Boeddha tussen spiegel en beeld.
‘Wat ben jij een dwarskont, Hans. Een beetje meer metta zou echt geen kwaad kunnen.’
‘Wat kan ik zeggen. Ik ben geen pamper, er wordt hier niet geluierd.’
‘Bodhisattva’s zijn zachte heelmeesters.’
‘Zachte heelmeesters zijn stinkende wonden.’
‘Een echte boeddha is naar mijn mening warm en ontvankelijk.’
‘Meningen zijn naar mijn mening koud en onhebbelijk.’
‘Haha, dat was een mening.’
‘Haha, het was een spiegel.’
‘Wat is naar jouw mening een echte boeddha, Hans?’
‘Zijn er volgens jou onechte boeddha’s?’
‘Ben jij volgens jou een boeddha?’
‘Denk jij dat er boeddha’s zijn?’
‘Verwijs je nu naar de leegte?’
‘Denk jij dat die bestaat?’
‘Zie je wel dat je een dwarskont bent?’
‘Een beetje meer metta zou echt geen kwaad kunnen.’