Er zijn maar weinig goede boeddhistische leraren, zei een boeddhistische vriend laatst tegen mij. Ik ken hem al geruime tijd dus ik denk te weten wat hij bedoelt. De leraar die een vonk op je overbrengt, het waakvlammetje ontsteekt alsof je de grote liefde van je leven ontmoet. Een of twee keer per jaar stapt mijn vriend in een vliegtuig en een etmaal verder loopt hij met zijn leraar door een hoog in de bergen gelegen bos. Ik ga naar hem toe, niet omdat hij meer kennis heeft van de dharma of de Boeddha dan ik, zegt mijn vriend, hij weet en beseft dat ook, en toch is hij voor mij een juiste leraar. Hij reikt me dingen aan waar ik weer verder mee kan. Op zijn eigen wijze.
Een paar maanden geleden ontmoette mijn vriend een andere buitenlandse leraar, gewoon in Nederland. Wat later sprak ik met hem over die ontmoeting. Hij was diep geraakt door die leraar. Ik wist dat er ergens over dat boeddhisme nog meer te ontdekken viel, maar ik kon er niet bij , zei mijn vriend. Deze leraar opende voor mij met voor hem eenvoudige tekst en houding een raam, zodat ik die onbekende wereld kon aanschouwen. Het was indrukwekkend wat ik waarnam. Ik weet dat over een jaar het meeste wel weer uit mijn geest verdwenen zal zijn. Maar wat ik zag zal nooit helemaal verloren gaan.
Ik was geroerd door de gedachten en woorden van mijn vriend.
Ik ben ongeveer vier jaar aangesloten geweest bij een mahayana sangha in Rotterdam. Het is al weer een tijdje geleden maar ik denk nog vaak terug aan die tijd. De sanghaleden vormden een prettig allegaartje. van hoog opgeleid tot een man achter de vuilniswagen. Een ouwe zeebonk ook. Wat waren we een leuke en enthousiaste groep. In de gompa was het op je kussen zitten en keihard studeren, de leerredes van de Boeddha leren begrijpen – wat een klus – en mediteren. Die lessen schoten niet op, want elke drie kwartier onderbroken door gebeden en gezangen. Ik informeerde bij de leraar of het studietempo niet kon worden opgevoerd, zo leergierig was ik. De leraar lachte. Regelmatig deden we een puja en de sangha trok er soms met de leraar op uit om in het land bijeenkomsten bij te wonen of te organiseren. In die gompa liepen in pij gestoken monniken in en uit of gaven les in zaaltjes, kelders en krochten, soms ook kloosters. Een serieuze klus maar er werd ook heel wat afgelachen. Humor werkt bevrijdend in de soms loodzware wereld van het boeddhisme.
Op een dag heb ik de sangha verlaten. Het viel mij zwaar om die fantastische club mensen achter te moeten laten maar het mahayana was toch niet mijn ding. Voordat ik mijn besluit bekendmaakte vertelde ik mijn leraar van mijn voornemen. Ga maar buiten spelen, zei ze. Ik hoef geen vliegtuig te pakken om contact met haar te maken. We zien en spreken elkaar weinig. Af en toe een mail. Soms een puja in een kleine kamer in haar woning. Maar we zijn in zekere zin altijd bij elkaar, door die vonk die ze op mij overbracht, de liefde die ze voor mij heeft en ik voor haar. De leer van de Boeddha die ze mij aanreikte en verduidelijkte. Zij opende ooit voor mij een raam en ik geniet nog steeds van dat uitzicht.
Moge iedereen gelukkig zijn.
Dit is aflevering tien in een serie columns van Joop Hoek.
Andreas van der Velde zegt
Mooi!