Ik kreeg vanavond een uitnodiging van een dierbare vriendin die het zou waarderen als ik op haar verjaardag zou komen. Ze heeft al jaren een galerie die ze met passie voor haar artiesten, met succes door de obstakels van de tijd navigeert. Haar galerie is een oase van cultuur, maar dat zijn niet de kunstwerken die er tentoon gesteld worden. Zij is de cultuur, de tijd verandert het leven om haar heen maar heeft geen vat op de bezieling van haar galerie. Zoals ik al zei, het is een oase, een rustplek waar eenieder mag zijn wie hij is- en de kunst die er hangt of staat is daar een afspiegeling van. Je bent een barbaar als je dat niet opmerkt, zelfs een blinde is niet ongevoelig voor het gevoel van welkom zijn in haar galerie.
Ik denk dat we dat momenteel missen in onze samenleving, een gevoel van waardering om wie je bent. Ik ken meer van die verborgen plekken in onze samenleving. De meest indrukwekkende is het Bukkoku-Ji klooster, een plek waar je onbelemmerd al je maskers en bagage kan laten vallen. Niemand zal je daar kleineren, uitbuiten, bedriegen, of minachten, je wordt verwelkomd en gerespecteerd. Als je een tijdje in de tempel verblijft kom je met het schaamrood op je kaken tot de ontdekking dat je de gastvrijheid met voeten hebt getreden. Zonder het te beseffen ben je als een olifant in de porseleinkast tekeer gegaan. En toch vind niemand het leuk als je weer terug naar Holland gaat. De roshi heeft ooit tegen mij gezegd: ‘wat is er in Holland wat hier niet is? Blijf hier, als je weg gaat dan geef ik je een afscheidscadeautje, maar als je blijft geef ik je een schat’. Mijn honger naar de dharma was te groot. Ik ben terug gegaan om die schat op te halen en heb alles in het klooster achtergelaten en niets mee terug genomen.
Als ik in onze tempel in Bemmel ben komt er altijd een groep mensen rond 8 uur voor de meditatie. Op de opendagen is het een komen en gaan van mensen en ik ben nieuwsgierig naar iedereen die binnen komt. Ik word dan overspoeld door indrukken en emoties, ik zou iedereen de aandacht willen geven die hij of zij nodig heeft. Maar dat is ondoenlijk, dat snap ik wel, maar als iedereen weer weg is vraag ik mijzelf af: heb ik niet iemand vergeten, heb ik mijn hand ver genoeg uitgestoken? Maar die gedachte is niet meer dan een wolk aan een helder blauwe hemel, uiteindelijk ben ik niemand vergeten.