan of vergaan.
Sextus Empiricus (R. Ferwerda, vert.): ‘Grondslagen van het scepticisme’ – Ambo, Amsterdam 1996
David Hume (J. Kuin, vert.): ‘Het menselijk inzicht. Een onderzoek naar het denken van de mens’ – Boom, Amsterdam 1978.
Hans Tilman zegt
Oorzaak en gevolg bestaan, maar zijn in hun samenhang niet te bevatten. Als iets bijvoorbeeld in mijn genen zit, dan zijn daar miljoenen jaren aan evolutionaire processen aan vooraf gegaan. Alles grijpt oorzakelijk in elkaar en alles hangt op circulaire wijze, in een oneindig en tijdsloos universum, met alles samen. Binnen die complexiteit besta ik en zal het moeten zien te rooien.
Als oorzaak en gevolg niet zouden bestaan, dan kunnen we de wetenschap en ons strafrecht wel in de prullenbak deponeren. Bovendien zou zingeving totaal geen zin meer hebben.
Ik kan er met mijn pet niet bij als mijn brein op moleculair niveau mijn gedrag zou aansturen, als een soort willoos lichaam in de maalstroom van het bestaan. Bij de vrije wil draait het er immers om dat mijn toekomst onbestendig is, dat ik daarbinnen mijn eigen weg moet zien te vinden en op het verloop van mijn eigen leven invloed kan uitoefenen. Er is dus een keuzemogelijkheid met beperkte vrijheden. Ik verhoud mij tot… datgene wat op mijn pad komt. Ieder besluit brengt echter een keten aan reacties teweeg, waar ikzelf ook weer onderdeel van uitmaak. Dat is – voor zover ik weet – de betekenis van Karma.
G.J. Smeets zegt
“Als oorzaak en gevolg niet zouden bestaan, dan kunnen we de wetenschap en ons strafrecht wel in de prullenbak deponeren.”
Heb je ooit stilgestaan bij het idee dat wetenschap en strafrecht inderdaad prullen in een bak zijn?
En ooit erbij stilgestaan dat prullen het spul is waarvan we zelf gemaakt zijn?
Hans Tilman zegt
Nee, dat heb ik niet, maar doe dat nu: ‘Voor zover ik begrijp, beweerde Kant iets in de trant van: “Durf te denken, maar realiseer je ook dat je verstand ontoereikend is om alles via oorzaak en gevolg te kunnen verklaren.” Met verklaringen over God, hiernamaals en de ziel etc. hield hij zich niet zozeer bezig, want lagen buiten de grenzen van het logisch redeneren. Volgens mij deed Boeddha er eveneens het zwijgen toe, daar waar hem vragen over de transcendente en mystieke wereld(en) werden gesteld. Ook hier de boodschap dat wij met verstandelijk redeneren het leven en ons bestaan niet kunnen doorgronden. Boeddha verwees ons naar de wereld van het gewaarzijn in het hier-en-nu. Het ont-doen van het doen en het gewaarzijn van onder andere het denken. Beiden bieden de mogelijkheid, en vrijheid, om je handelen aan de door hen ontwikkelde leefregels te kunnen toetsen. Het staat een ieder vrij om leefregels of andere verschijningsvormen tot prul te verklaren. Nu ik erover heb nagedacht, is dat niet de weg die ik wil gaan.
Onder invloed van neurowetenschappers, waaronder Sam Harris, komen we in het hedendaagse debat terecht dat wij ons brein zijn en ons gedrag het resultaat is van zintuiglijke processen en dat bewustzijn slechts als illusie zou bestaan. Maar… volgens mij zijn wij ons bewustzijn en zetelt dat niet alleen in ons brein. Wat wel kan, is dat wij ons brein via sociale interactie en meditatie ontwikkelen. Hersenen zijn flexibel. Groei vraagt echter om investeren in anderen en onszelf. Wij zijn geen slachtoffers van genen, neuronen en synapsen, maar scheppende krachten in een onbegrijpelijk en oneindig universum. Daarin schuilt een ondoorgrondelijk en prachtig raadsel.’
G.J. Smeets zegt
“Maar… volgens mij zijn wij ons bewustzijn en zetelt dat niet alleen in ons brein.”
Dank voor je heldere reactie. Ikzelf heb geen flauw idee wat bewustzijn is, laat staan dat ik een idee heb waar het zetelt. De term ’bewustzijn’ lijkt me een verbale stoplap om het gapende gat in de verbale stoplap oorzaak/gevolg te dichten die op zijn beurt andere gaten in verbale stoplappen moet dichten. Turtles all the way down, ofwel: het regressieprobleem. Kun je googlen of je licht opsteken bij BD-columnist Hans van Dam die er een fijne neus voor heeft.
Bewustzijn, ik weet niet wat dat is. Ik weet wel dat niemand dat weet: geen enkel oog kan zichzelf zien kijken. Effe doordenken en dan doorvoelen, of omgekeerd.
Henk van Kalken zegt
Ach, al die pogingen om een soort waarheid te onderscheiden die niet te onderscheiden valt. Met filosofische bespiegelingen proberen we het raadsel van onze existentie te begrijpen. Einstein zei ooit: “Filosofen kauwen voortdurend zonder iets in de mond te hebben” En: “We kunnen een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.” Oh ja, en Johan Cruijff zei ooit: “Ik geloof niet omdat ik dus niet gelovig ben maar ik denk wel dat er iets anders is, maar daardoor geloof ik datgene wat ik dus denk dat er is.” En wij modderen intussen maar door, zoekend naar iets wat onvindbaar is, omdat je het al bent.”
Bolletje zegt
Vrije wil, al zou het een illusie zijn. Dan nog is het een functionele illusie. Ik heb het gevoel dat ik zelf mijn leven kan kiezen/inrichten, zoals men dat in Frans existentialisme uitdacht. Misschien is dat een fantoom, maar als het een functioneel fantoom is, doet dat er toe? Als het lijkt dat ik kies en als die illusie zo sterk is, dat het gewoon echt aanvoelt. Wat is dan het verschil ? Zoals de man die in de matrix ( de sci-fi film ) een hamburger eet. De hamburger is dan wel ‘nep’, maar de hamburger smaakt niet nep. Voor onze kleine breintjes, in onze kleine wereldje, functioneert er zoiets als free will.