Zoals een landbouwer zijn grond bewerkt en de zaadjes plant heeft de Boeddha zijn verlichting bereikt op eigen kracht en mits zware inspanningen. Maar net zoals de landbouwer die na het ontkiemen van de zaadjes en het ontwikkelen van de planten overbodig is, was ook de Boeddha zijn hoofdrol uitgespeeld. Dit bevestigde hij trouwens op zijn eigen sterfbed met te zeggen: wees een lamp voor jezelf, geloof niet zomaar wat ik zeg, laat geen ander je leermeester zijn, maar onderzoek en werk nijverig, laat de dharma je richtlijn zijn.
Zo ook is het met onze landbouwer; eens de zaadjes gezaaid en de planten opgroeien beperkt zijn taak zich tot onkruid wieden en water geven opdat ze zich goed ontwikkelen. Daarmee is zijn rol uitgespeeld. Na de verlichting van de Boeddha en de eerste draai van het dharmawiel waar hij zijn bevindingen deelde met zijn medemonniken was zijn taak beeindigd. Het was aan anderen om nu zelf aan de slag te gaan met zijn bevindingen. De Boeddha werd van verlichte geest met een boodschap tot een spiritueel manager, ja zelfs af en toe een crisismanager om de sangha te leiden. Alle regels en voorschriften voor de sangha spruiten daaruit voort. Ze hebben niets te maken met de bevindingen die de Boeddha opdeed in zijn zoektocht naar verlichting maart wel met de sangha bij elkaar te houden en onkruid te wieden of nog afwijkende interpretaties te weerleggen.
Heeft dit voor leken enig nut? Mijns inziens weinig tot geen. De dharma gaat over de leer van de Boeddha, de tripitaka en alle regeltjes voor monniken kan je meer beschouwen als een soort huisreglement om het samenleven tussen hen leefbaar te houden. Na de Boeddha zijn er verschillende meesters die getracht hebben de dharma begrijpbaar te maken voor leken door middel van symbolen en antropomorfe voorstellingen zoals Boeddha’s en Bodhisattva’s. Boeddha’s die niet fysiek echt bestaan maar tot leven komen als we de kwaliteiten die ze toegelicht worden zich ontwikkelen in ons. Als we mededogen ontwikkelen verschijnt kwan-jin als richtboei, als we overtuigd vertrouwen hebben in de werking van de dharma ondanks of zelfs dankzij onze beperkingen verschijnt Amida Boeddha; als we doelbewust werken om woede en haat te onderdrukken en ons te beheersen verschijnt Akshobya, wanneer we liefde schenken en bezorgd zijn over onze kinderen verschijnt JizoBosatsu…In die zin bestaan de DhyanaBoeddha’s en Bodhisattva’s wel en helpen ze ons als voorstelling onszelf bij de les te houden.
Als we ons in een toestand van gelijkmoedigheid en kalmte bevinden vertoeven we in het Reine-Land. We worden duizend keer per dag herboren. Als we lijden zijn we in de hel, gedragen we ons baldadig of agressief zijn we in het dierenrijk, zijn we euforisch bevinden we ons in het rijk der goden. Alle symboliek heeft zijn boodschap, maar het blijft maar een hulpmiddel om de weg van de dharma als leek op een begrijpbare manier te bewandelen. Op die manier is de “mahayanabenadering“ van het boeddhisme zinvol en een zeer nuttig instrument voor leken en zelfs voor monniken zonder daarom afbraak te doen aan de manier van praktijk van theravada. Alles heeft zijn plaats en nut; Echter: het is niet omdat we in de klas een schoolbord gebruiken tijdens de les, dat we het schoolbord moeten verafgoden, maar wel de boodschap die erop staat moeten gebruiken en toepassen.
Geef een reactie