In 1944 signaleerde George Orwell dat alles en iedereen, te hooi en te gras werd uitgemaakt voor ‘fascistisch’. Vervolgens werd het begrip steeds sleetser. Reden was onder andere politiek effectbejag, maar even zo vaak naïviteit en oprechte verontwaardiging, volgens historicus Robin te Slaa. Dit artikel geeft een beknopte indruk van zijn recente boek Fascisme Oorsprong en ideologie. Hij herinnert ons eraan dat Mussolini in 1925 het volk beschreef als: ‘een groot kind dat je moet leiden, helpen en zo nodig straffen.’
Diepe verontwaardiging over onder andere de Holocaust bemoeilijkte tientallen jaren wetenschappelijk onderzoek naar de oorsprong van het fascisme. ‘Binnen en buiten de wetenschappelijke wereld bestond een brede consensus: het fascisme beschikte niet over een consistente ideologie’, bladzijde 14. Met hun activistische, anti-intellectuele, extreem gewelddadige optreden en nadruk op ‘de daad’ droegen fascisten zelf hieraan ook bij. Mussolini erkende dat de periode voorafgaand aan de Mars op Rome in 1922 vooral ging over strijd, maar er werden echter ook de grondslagen voor het fascisme gelegd. ‘Voor de verwezenlijking van hun utopistische doelstellingen waren vastomlijnde programma’s voor fascisten van ondergeschikt belang.’ Het was vooral pragmatisch en hierdoor vergelijkbaar met zijn totalitaire tegenvoeter het communisme.
Loopgravengemeenschap
Tegenwoordig zien de meeste wetenschappers het fascisme als ‘een generieke, revolutionair-utopistische stroming met allerlei varianten.’ Vanaf zijn ontstaan was het Italiaanse fascisme het prototype ervan, tot de opkomst van de NSDAP. Vervolgens werden de nazi’s dit prototype met hun biologisch gefundeerde racisme en antisemitisme.
Voor de Eerste Wereldoorlog was er geen fascisme, maar de samenstellende onderdelen bestonden al wel. Er circuleerden opvattingen over ‘een niet-marxistische en nationale vorm van socialisme en de noodzaak van een nieuwe politieke elite.’ Om van het fascisme werkelijkheid te maken, was een ramp als de Eerste Wereldoorlog nodig, aldus de auteur. Deze oorlog, de maatschappelijke en geestelijke ontwrichting die erop volgden, de Vrede van Versailles en de angst voor het bolsjewisme bepaalden mede de opkomst van het fascisme. De ideologie ervan was hierbij ondenkbaar zonder de Fronterlebnis van de veteranen. Fascisten noemden de hiërarchische georganiseerde ‘loopgravengemeenschap’ en ‘klasseoverstijgend egalitarisme’, een socialisme van het behoren tot een solidaire gemeenschap van gelijkgezinden.
Germaanse democratie
Het fascisme wortelt grotendeels in de contraverlichting, beschrijft de auteur uitgebreid in hoofdstuk 2 Een antiliberale erfenis. Deze tegencultuur verwierp de belangrijkste verworvenheden van de verlichting en de Franse revolutie. Contraverlichtingsdenkers ervoeren ze als de diepe oorzaak van de decadentie van de moderne samenleving. Zij stonden een alternatieve en antirationalistische moderniteit voor die uitging van het primaat van de gemeenschap boven de rechten van het individu, die de verschillen tussen volkeren benadrukte. Mussolini stelde dat het fascisme was ontstaan ‘als de algemene reactie onzer eeuw tegen het platte en positivisme van de vorige.’
In zijn Dottrina Politica e Sociale del Fascisme keerde de Duce zich fel tegen het meerderheids- en gelijkheidsideaal van de parlementaire democratie en ook het algemeen kiesrecht moest het ontgelden. In zijn ogen was de massa politiek handelingsonbekwaam. In 1925 noemde hij het volk ‘een groot kind dat je moet leiden, helpen en zo nodig straffen.’ Hitler verwierp ook het democratisch meerderheidsprincipe, want dit zou de leider verlagen tot ‘uitvoerder van de wil en opvatting van anderen.’ Hij stelde hiertegenover ‘de waarachtige Germaanse democratie’ waarin de gekozen leider de verplichting had ‘alle verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten volledig op zich te nemen.’ In de toekomstige völkische staat zouden er van het niveau van gemeentebestuur tot rijksregering alleen raadgevende organen zijn, die de gekozen leider bijstaan in zijn taak. Overigens is Hitler nooit direct gekozen als leider van nazi-Duitsland, bladzijde 257.
Te Slaa schrijft op bladzijde 254: ‘De negatieve oordelen over het ‘volk’, ‘de grote massa van burgers’ en het beginsel van de ‘volkssoevereiniteit’ laten zich tegenwoordig welhaast lezen als een afwijzing van het huidige rechtspopulisme.’ Populisten van nu prijzen ’het volk’ juist als een bron van wijsheid en morele goedheid en daarom moet het zoveel mogelijk zeggenschap over het landsbestuur hebben.
Vastberaden wil
Het fascisme presenteerde zich als derde weg naast het liberale kapitalisme en het marxistische socialisme. De Italiaanse fascisten noemden hun klasseoverstijgende samenleving een corporatistische of totalitaire staat. De nazi’s spraken over de Volksgemeinschaft, waarin de kloof tussen burgerij en arbeidersklasse ook zou zijn opgeheven. ‘De verlossing’ binnen het fascisme was echter altijd exclusief, omdat het zich beperkte zich tot het eigen volk en eigen ras. De fascisten sloten met hun boodschap echter aan bij de verlangens van miljoenen.
De fascistische revolutie moest de ‘vermeende degeneratieverschijnselen van de liberaal-kapitalistische samenleving’ overwinnen. Doorslaggevend waren niet sociale en economische factoren, maar was de vastberaden wil van een fanatieke voorhoede. Zijn utopistische doeleinden en revolutionaire methodes onderscheidde het fascisme van autoritaire conservatieve regimes van bijvoorbeeld kanselier Dollfuss van Oostenrijk, Francisco Franco in Spanje en voormalige opperbevelhebber Philippe Pétain van Vichy-Frankrijk. Hoofdzakelijk onder druk van de omstandigheden werkten autoritaire conservatieve regimes met fascisten, maar als de kans zich voordeed zetten zij hen buitenspel. Hitler gaf tijdens de Tweede Wereldoorlog om pragmatische reden steun aan deze regimes, omdat de Duitse oorlogsvoering baat had bij een stabiel bestuur.
‘Ongeschikten’
Sociaaldarwinistische denkbeelden waren eind 19de eeuw populair bij de maatschappelijke elites en de grote massa. Hoofdstuk 3 van het boek gaat over Sociaaldarwinisme, biologisch gefundeerd racisme en eugenetica. Niet iedereen binnen hetzelfde volk was even waardevol in biologisch opzicht. Daarom was democratie een slecht idee en in strijd met de wetten van de natuur. Eugenetica (rasverbetering) was een mogelijkheid om het eigen volk te veredelen en een raciale aristocratie te fokken. De voortplanting van waardevolle elementen moesten dus worden bevorderd en die van ‘ongeschikten’ ontmoedigd of verhinderd.
Het sociaaldarwinisme werd een fundamenteel onderdeel van het fascisme en ging ervan uit dat een oorlog tussen rassen en volkeren normaal is, want strijd is de essentie van het bestaan. De Engels-Duitse rassentheoreticus Houston Stewart Chamberlain voegde sociaaldarwinisme en biologisch racisme samen. ‘Bij zijn bewonderaar Hitler nam deze een rampzalige combinatie van apocalyptische vormen aan’, bladzijde 296. Het artikel van VRT Nieuws toont een ontluisterend beeld.
Fascistisch staatsgezag
Hoofdstuk 8 is getiteld De totalitaire staat van het fascisme. ‘Het individu zou in Mussolini’s gedroomde totalitaire systeem volledig onderworpen zijn aan het staatsgezag, zelfs zijn privéleven tot in detail beheersen’, bladzijde 371. Ook eiste deze almachtige staat van zijn burgers absolute gehoorzaamheid en toewijding. Dit alles bleef in Italië steken in theorie en in ideologische grootspraak, aldus Te Slaa. De nazi’s waren aanmerkelijk succesvoller dan hun Italiaanse geestverwanten in het uitschakelen van politieke medestanders en conservatieven die de zelfstandigheid van de traditionele elites, de kerk en het gezin verdedigden. Machtswellust is niet de enige verklaring voor het streven naar een totalitaire staat, maar was vooral gebaseerd op hun anti-individualistische en antiliberale staats- en maatschappijopvatting.
In het fascismo was de totalitaire staat bijna een doel op zichzelf geworden en het corporatisme had ook een sociaaleconomische basis. Voor Hitler was de staat slechts een vorm, de kern was de volksgemeenschap. Zijn staatsopvatting was verbonden met een radicaal biologisch racisme en een oorlogszuchtig sociaaldarwinisme, bladzijde 280. Revolutionair utopisme en meedogenloze massaterreur waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. De Jakobijnen van Robespierre waren overigens de eersten die geloofden dat terreur als politiek instrument kon worden ingezet om de mensheid te vervolmaken en om een nieuwe wereld te scheppen. De fascistische revolutie moest een tijdperk van een feniksachtige herrijzenis inluiden van het eigen volk.
Tot slot
Aan het einde van hoofdstuk 10, getiteld Slotbeschouwing, merkt Robin te Slaa op dat de aantrekkingskracht van het fascisme voor een belangrijk deel werd bepaald door zijn utopistische idealen. Hierin lag echter tegelijkertijd de terreur van zijn volgelingen besloten. ‘Fascisme met een menselijk gezicht bestond niet en kan niet bestaan.’ Het is namelijk per definitie een antihumane ideologie en beweging’, concludeert Te Slaa. De werkelijke erfenis van het fascisme zijn de miljoenen bewust vernietigde mensenlevens.
Opmerkingen
De historicus en schrijver Robin te Slaa doet al bijna twintig jaar onderzoek naar het fascisme en geldt als expert. Met Edwin Klijn werkt hij aan een indrukwekkende trilogie over de NSB. Het boek Fascisme oorsprong en ideologie is volgens zijn uitgever een mozaïek van verhalen over onder andere ‘god-mensen’, futuristische kunstenaars, antiliberale denkers, völkische ideologen en een schare aan fascisten van allerlei pluimage.
De eerste editie van dit boek was 2017 en toen deze was uitverkocht was, vroeg de uitgever ervan aan de auteur een herziene uitgave te schrijven. Dit was voor hem een kans om relevante literatuur van de laatste jaren en verschillende eigentijdse bronnen in de tekst te verwerken. Hij voegde aan de herziene uitgave een postscriptum toe geheten Homeopatisch verdund fascisme? Baudet en Forum voor Democratie. Een van de redenen hiervoor is zijn bezorgdheid over de toenemende polarisatie en ‘de animositeit tegenover de parlementaire democratie, de rechtstaat, de pluriforme samenleving en de vrije pers die Baudet en zijn partij doelbewust aanwakkeren.’
Ook besteedt de historicus in zijn boek aandacht aan het rechts-populisme, dat geregeld in verband wordt gebracht met fascisme. Daarmee worden echter een aantal fundamentele kenmerken van het fascisme ontkend, schrijft hij. Rechts-populisten zien de massa niet als irrationeel en handelingsonbekwaam. Volgens hen bedient de representatieve liberale democratie vooral de elite en heeft geen oog voor wat ‘het zuivere volk’ wil. De illiberale democratie die zij willen vestigen is een ingeperkt democratisch bewind en in de kern een etnocratie. Rechts-populisten streven niet naar het realiseren van fascistische idealen. Kenmerkend voor deze ideologie is volgens experts het ontbreken van een uitgewerkte leer van overtuigingen en idealen. Wetenschappers waaronder de Nederlander Mudde noemen het daarom een ‘dunne ideologie’, onderscheidend van ‘zwaarwegende’ of ‘volle’ ideologieën, zoals liberalisme, socialisme, communisme en fascisme. Zie de link.
Te Slaa is van mening dat vergelijkingen maken met de erkenning van de wezenlijke verschillen nuttig kan zijn en verhelderend werken. Echter, ‘het per se willen herleiden van elke vorm van overspannen nationalisme, racisme, antisemitisme, moslimfobie, geweldsverheerlijking, autoritair leiderschap, dictatuur, ideologische verblindheid of religieus fanatisme tot fascisme is in wetenschappelijk opzicht evenwel weinig zinvol. In de meeste gevallen vertroebelt het meer dan het verklaart.’