Zoals bekend, kent het boeddhisme vele scholen en vormen. Een gemeenschappelijke eigenschap van deze stroming is dat het primair een heilsweg is met een pragmatische filosofie die gericht is op de bevrijding van de mens uit zijn existentieel lijden. Het boeddhisme is volgens een definitie van Han de Wit, die in 1977 in Amsterdam het eerste Shambhalacentrum van Europa oprichtte, ‘een brede humaniserende , spirituele traditie met zowel psychologische, filosofische, ethische en maatschappelijke aspecten.
Deze vorm van spiritualiteit sprak mij sterk aan door haar helderheid, rationaliteit en niet-metafysische aspiraties, maar ook door haar psychologie en de sterke nadruk op meditatie. In dit verband mag de uitspraak van Einstein wel worden geciteerd : ‘ Als er al een religie bestaat die zou kunnen voldoen aan dwingende regels van de moderne wetenschap, dan is het wel het boeddhisme.” Het doel van het boeddhisme is de transformatie van de mens, het streven om zoveel mogelijk de illusie van een permanent ego los te laten dat als de oorzaak van het menselijk lijden wordt gezien. Het doorzien van deze illusie en daarmee de vermindering van onze egocentriciteit, scheppen de voorwaarde voor de terugkeer naar de oorspronkelijke openheid van onze geest. Kenmerken van het boeddhisme die mij erg aanspreken:
De realistische kijk op het leven dat met lijden gepaard gaat. Maar daarbij de optimistische opvatting dat dit lijden door de mens kan worden verminderd en mogelijk worden opgeheven. Verder de sterke psychologische inzichten zoals de kennis van de menselijke geest. De toepassing van meditatie als een vorm van introspectie om inzicht te krijgen in onze geest.
Het non-theïstisch karakter van de leer d.w.z. geen geloof in bovennatuurlijke wezens. De visie dat de leerstellingen en de richtlijnen voor ons gedrag (upayas ) louter als middel worden gezien en niet als vaststaande dogma’s. De richtlijnen zijn geen geboden of verboden.
Het pragmatisch karakter van deze richtlijnen om de heilsweg te volgen. Deze worden beoordeeld op hun effectiviteit. Het boeddhisme is niet geïnteresseerd in metafysische en esoterische vragen omdat die niet relevant zijn voor de weg naar bevrijding. De mens kan zich door eigen inspanning bevrijden en is daar dus zelf verantwoordelijk voor . Het boeddhisme reikt daarvoor de middelen aan.
Opvallend is de positieve houding t.o.v. het lichaam. Het boeddhisme kent een grote mate van tolerantie tegenover andere religies en geestelijke stromingen. De weg naar bevrijding moet men kiezen als die je aanspreekt en niet op gezag van de Boeddha.
Begin van de reis
Voor de voortgang op het pad moet de mens geduld en discipline opbrengen om naar de leer te luisteren en deze te bestuderen, daarover te contempleren dat is met behulp van intelligentie en inzicht de leer te mengen met de ervaring en vervolgens daarover te mediteren en die wijsheid later weer los te laten. Om op weg te gaan op het spirituele pad nam ik contact op met Han de Wit, boeddhistisch leraar, met de vraag of hij bereid was mij te begeleiden. Ik kende hem door de vele boeken die hij heeft geschreven en ook heb ik zijn colleges in het kader van het HOVO-onderwijs in Amsterdam bijgewoond. Ook heb ik meerder meditatiesessies in het Shambala-centrum in Oegstgeest gevolgd. Erg blij was ik dat hij mij de begeleiding wilde geven en zo werd afgesproken dat ik één keer in de twee maanden mijn ervaringen in mijn meditatie en daaruit voortvloeiende vragen met hem kon bespreken. Naast de verheldering die ik kreeg, gaf hij ook duidelijke instructies voor de meditatie en werd relevante literatuur opgegeven. Mede door zijn begeleiding die op een ontspannen, open en vaak humorvolle manier plaatsvond ben ik steeds verder gekomen op dit mooie, spirituele pad.
Shamatha – en vipashyana meditatie om op reis te gaan
Naast bestudering van de dharma is meditatie onontbeerlijk om tot bevrijding te komen. Shamatha-meditatie of mindfulness is bedoeld om de praatjesmaker in onze geest te kalmeren door b.v. te oefenen om de aandacht te richten op de ademhaling. Door veel training neemt het vermogen tot concentreren toe en is men in staat om dingen steeds beter te zien. Deze vorm van meditatie is een voorbereiding en uiteindelijk het fundament van de inzichtmeditatie ofwel vipashyana. Nadat de geest door shamatha-meditatie rustiger is geworden, ontstaat de ruimte in de geest om deze nader te onderzoeken. In deze vorm van introspectie leren wij naar onze gedachten te kijken, niet zozeer naar de inhoud maar naar de aard ervan. Dan blijkt dat deze gedachten voorbijgaand, vluchtig en vooral niet- substantieel zijn. In deze fase van het doorzien van onze gedachten neemt de neiging van fixatie geleidelijk af. In de ruimte van de geest leren wij zonder hoop en vrees te kijken naar het ontstaan van onze gedachten en te zien hoe ze weer verdwijnen , als maar ‘gedachten’. ‘Just sitting, watching the thoughts passing by like clouds in a clear, blue sky.’
Geleidelijke ontwikkeling in mijn meditatie-beoefening
Vele jaren geleden heb ik deelgenomen aan meditatiesessies in diverse groepen. Deze vormden de eerste kennismaking met het zenboeddhisme. In die periode deden die oefeningen om naar je adem terug te gaan mij wat krampachtig aan.
In het klooster in Zundert waren die oefeningen erg intensief en gedisciplineerd. Tijdens die zittingen kon je korte gesprekken hebben met de zenleraar. Gedurende enige jaren bleef ik thuis regelmatig mediteren en me ook verdiepen in de boeddhistische literatuur. Ook heb ik een lange tijd niet gemediteerd maar me wel verdiept in die literatuur. Later toen ik het boek van Han de Wit ‘Verborgen bloei’ las, ging ik nader kennismaken met het Tibetaanse boeddhisme. Deze literatuur en de daarbij horende meditatieoefeningen spraken mij mede door hun ontspannen karakter meer aan. Toch deden ook deze oefeningen mij nog enigszins kunstmatig aan. De motivatie was er wel, maar mijn, wellicht irreële, verwachtingen kwamen niet uit. Langzamerhand werd de meditatie door richtlijnen en de tweemaandelijkse gesprekken met mijn begeleider, intensiever en de beleving stabieler. Geduld, geduld , moest ik volgens Han hebben.
Soms probeerde ik de meditatieve ervaring als het ware op te roepen. Op deze pogingen werd ik subtiel terechtgewezen door mijn begeleider. Trouw bleef ik iedere ochtend 45 minuten mediteren en later ’s avonds ook een half uur. Geleidelijk ontstond er een meer zuivere en ontspannen beleving- deze was echter nog niet stabiel en permanent. Ze kon nog gemakkelijk verstoord worden door gedachten en geluiden. Destijds werden deze ook nog als storend ervaren. In die periode van voorzichtige vooruitgang waren oefeningen, zoals tonglen aan mij niet erg besteed. Wellicht kwam dat door mijn niet zo groot inlevingsvermogen in die tijd. Door het bestuderen van literatuur over het Mahamudra boeddhisme en door richtlijnen van de begeleider, werd duidelijk dat deze benadering het best bij mij paste.
De instructie om tijdens de meditatie te oefenen in het doorzien van de aard van de gedachten, d.w.z. het niet-substantiële karakter ervan en de bestudering van bovengenoemde literatuur betekenden voor mij een eye-opener. Ik leerde steeds beter te kijken naar de gedachten die in mij opkwamen tijdens de meditatie zonder te oordelen, zonder die proberen te verwijderen of door andere te vervangen en zodoende het vluchtige en lege karakter ervan te zien en te doorzien. Door de combinatie van verdiept inzicht in de literatuur en de ervaringen tijdens de meditatie ontstond in mij een steeds meer toenemende en permanente beleving van ruimte en helderheid in de geest. De laatste tijd ontstaat die meditatieve ervaring spontaan en vrijwel ongemerkt aan het begin van de sessie. In een toestand van gelijkmoedigheid is deze ervaring bijzonder en mooi door de sereniteit ervan, ze voelt heel natuurlijk aan- de natural state of mind. Anders gezegd, je gaat niet doelbewust mediteren maar de meditatieve beleving ontstaat vanzelf en spontaan. In deze context wellicht wat vreemd uitgedrukt, ze doet aan als een gift van genade. Het verblijven in de open ruimte kan ook afgewisseld worden door contemplatie. Opvallend, althans voor mij als geluidsneuroot, is het gegeven dat geluiden tijdens en na de meditatie-beoefening door mij geregistreerd worden zonder hinderlijk te zijn. Er zijn meditatiesessies waarin de ervaring van een scheiding tussen de innerlijke en uiterlijke wereld vervaagt en bij wijlen verdwijnt terwijl de helderheid binnen deze beleving blijft bestaan.
Gedurende de vele jaren waarin ik regelmatig mediteer, word je ook geconfronteerd met soms pijnlijke problemen en conflicten. Deze bewustwording en verwerking van psychische fenomenen is uiteraard niet het doel van meditatie. Ze overvallen je en mijn ervaring is dat, na bewustwording en pogingen ze te accepteren, ze na verloop van tijd aan intensiteit inboeten of geheel verdwijnen. Op existentieel niveau kwam ik het besef, en meer nog, de angstige ervaring tegen van de alomtegenwoordige leegte die je overvalt en die erg bedreigend kan zijn. Ze treedt nog sporadisch bij mij op maar is minder intensief geworden. Door de steeds meer verdiepende meditatie waarin de rol van het ego steeds minder werd, ontstond langzamerhand meer en meer een fundamenteel vertrouwen in mijn boeddhanatuur die mij een solide en transparante basis gaf en nog steeds geeft.
Terugblikkend op de afgelegde weg zie ik dat in de fase van het luisteren naar de dharma vooral het boek van Reginald. A. Ray ‘Indestructible Truth’, van grote betekenis is geweest. Vervolgens bij mijn contemplaties, het boek van Andy Karr ‘Contemplating Reality’. Voor de ondersteuning van de meditatie is het werk van Trales Kyabgon ‘Selfliberation through Mahamudra-meditation’ zeer belangrijk geweest. De ontwikkeling van mijn inzicht in en begrip van beide scholen in het boeddhisme, het hinayana en mahayana is zeer geleidelijk gegaan. Nadat de eerste school liet zien dat er geen sprake is van een substantieel ego, beweert de tweede school dat er ook geen objectieve werkelijkheid bestaat. Dat betekent dat er geen vaste objecten en concrete gedachten bestaan. Deze visie gaat radicaal in tegen onze werkelijkheidsbeleving en ons gangbare denken. Het mahayanaboeddhisme stelt dat er geen wereld bestaat zoals wij die ervaren, voorstellen of denken. De waarneming van de werkelijkheid wordt vertekend en verduisterd door de affectieve en cognitieve sluiers die voortvloeien uit onze basisreacties op de werkelijkheid, t.w. passie, agressie en onwetendheid.
Dat laatste, uitgaand van een vast ego, leidt tot een objectiverende en dualistische waarneming van de werkelijkheid, zowel innerlijk als uiterlijk. Deze objectieve en vaak conceptuele perceptie is doorgaans een product van projecties en vertekeningen en verhindert daardoor de open ervaring van de werkelijkheid. In de literatuur over het boeddhisme kom je herhaaldelijk uitspraken tegen alsof de mens in een droomwereld leeft. Zuivere waarneming kan bereikt worden door het transparant maken van die sluiers wat vooral door contemplatie en vooral meditatie bereikt kan worden. De diepere betekenis van het volgende citaat uit ‘Contemplating Reality’ is bij mij geleidelijk doorgedrongen. ‘Vanuit het perspectief van de absolute en non-conceptuele werkelijkheid kunnen zonder de aanwezigheid van een waarnemer geen bomen in bossen omvallen omdat dat concepten zijn die aan fenomenen worden toegeschreven door de aanwezigheid van een waarnemer. Het idee dat dingen ongezien kunnen gebeuren is alleen mogelijk vanuit het perspectief van het denken.’
Tenslotte: ‘I’ ‘m growing older (for sure}, becoming wiser ( I hope) more balanced ( I feel ), more tolerant ( I try ) and not sadder , on the contrary.’
Transformatie in lichamelijk, psychologisch en sociaal opzicht.
In de loop van de tijd is er een meer totale lichaamsbeleving ontstaan tijdens, maar ook na de meditatie. Alsof het centrum van de beleving minder in het hoofd is gelegen maar meer gespreid is over het lichaam. Ook is er na de meditatie een ontspannen, stabiele en basale lichaamsbeleving met een voor mijn gevorderde leeftijd grote mate van lenigheid en soepelheid ontstaan, alsof er een verjonging is opgetreden. Door de grote energie die ik nog heb, ben ik tot vele lichamelijke en geestelijke activiteiten in staat.
In de omgang met mijn sociale omgeving is er sprake van een rustige, ontspannen en stabiele levenshouding. Ook heb ik een meer open ruimtelijke ervaring van de buitenwereld. Vaak ook een meer intensieve wijze van zien en horen, dat laatste vooral bij muziek. De ervaring van vergankelijkheid en nietigheid van het bestaan is eveneens sterker geworden. De uitspraak van Dogen-Zen ‘Every existence is a flashing into a vast phenomenal world’ spreekt mij dan ook zeer aan. Verder is mijn concentratievermogen toegenomen en mijn geheugen verbeterd, vooral op het gebied van de taal. In de ervaring van de sociale omgeving doorzie ik de uiterlijke schijn scherper en valt het mij vaak moeilijk om gesprekken over gereïficeerde onderwerpen als geschiedenis of vaderland au serieux te nemen. De diepere betekenis van het sprookje ‘ De kleren van de keizer’ is voor mij veel duidelijker geworden.
Gelukkig is mijn reeds aanwezige vermogen tot relativeren en er met humor mee om te gaan, alleen maar toegenomen.
Wat betreft de directe, persoonlijke contacten ben ik van verre gekomen: van een grote mate van egocentriciteit en beperkt vermogen tot persoonlijk communiceren, tot meer openheid, ontspannenheid en een grotere mate van empathie, met daarbij het vermogen beter te luisteren. Het steeds meer doorzien van knellend rolgedrag en sterke statusbehoefte heeft bevrijdend gewerkt en tot meer spontaniteit geleid. Overigens ben ik geen heilige geworden. Ik blijf moeite hebben met arrogant en leeg verbaal gedrag. Ook oude egocentrische, agressieve reacties en angstreflexen zijn niet verdwenen, ze worden wel bewuster en hopelijk minder intensief. Kortom, er is nog een lange weg te gaan.
In deze tijd leef ik in een goede gezondheid, met een lieve vrouw, lieve kinderen, hun partners en mijn kleinkinderen en niet te vergeten ons hondje, zonder grote problemen,dus in een luxe situatie. Wel maak ik mij ernstige zorgen over de bedreiging van onze planeet en vooral van haar bewoners , de mensen en de dieren.
Ik hoop dat ik in minder goede omstandigheden mijn verworven evenwicht en rustige houding kan bewaren, ook in mijn laatste levensuren. Aan het einde van dit verslag van mijn reis met behulp van concepten naar een non-conceptuele werkelijkheidsbeleving wil ik mijn dankbaarheid uitspreken naar de Boeddha en zijn bevrijdende leer en zeker ook aan een van zijn leraren, Han de Wit, die met veel geduld en wijsheid mij begeleid heeft op dit mooie pad naar bevrijding.
Komende zaterdag in het BD aflevering 2 en slot van persoonlijke bespiegelingen van Ad Westerterp.
G.J. Smeets zegt
“De waarneming van de werkelijkheid wordt vertekend en verduisterd door de affectieve en cognitieve sluiers die voortvloeien uit onze basisreacties op de werkelijkheid, t.w. passie, agressie en onwetendheid.”
Beste Ad, dat is het klassieke ‘illusie’-verhaal. Hier een handvol vragen voor je:
– leeft een slang in zijn illusionaire wereld?
– Leeft een mug in haar illusionaire wereld?
– Leeft een mens in zijn illusionaire wereld?
– Leeft een kleurenblinde man in zijn illusionaire wereld?
– Leeft een stokdove vrouw in een illusionaire wereld?
Ik zie je antwoord tegemoet. En voor ik het vergeet: mooi verslag van je carrière als boeddhist.
Daishin zegt
De heer Smeets, je vergeet de aller belangrijkste vraag die je zelf moet beantwoorden:
Leeft dhr Smeets in illusionaire wereld?
G.J. Smeets zegt
Daishin,
Alle levende wezens hebben Planeet Aarde als hun habitat. En elk levend wezen (slang, mug, mens) heeft een specifiek lichaam met specifieke zintuigen waarmee de relatie met de habitat gerealiseerd wordt. Niemands relatie met de habitat is ‘vertekening’ of ‘verduistering’ (de woorden van Ad Westerterp. Het is gewoon wat het is: levend wezen.