Een jaar geleden ben ik uit de kast gekomen. In een intiem tweegesprek met mijn zenleraar heb ik bekend dat ik mij in hoofdzaak een reine-landboeddhist ben gaan voelen.
Uitspraken als deze moet je onmiddellijk relativeren. Het is voor mij niet óf Reine Land, óf Zen. Beide zijn complementaire, in elkaars verlengde liggende vormen van beoefening. In China zijn Reine Land en Zen tot op de dag van vandaag twee onderling nauw verbonden tradities. Alleen in Japan bestaan er verschillende, exclusieve reine-landkerken met uitlopers in Amerika, Australië en Europa.
De Japanse tradities gaan terug op Honen (1133-1212) en Shinran (1173-1263). Beide hebben interessante en goed leesbare werken voortgebracht. Vaak worden deze twee boeddhistische monniken in hun historische context geplaatst. Dan gaat het over de turbulente ontwikkelingen in het Japan van hun tijd en over de corruptie en het universalisme van de heersende Tendaischool. Bij wijze van reactie op al deze verwarring introduceerden Honen en Shinran, maar ook bijvoorbeeld hun tijdgenoot Dogen, vernieuwingen met een zekere hang naar een zuivere, enkelvoudige beoefening, zo gaat het relaas.
Het werk van Honen en Shinran laat ik ook buiten de geschiedenis om graag direct tot mij spreken. Honens Senchakushu bevat een kritische evaluatie van meer dan duizend jaar Mahayana. De auteur zet alle claims en bevrijdingsparadigma’s op een rijtje en constateert dat het een bonte mengelmoes is van vreemde voorstellingen en aanspraken. Het is Honen die, op zoek naar een vorm van boeddhisme voor het gewone volk, de Chinese reine-landtraditie met de bijbehorende gestalte van Amida Boeddha aanboort. In plaats van de geschiedenis van Mahayana tijdvolgordelijk proberen te doorgronden, kun je ook de omgekeerde beweging maken en met de Senchakushu beginnen.
Shinran, aanvankelijk Honens leerling, ontwikkelt tijdens zijn leven een eigen, hoogst oorspronkelijke variatie op het thema van het Reine Land, waarin toevertrouwen aan een kosmische boeddha die de bron is van mededogen en redding, de plaats inneemt van beoefening. Shinrans hoofdwerk, de Kyogyoshinsho, is minder makkelijk te lezen, maar hij heeft andere, kortere en toegankelijker teksten op zijn naam staan. Onbedoeld komt zijn boeddhisme in bepaalde opzichten dicht bij een aantal van de sola’s van het christendom van de Europese Reformatie, zoals ‘sola fide’ (alleen redding door geloof) en ‘soli Deo gloria’ (alleen redding van buitenaf).
In een blogartikel van 25 november 2020, getiteld ‘Maakt mindfulness misbruik van het boeddhisme?’, schrijft de Antwerpse zenleraar Edel Maex: “Soms zie ik Jon Kabat-Zinn als een hedendaagse Shinran. Ook hij maakt iets wat eerst beperkt bleef tot een klein kringetje ingewijden toegankelijk voor iedereen.’ Een wonderlijke, zij het misplaatste vergelijking. Kabat-Zinn is de bedenker van Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR). Als werkvorm wilde Shinran echter niets van meditatie weten, ook niet van vereenvoudigde meditatie. Alleen ‘Namu Amida Butsu’ prevelen als dankzegging aan Amida’s ‘anderkracht’, vond in zijn ogen genade.
De nembutsu gebruiken als koan, zoals ik onder meer doe, gaat terug op de Chinese mengtraditie, niet op Shinran. En hoe langer ik mij met de nembutsu bezighoud, des te meer ga ik geloven dat het weinig uitmaakt of je ‘Heer Jezus Christus, zoon van God, ontferm u’ prevelt, of Nichirens mantra op de Lotus Sutra, ‘Namu Myoho Renge Kyo’. Er zijn vele wegen die naar ‘Rome’ leiden.