Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wat betekent eigenlijk de uitdrukking ‘de armen van geest’?
Daarover wordt nou al tweeduizend jaar geredetwist.
Maar niet door de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn de armen van geest, zij kennen geen armen van geest.
Wat is ‘het koninkrijk der hemelen’?
Ook daarover wordt eindeloos gedebatteerd.
Maar niet door de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn de armen van geest, zij kennen geen koninkrijk der hemelen.
En wat moeten we ons voorstellen bij ‘zalig’?
Ook daarover wordt nog altijd gebakkeleid.*
Maar niet door de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn de armen van geest, zij kennen geen zaligheid.
De armen van geest kennen geen armen van geest en zij kennen geen rijken van geest.
Zij kennen geen koninkrijk der hemelen en zij kennen geen koninkrijk der schepselen.
Zij kennen geen zaligheid en zij kennen geen onzaligheid.
Zalig zijn de armen van geest, zij kennen geen dit en geen dat.
Zij kennen geen dit en geen dat, zij kennen geen niet-dit en niet-dat, zij kennen geen dit noch dat, zij dansen van pat naar pat, hun kennis gelijkt een gat.
Zalig zijn de armen van geest, hun denken staat schaak noch mat.
* In de Nieuwe Bijbelvertaling lezen we ‘gelukkig’ in plaats van ‘zalig’; volgens critici een ongelukkige of zelfs onzalige keus omdat het egocentrisch overkomt (in plaats van theocentrisch) en de associatie met de eeuwigheid mist.
Deze tekst maakt deel uit van Zalig zijn de armen van geest, een serie over de zaligsprekingen in de Bergrede van Jezus.