De zentraining bestaat uit een programma: ‘s Morgens om vier uur opstaan, meditatie, trimmen, gymnastiek, meditatie, ontbijt, samu (werk) tempeldienst, lunch, de hele dag zit vol activiteiten. In het begin van je training blijft er maar heel weinig tijd over voor persoonlijke zaken, zoals bijvoorbeeld een boek lezen, schrijven, tekenen, enz. Met name tijdens de Ango periode, de driemaandelijkse training die twee keer per jaar gehouden wordt. In de zomerperiode is het programma aangepast aan het seizoen en wat rustiger. Tijdens sesshin daarentegen zitten er maar piepkleine gaatjes in het programma wat betreft aandacht voor je persoonlijkheid.
Tijdens de eerste weken in een klooster is er niemand die je corrigeert, terechtwijst, of controleert. Het enige wat je geacht wordt te doen is het programma te volgen, maar,… waarom volg je anders een zentraining? Ondanks dat er een vol programma is, heb je een grote mate van vrijheid. In het begin heb je moeite met gebruiken, signalen, ceremonies en zaken waar je nog niet aan toe bent. Er is een hiërarchie maar die berust op ervaring en verantwoordelijkheid en niet op autoriteit of machtsverhoudingen. Iemand die je tijdens de meditatie rechtzet doet dit om je houding te verbeteren en niet om je te domineren. Het slaan met de kyusaku (lange platte lat) is een onmisbaar hulpmiddel in de zentraining. Maar is door de onbekendheid hiermee voor westerlingen aangepast. Je kunt aangeven om niet geslagen te willen worden, dan wordt bij jouw plek een kruis van plakband aangebracht. De Jikido weet dan dat die persoon niet geslagen mag worden. Over het algemeen wordt er hoofdzakelijk tijdens de sesshin (zevendaagse training) geslagen. De Japanse vorm van zentraining wordt vaak als militaristisch bestempeld, maar bijna altijd door hen die er geen ervaring mee hebben. Meer regel dan uitzondering is dat in de loop van de zevendaagse training de persoon zelf het plakband kruis weghaalt omdat hij/zij een ‘spek en bonen’ gevoel krijgt.
Japanners zijn uiterst voorkomend en gezichtsverlies is iets onoverkomelijks. Een Japanner zal er alles aan doen om een ander geen gezichtsverlies te bezorgen. Daarom is publiekelijk iemand terechtwijzen ‘not done’, in zo’n geval wordt de hele groep terechtgewezen. Bij westerlingen kan dat nogal vreemd uitpakken, in mijn geval gebeurde het volgende: Tangen Roshi maakte tijdens de meditatie in krachtige bewoordingen duidelijk dat er te weinig concentratie was en dat we de kantjes er vanaf liepen. Deze aansporing was voor één persoon in de groep bedoeld en elke Japanse zenstudent daar wist wie er bedoeld werd. Het gevolg was dat ik nog meer mijn best ging doen dan ik al deed, wist ik veel. Let wel de uitspraak van Tangen Roshi onderging ik niet als terechtwijzing maar als een inspirerende stimulans.
Zentraining kan nooit militaristisch zijn, zodra iemand je iets verbiedt, je terechtwijst of kleineert is er sprake van machtsstructuur. De persoon in kwestie verliest zo zijn verantwoordelijkheid door gebrek aan inzicht. De training is er juist op gericht dat iedereen verantwoordelijkheid voor zichzelf draagt en nooit voor een ander. Tijdens mijn opleiding heb ik niet meegemaakt dat er iemand het klooster uitgestuurd is. Zelfs niet toen ze dronken thuis kwamen na een prostituee-bezoek. Wel heb ik Japanners vrijwillig het klooster zien verlaten omdat ze niet gemotiveerd waren. Vaak kwamen ze uit een familie waar hun ouders priester waren en ze geacht werden in de voetsporen van hun ouders te treden maar doodongelukkig met de situatie waren. Ze mochten in zo’n geval tegen hun ouders zeggen dat hun lichamelijke gesteldheid de oorzaak was dat ze niet met het kloosterprogramma mee konden komen. Dit alles heeft met de Japanse cultuur te maken maar absoluut niet met de zentraining.
Het effect van een zentraining volgen is dat je emoties zich tussen bergtop en diepzee bewegen en je constant met je onvolkomenheden geconfronteerd wordt. Iedereen in het klooster wordt daarmee geconfronteerd en je ziet dat je medestudenten er ook mee worstelen. Er treedt dan ook een steeds grotere verbroedering en verzustering op. Die band wordt, naarmate je langer in het klooster verblijft, zo sterk dat er een familieband ontstaat. En net zo als in een normaal familieverband er zijn broers/zussen waar je goed mee op kunt schieten en er zijn er die je niet zo liggen. Maar, het zijn allemaal je broers en zusters, die val je niet af omdat karakters niet overeen komen. Zij fungeren als spiegels, struikelblokken die je helpen te ontdekken dat je talenten, je verworvenheden zich verdiepen en je nog meer eigen worden dan ze al waren. Wat na een poosje weer met een ruk onder je vandaan getrokken wordt omdat er iemand is die (in jouw ogen) twintig keer beter is.
Het rare is dat er geen geboden, verboden of leringen zijn die je zou moeten volgen, je kunt zelfs de hand lichten met het programma, er zijn hooguit wat klooster-familie tradities. Maar inmiddels heb je al te veel stappen genomen om nog te kunnen ontsnappen aan de confrontatie met je persoonlijkheid. De confrontatie met dat die veronderstelt te zijn, met dat waar je alles aan opgehangen hebt en als het belangrijkste in je leven beschouwt. Je weet dat het komt en dat je er niet aan kan ontsnappen, zelfs niet als je het klooster verlaat. Deze situatie kan zelfs drie jaar aanhouden en in die drie jaar kunnen zich allerlei ervaringen voordoen die je aan die kapstok ophangt, die je aan je ego toevoegt.
Menigeen is, om de confrontatie met het zelf te vermijden uit het klooster weggelopen, om na een week, een maand een jaar weer terug te keren. Onderhuids ontwikkelt zich iets wat je pas ontdekt als je het nodig hebt en dat is erkenning, ‘erkennen dat is, wat is’ en dat is hoofdzakelijk het erkennen van jezelf. Vanaf nu begint eigenlijk je training- hoe ga je om met je verworvenheden, gebruik je die om mee te imponeren? Natuurlijk niet, maar anderen zijn er wel door geïmponeerd en geneigd om je op een voetstuk te plaatsen. Wat die anderen doen of willen is niet van belang, wat er met jou gebeurt is van belang. Nu begint je eigenlijke zentraining, alles is nu training geworden, niets is daar van buiten gesloten, het leven zelf is je leermeester geworden. Het is aan jou hoe er mee om te gaan hoe je je er mee laat verweven, en hoe je invulling geeft aan je programma.
Zen staat er om bekend dat het buiten de geschriften om gaat, het leven zelf is de dharma, in het gezang van een merel zit de totale dharma vervat. Het belangrijkste ingrediënt van Boeddha’s erfenis is het programma, het richtsnoer, het rooster. Kijk naar hoe Boeddha zijn levensprogramma heeft gevolgd, hoe hij met zijn leerlingen omging- een beter richtsnoer is er niet. Maar het grootste eerbetoon gaat in mijn geval naar Tangen Roshi die belangeloos de erfenis van Boeddha deelt met elkeen die zijn klooster binnen wandelt.