De Boeddha, in de Guhatthaka Sutta—één van de oudste teksten uit de Pali-canon:
‘Moeilijk is het om hen te bevrijden die—verweven met de charme van het bestaan—vastgeklonken zijn aan het lokkende ‘worden’. Voorwaar, bevrijdt wordt men niet door anderen!
Verlangend naar wat geweest is én naar wat tot ‘worden’ komt, hongeren zij naar zintuiglijk genot. Begerig, inhalig, gehecht en geobsedeerd door verlangens, verstrikt in onvrede.
Getooid in ellende, weeklagen zij: ‘Wat zal er van ons geworden wanneer wij sterven?’
Siebe zegt
“Verlangend naar wat geweest is én naar wat tot ‘worden’ komt, hongeren zij naar zintuiglijk genot. Begerig, inhalig, gehecht en geobsedeerd door verlangens, verstrikt in onvrede” (Guy)
Verlangen eindigt in de praktijk niet is mijn eigen ervaring tot nu. Het is meer iets wat verschuift. Oke dan heb je niet meer zoveel verlangens op het vlak van geur, tactiel, smaak, visueel, gehoor. Maar ondertussen is het verlangen verschoven naar het mentale zintuig en domein, Een enorme honger naar aanzien, respect als wijze, bespiegelingen, ideeen, visies, standpunten, doordenken, discussies, inzichten, vrede van geest, kalmte, lessen doorgeven etc.
Mijn ervaring is, je blijft toch gebonden, je blijft toch trouw aan die verslaafde zich vastklampende geest. Het klampt zich alleen vast aan wat anders. En je blijft dat ook goedpraten is mijn ervaring. Je neemt er nooit echt afstand van. Want dat zou je enorm confronteren met je eigen staat.
Mijn ervaring is: Elke dag moet jezelf dan weer in een roes brengen van wijsheid, realisatie, geleerdheid, kennis, aankomen, vrucht want eigenlijk ben je doodongelukkig zonder. Het lijkt in essentie toch niet anders dan een vorm van jezelf bedwelmen, al schrijvende, pratende, discussierende, delende. Het voelt goed, dus dan weet je gewoon dat het je eigenlijk ruineert en dat je anderen meetrekt. Dat is mijn ervaring. Alles wat je als als belonend ervaart, daarvan kun je wel zeker weten dat het je ruineert.
Het is toch zo dat je op een gegeven moment niet meer zonder kunt, is mijn ervaring. Het denken, spreken, delen als de leraar, als de wijze, dat is de manier geworden waarop je jezelf bedwelmt en voedt, elke dag weer. Je kunt gewoon niet meer zonder, op een bepaald moment. Je spiegelt jezelf en anderen dan voor dat het liefde voor de Dhamma is, maar dat is niet echt zo.
Het valt niet mee.