‘Wie ziet, ziet wie ziet, en ziet wie niet ziet. Wie niet ziet, ziet niet wie ziet, en ziet niet wie niet ziet.’
Voor hen die niet zien, blijft de werkelijkheid niet alleen verward en ondoorgrondelijk, maar hun onwetendheid maakt het in de toekomst nog moeilijker om het pad naar inzicht te vinden. Ze verdwalen immers verder in het spel van verschijnselen, onbewust van wie werkelijk de weg begrijpt en wie niet. Dit onderscheid ontgaat hen volledig, en zo versterken ze hun eigen misvattingen, waardoor de weg naar inzicht nog verder weg lijkt.
In veel boeddhistische Sangha’s zijn er leraren die wel spreken over het betreden van de stroom, maar zelf nog nooit de ervaring gehad hebben om zelfs maar met één teen het water aan te raken. Ze wijzen naar de Andere Oever, terwijl ze zelf heen en weer rennen langs de oever aan deze kant. Ze spreken in metaforen en wijzen naar de weg, maar hebben het pad zelf nooit bewandeld. Hun woorden raken niet de kern, maar blijven hangen in theoretische concepten en dogma’s.
Zij roeren de trom, maken veel lawaai, roepen grote woorden en oreren indrukwekkende theorieën, maar de reikwijdte van hun geluid is kort. Hun echo verstomt voordat het ooit de diepte van het bewustzijn bereikt. Ze gaan op in vorm en structuur, druk bezig met de uiterlijke kant van het onderricht, hoe je op je zafu moet zitten en de zendo correct betreedt, terwijl de inhoud hen ontglipt.
Ze hanteren de tradities en regels, maar missen de levende essentie van de Dhamma—datgene wat voorbij vorm en regel staat, datgene wat het hart raakt en werkelijk bevrijdt.
Ze zijn als toneelspelers op een podium, die zich geheel wijden aan de voorstelling, de kostuums, de gebaren en de woorden. Ze beheersen het script, maar missen de innerlijke authenticiteit van het spel. Ze overschouwen het toneel met precisie, maar de diepere essentie is ver weg. In hun ijver om het spel te perfectioneren, verliezen ze het contact met de waarheid die niet in woorden te vangen is.
Zij kennen de structuren van de Leer, de mechanismen van de Sangha, de rituelen en de regels, maar kennen niet de Dhamma die al deze structuren draagt. Hun kennis blijft oppervlakkig, verankerd in de schijnwereld van concepten.
Dit is niet uit onwil, maar uit onwetendheid—een onvermogen om de sluiers te doorbreken en te komen tot een direct experiëntieel inzicht in de werkelijkheid. En zoals eerder gezegd: deze onwetendheid maakt het pad in de toekomst enkel moeilijker te betreden, aangezien ze zichzelf vastrijden in hun beperkte visie.
De ware meester is degene die de stroom betreden heeft, die de Andere Oever in het zicht houdt en de essentie van de Dhamma onderwijst. Zonder poespas. Recht voor de raap.
Hij heeft theoretische kennis omgezet in doorleefde wijsheid, in directe experiëntiele ervaring. Voor de ware meester is de Dhamma niet iets om te reciteren of te herhalen, maar om te leven—beter: om de Dhamma te beleven. Hij heeft geen nood aan tempels, want hij weet dat de tempel in jezelf ligt. Hij heeft geen nood aan structuren, want een lege muur symboliseert voor hem de leegte van de Dhamma, die alles omvat zonder zich aan iets te hechten.
Waar anderen verdwalen in het najagen van uiterlijke schijn en materiële structuren, bevindt de ware meester zich in de diepte van de ware inhoud. Terwijl anderen hun woorden laten galmen zonder diepgang, overheerst de stilte van de meester. Zijn inzicht gaat voorbij het lawaai en de oppervlakkige vormen van een gedecoreerde leer, en onthult dat het pad naar ware bevrijding ligt in het loslaten van beperkende structuren. Hij omarmt de werkelijkheid in al zijn facetten en verwelkomt de schijnbare chaos.
Voor de ware meester is het leven een dynamische dans, waarin de waarheid zich ontvouwt in het hier-en-nu, vrij van de beperkingen van woorden, concepten en structuren.
De ware meester nodigt uit om, met hem, mee te bewegen in deze dans van exploratie, waarbij de enige richting die we hoeven te volgen die van ons eigen innerlijke ervaren is.
De ware meester is een lichtbaken, die ons uitnodigt om de weg van innerlijke waarheid te bewandelen—een weg die ons in contact brengt met de essentie van ons bestaan en ons bevrijdt uit dukkha.