Eerder publiceerde het Boeddhistisch Dagblad de visie van Robert Hartzema op de verschillende stromingen binnen het boeddhisme. Vandaag gaat het over de ‘hoogste’ stroming uit de vajrayana, de zogeheten atiyoga (Skt. hoogste yoga) of dzokchen (Tib. de volkomen volmaaktheid). Vanuit dzokchen wordt niet geprobeerd om iets te veranderen of te transformeren. De enige concrete werkbasis is de werkelijkheid zoals zij is, innerlijk en uiterlijk. In wezen ontbreekt daaraan niets. Alles is al volmaakt aanwezig, alleen ben je gewoonlijk niet in staat om dit vanuit een puur en helder gewaarzijn waar te nemen.
Volmaakt inzicht
Terwijl alle andere paden in het boeddhisme gekenmerkt worden door een specifiek doel dat door allerlei inzichten en oefeningen bereikt zou kunnen worden – nirwana, het ontwaken of de bevrijding – is er vanuit dzokchen gezien helemaal geen doel. In essentie is alles al vrij. Ruimte is al volmaakt open en alles wat in ruimte ontstaat lost vanzelf weer op zonder dat je daar iets voor hoeft te doen. Tijd presenteert vanuit een creatieve willekeur een volmaakte rijkdom aan gewaarwordingen en mogelijkheden zonder dat die enige specifieke richting op gaan. Alles loopt door elkaar en er is niets dat definitief vast ligt. En het Bewustzijn zelf is volmaakt leeg en helder, gewaar van alles wat zich aandient, zoals een heldere spiegel die alles simpelweg reflecteert. Dus waarom zou er een doel zijn dat je moet bereiken?
Het enige wat in je huidige leven ontbreekt is het herkennen van deze stralende kwaliteiten van Zijn.
Padmasambhava, de yoga en leraar die in de 8e eeuw de dzokchen traditie naar Tibet bracht.
Je laat je gewoonlijk volledig meenemen door beelden en projecties, en grijpt al die vluchtige gewaarwordingen vast alsof ze concreet zijn. Vervolgens gaat je bewustzijn ermee aan de slag en produceert verhalen en dagdromen, herinneringen en toekomstfantasieën, nachtmerries en wensdromen. Hoop en vrees nemen het leven over en versluieren de oorspronkelijke helderheid. Die neigingen zijn al heel vroeg in je leven ontstaan, en hebben vorm gekregen als de patronen van je bewustzijn en de overlevingsstrategieën die je hebt aangeleerd om de wereld tegemoet te treden. Strategieën die zich in je lichaam uitkristalliseren als spanningen, verkrampingen en energieblokkades, in je zintuigen door je verwrongen manier van kijken, luisteren, aanraken, ruiken en proeven, in je gevoelens en emoties als verkrampingen, en in je denken als meningen, oordelen en onmogelijkheden.
Zo raakt de volmaakte helderheid van het Zijn versluierd door een gelaagdheid van filters of sluiers, en is helderheid gewoonlijk afwezig. Tragischer is echter dat je zelfs het geloof in deze allesdoordringende helderheid als iets dat continu aanwezig is, bent kwijtgeraakt. Er zijn louter vage herinneringen aan flitsen van helderheid uit je kindertijd of van bijzondere situaties. Daarom zijn levensbedreigende omstandigheden of bijna-doodervaringen vaak zo belangrijk. Ze reactiveren de flits van helderheid die je kent omdat het je basis is, je thuisland, je geboorterecht. Maar omdat je niet begrijpt dat die heldere kwaliteit van gewaarzijn nooit afwezig is, plaats je haar als ideaal in de toekomst. En dat noem je de hemel, het absolute, nirwana, de verlichting, de bevrijding of wat dan ook. En doordat je deze herinnering in de toekomst plaatst, wordt het een doel dat je zou kunnen bereiken. Zo sluit je jezelf op in lineaire tijd, met doelen waarnaar gestreefd moet worden en omstandigheden die tegenzitten. Maar juist omdat het een doel is waar je krampachtig naar streeft, kan de natuurlijke, altijd aanwezige helderheid zich niet manifesteren. Het is alsof je naar een zonsondergang wilt kijken en daarvoor een ruimteschip naar Mars neemt. Ten eerste loop je de zonsondergang mis en ten tweede is de kans groot dat je overleden bent voordat je een glimp van Mars hebt gezien.
Vanuit dzokchen zijn dit allemaal overbodige omtrekkende bewegingen die garanderen dat je de ware bevrijding in dit leven nooit zult verwezenlijken, laat staan dat dit moment zich opent naar helderheid en vrijheid. Het inzicht van dzokchen is daarom niet een gewoon intellectueel inzicht, maar een meedogenloos vlijmscherp onderzoeken van de manier waarop je de helderheid niet herkent, en tegelijkertijd het wel gaan herkennen van die flitsen van helderheid die zich altijd, heel kort, blijven presenteren. En dat onderzoek is niet intellectueel en achteraf, maar in het ervaren zelf, in het zijn zelf. Je onderzoekt je beperkende patronen terwijl ze zich afspelen. Je ervaart hoe je je nu klemzet; in je adem, emoties, lichaam, denken en ervaren. Dzokchen is geen intellectuele zelfbevrediging – hoewel de teksten soms uiterst lastig te lezen zijn – maar onderzoekt het ervaren binnen het ervaren. Al die teksten zijn alleen maar zinvol wanneer ze helpen om zelf je eigen patronen te doorzien. De nadruk ligt op het zelf ervaren. Wanneer in de teksten gezegd wordt dat er een hoge intellectuele voorbereiding noodzakelijk is, is dat waar. Alleen wordt met ‘intellect’ de scherpte van het bewustzijn bedoeld, het durven en willen doorzien van je eigen patronen. De emotionele voorbereiding is het verwerken van oude emotionele patronen, wat vroeger gedaan werd door langdurige meditatie- en yogaoefeningen, maar waarvoor in het westen uiterst effectieve vormen van lichaamsgerichte psychotherapie zijn ontwikkeld. Het voorbereiden van het lichaam is het direct ervaren van je lichaam, het lichamelijk ervaren van de inzichten, zodat ze geen mindtrip worden of manieren om alles te ontkennen en ontstijgen of te dissociëren. Maar het allerbelangrijkste is het openen van je bewustzijn voor wat zich aandient, het ervaren van alles vanuit het voelen, vanuit je hart. Als je hart zich niet opent, wordt het beoefenen van dzokchen een intellectuele spitsvondigheid die nooit zal uitmonden in spontaan en puur aanwezig zijn.
De nadruk ligt dus niet op een doel in de toekomst maar op het spontaan aanwezig zijn in wat er is: het herkennen van de oorspronkelijke helderheid van je bewustzijn (rigpa) in de onmiddellijkheid van het ervaren, onafhankelijk van wat je ervaart. Het wat is vervangen door het hoe. Herken je het heldere gewaarzijn of herken je het niet? Punt. De rest is onbelangrijk. Als je de helderheid herkent, blijft alles helder en is al vrij of bevrijdt zichzelf. Als je haar niet herkent, fixeer je je ergens op, identificeer je je er mee, je grijpt iets vast of duwt het weg. Zo ontstaan de emotionele reacties en innerlijke verhalen waardoor je volledig wordt meegenomen en waardoor je elk contact met het direct ervaren kwijtraakt.
In essentie is dzokchen volstrekt simpel en komt uiterst dichtbij, de vlijmscherpe intimiteit met het Zijn, die door Chögyam Trungpa zo schitterend beschreven wordt als ‘een operatie zonder narcose’ of ‘de snede van een scalpel’. Dzokchen is als de intimiteit tussen de scherpe snede van het scalpel van inzicht, en de taaie huid van gewoontepatronen en basale angsten. De inzichten en oefeningen zijn als een operatie zonder narcose. Alles wordt blootgelegd, zonder enig mededogen met het ik of ego dat wanhopig probeert om alle patronen te ontkennen en zich te verbergen achter luiheid, weerstanden, overtuigingen of intellectualiseringen in een poging zichzelf veilig te stellen. Zonder enige twijfel zal het ego ook proberen om de inzichten die je hier leest te gebruiken of te misbruiken voor het verstevigen van zijn eigen positie. En dat is oké.
Wanneer je ook dat onderzoekt, valt het fort van het ego vanzelf uit elkaar, en is het ego louter nog een aantal strategieën die je bewust kunt inzetten wanneer het nodig is, maar die het heldere gewaarzijn niet meer verduistert of versluiert. Het ego hoeft niet opgeheven te worden. Dat is zonde en verspilling van alle tijd en aandacht die je erin gestoken hebt. Het ego is een prima poortwachter, krijger, generaal, slijmjurk, toneelspeler, bedrieger en onderhandelaar. Daar moet je dankbaar voor zijn. Je zet hem in wanneer dat nodig is, maar je hoeft je er niet mee te vereenzelvigen.
Het gaat om het herkennen, het herkennen van het heldere gewaarzijn en van alle patronen die het gewone bewustzijn weeft om deze helderheid niet aan te gaan. En binnen de dzokchen traditie zijn in de loop der eeuwen verschillende manieren ontstaan om dit herkennen in jezelf wakker te schudden en krachtiger te maken. Deze benaderingen, die elkaar aanvullen en ondersteunen, worden semdé, longdé en mengakdé genoemd en richten zich specifiek op de structuur van het bewustzijn (semdé), op de ruimtelijkheid van alle verschijnselen (longdé) en op de directe beoefening in het moment zelf (mengakdé). De cyclus van het zogenoemde Tibetaans Dodenboek maakt onderdeel uit van dit laatste onderricht.
Semdé onderzoekt vlijmscherp de matrix van het gewone bewustzijn, de patronen die in je lichaam, energiestroom, adem, denken, voelen, emotionele reacties en zelfs in het gewone zintuiglijk waarnemen zijn ontstaan. Het zijn deze patronen waardoor je je aandacht ogenblikkelijk op iets fixeert, dat concreet maakt en vervolgens vastgrijpt, wegduwt of ontkent. En omdat je je er vervolgens mee identificeert of er emotioneel op reageert, raak je verstrengeld met verhalen, herinneringen, hoop en verwachtingen waardoor het puur en totaal aanwezig zijn verloren raakt en je het heldere gewaarzijn volstrekt kwijt bent. Het onderzoeken van deze patronen maakt ze geleidelijk helderder, en het werkelijk ervaren van de emotionele drijfkracht erachter onthult de onderliggende paniek van het ego dat zichzelf voortdurend probeert te handhaven en bevestigen uit angst voor het niet-zijn. En wanneer je dit steeds maar weer in meditatieve oefeningen en in het dagelijks leven blijft waarnemen, kristalliseert je bewustzijn zich geleidelijk uit, en ontstaat een kwaliteit van helderheid die overal doorheen gaat schijnen.
Je zou semdé kunnen zien als de vormgeving van de meest precieze en praktische psychologische inzichten die in het boeddhisme zijn ontwikkeld, en die in dzokchen een allesdoorsnijdende scherpte bereiken. Het ontrafelt vlijmscherp de patronen van het gewone bewustzijn, niet door naar het verleden terug te gaan zoals de westerse ontwikkelingspsychologie, maar in de directheid van ervaren in het heden. Het ontleedt met het scheermes van het waarnemen de meest subtiele matrix van de zintuigen, het denken, de emotionele reacties en het neerzetten van het ik, evenals de manieren waarop je teruggaat naar het pakhuisbewustzijn (waar alle herinneringen liggen opgeslagen) om het verleden op te halen en dit op het heden te projecteren, waardoor alles troebel en ondoorzichtig wordt. Het is het herkennen waardoor uiteindelijk de helderheid ontstaat, een helderheid die in elk moment en onder alle omstandigheden aanwezig blijft.
Longdé richt zich vervolgens op de transparantie en ruimtelijkheid van alles wat verschijnt. Als de patronen van het bewustzijn helderder worden, en je je niet meer overal mee identificeert, wordt vanzelf duidelijk dat er louter verschijnselen en mogelijkheden zijn. Dat wat via de zintuigen verschijnt is in essentie volmaakt helder, altijd in verandering en op geen enkele manier concreet of permanent aanwezig. In wezen is het helemaal nergens aanwezig. Alles verschijnt door de interactie tussen je bewustzijn en alle indrukken die bestaan uit de energiebewegingen van specifieke golflengtes die door je zintuigen geïnterpreteerd worden als beelden, geluiden, geuren, smaken en aanrakingen.
Alle indrukken verschijnen spontaan in de openheid van ruimte en alle verschijnselen lossen altijd weer op in ruimte, zonder een spoor achter te laten. En terwijl ze aanwezig zijn, blijven zij spontaan veranderen zonder ergens definitief aanwezig te zijn. Zelfs je eigen lichaam is louter een verzameling voortdurend veranderende impressies en gewaarwordingen. Het ‘lichaam’ bestaat helemaal niet, want er zijn louter indrukken die tezamen jouw belichaming van dat moment uitmaken, ervaringen die elk moment kunnen omslaan; van beweging in stilte, van gezondheid in ziekte, van verrukking in pijn, van vrijheid in lijden, en andersom.
Dat wat verschijnt is in essentie transparant, dat wil zeggen, ook al maak je al die indrukken tot een ogenschijnlijk concrete en onveranderlijke werkelijkheid, het zijn transparante verschijnselen in ruimte. Hoe obsessief een begeerte ook is, hoe kwaad je je ook maakt, hoe negatief je banksaldo ook is en hoe hard je je hoofd ook stoot, het zijn louter gewaarwordingen, ongrijpbaar, veranderlijk en nergens te vinden. De mate van concreetheid of hardheid of belangrijkheid voegt je bewustzijn er zelf aan toe, maar in essentie zijn het louter transparante verschijnselen.
Longdé richt zich specifiek op het ervaren van deze ruimtelijkheid. De ruimte om je heen, de ruimte van de hemel, de kosmische ruimte, de ruimte in het ademen, de ruimte in je lichaam, de ruimte in het kijken en horen en de ruimte in het voelen en denken. Het is de meest oneindige maar ook de meest eenvoudige benadering, die specifiek ontwikkeld is voor mensen die sowieso al niet zo veel denken en doen, maar meer leven vanuit hun hart en vanuit het zijn. En die de confrontatie met al hun psychologische angsten aan durven gaan, want ruimte als volmaakte openheid, als Ruimte, kan ook veel angst en paniek omhoog halen. Het gaat niet om een wollige, vage, new age openheid, maar om een glasheldere en vlijmscherpe oneindigheid, zoals de blauwe lucht wanneer het keihard vriest.
Er wordt ook wel gezegd dat semdé de mannelijke benadering is en longdé de vrouwelijke benadering. Het gaat daarbij om de energie en niet om het man of vrouw zijn. Sommige vrouwen zijn evengoed verslaafd aan het denken, en er zijn ook mannen die wel hun hart durven te volgen. Bovendien is het belangrijk om juist die kwaliteit te ontwikkelen die je mist, en in de praktijk van het oefenen vullen beide benaderingen elkaar goed aan om beide energiestromen in jezelf in evenwicht te brengen. De beroemde dzokchen leraar Longchenpa maakt ook geen specifiek onderscheid tussen deze benaderingen, maar geeft ze gewoonlijk alle drie tegelijkertijd en beschouwt ze als volstrekt gelijkwaardig.
Mengakdé betekent eigenlijk ‘de geheime instructies’ en wordt door sommige dzokchen stromingen beschouwd als de snelste en meest directe weg naar het herkennen van het helder gewaarzijn en het verwezenlijken van de bevrijding. Hoewel er talloze tantra’s en commentaren over geschreven zijn, gaat het in wezen puur om de beoefening, waarbij je direct contact maakt met de dynamische energie van het Zijn, de spontane, ongeremde, ontembare energie waaruit alles vanzelf verschijnt. Het is de energie waardoor een bloem zich ontvouwt of een tsunami ontstaat, waardoor zowel lijden als bevrijding mogelijk is. Het is de meedogenloze kracht van Tijd die alles willekeurig doet veranderen, waardoor geluk en frustratie, vreugde en verdriet, verliefdheid en ziekte, geboorte en dood elkaar afwisselen. In essentie zijn al deze gebeurtenissen, bewegingen en veranderingen de dynamische energie van het Zijn die volmaakt zuiver en stralend is en in essentie tijdloos. Het is deze creatieve kwaliteit van het Gewaarzijn die direct leidt naar het ervaren van de tijdloze vrijheid, waarin verleden, heden en toekomst transparant zijn, en hoop en vrees zijn opgelost in de intensiteit van het ervaren zelf.
Bij het onderricht van mengakdé is de relatie tussen leraar en leerling van doorslaggevend belang. Aan de ene kant omdat het juist de woordloze aanwezigheid van de leraar is die deze kwaliteit van gewaarzijn of Zijn overdraagt. Aan de andere kant omdat de instructies verwijzen naar onbekende gelaagdheden, ongrijpbare dimensies of onzichtbare patronen van je emoties, waardoor de specifieke verbale instructies juist heel exact moeten zijn om glashelder te maken hoe het bewustzijn van de student zichzelf voor de gek houdt en weigert oog in oog te staan met helderheid. Mengakdé bestaat uit twee benaderingen, die trekchö en tögal worden genoemd, en die gewoonlijk na elkaar onderwezen worden. Het vorige hoofdstuk geeft een schitterend verslag van dergelijke mengakdé instructies, in dit geval van Shri Singha aan Padmasambhava, waarbij beide benaderingen overigens als één geheel onderwezen worden.
Trekchö betekent ‘direct doorsnijden’ of ‘het doorhakken van de knopen (van het bewustzijn)’. Daarmee wordt bedoeld dat, door het lezen van teksten en het doen van oefeningen, alle illusies (dat er iets is dat permanent en concreet bestaat) in één slag worden doorgehakt, waardoor het helder gewaarzijn direct verschijnt en herkend wordt. De essentie is helder gewaarzijn, niet als intellectueel inzicht en niet als filosofisch, psychologisch of spiritueel denkbeeld, maar als het puur en totaal aanwezig zijn in de onmiddellijkheid van het ervaren. Pas wanneer je dit herkent, kun je ook zien wanneer het afwezig is, en wat de patronen zijn die er voor zorgen dat je het niet herkent.
Vanuit trekchö gezien geeft semdé het noodzakelijke inzicht in de belemmerende patronen van het bewustzijn en de onderliggende beperkende matrix van de zintuigen en het denken, en maakt longdé de doorschijnendheid van wat verschijnt en de ruimte van het bewustzijn direct ervaarbaar. Beide scheppen de mogelijkheid om het helder gewaarzijn in het moment zelf te herkennen, terwijl door het ontwikkelen van gewaarzijn de belemmerende en versluierende patronen die in ruimte verschijnen ook steeds helderder worden. Zo versterken zij elkaar, en is helder gewaarzijn geleidelijk aan continu en onder alle omstandigheden aanwezig. En wanneer je gewone bewustzijn steeds helderder wordt en uitkristalliseert in het Bewustzijn zelf, kan het van nature aanwezig tijdloos Gewaarzijn daar vanzelf doorheen schijnen en is alles de manifestatie van het Zijn.
Sommige dzokchen leraren leggen de meeste nadruk op het direct herkennen van het helder gewaarzijn, een kwaliteit van vlijmscherp en alert aanwezig zijn die ook wel ‘naakt zien’ (cger thong) wordt genoemd. Dit is dan ook de titel van de tekst van Padmasambhava die in dit boek is vertaald en die de inzichten van trekchö glashelder woorden geeft en als poëzie het helder gewaarzijn direct wakker schudt. In de cyclus van de bevrijding in leven en sterven komt deze tekst vóór de bekende tekst die Het Tibetaans Dodenboek wordt genoemd. Het is een krachtige oproep tot het herkennen van het heldere licht van Gewaarzijn dat onontkoombaar op het moment van sterven verschijnt. Voor dzokchen beoefenaren is het uitsluitend belangrijk om deze tekst – De natuurlijke bevrijding door Naakt Zien – te lezen in de periode van het sterven, en is Het Tibetaans Dodenboek meer een rituele tekst voor het gewone volk.
Volgens andere dzokchen leraren krijgt het helder gewaarzijn echter pas zijn volledige kracht wanneer alle verschijnselen gezien worden als manifestaties van het heldere gewaarzijn. Deze benadering wordt tögal genoemd wat ‘het oversteken van de bergpiek’ of ‘de transcendente sprong’ betekent. De essentie ervan is simpel. Pas wanneer je alles wat verschijnt – ook je gevoelens, lichaam, gedachten, heftige emoties en angsten – ervaart als manifestaties van de Ruimtedimensie van het Zijn, zonder ook maar iets vast te grijpen, weg te duwen of te ontkennen, kan het helder gewaarzijn permanent aanwezig zijn, zonder elk moment door iets begeerlijks of angstaanjagends te worden versluierd.
Traditioneel werd altijd begonnen met het beoefenen van trekchö voordat tögal beoefend werd, omdat je anders de visioenen of verschijningen – die best heftig kunnen zijn – toch weer als concreet werkelijk zou kunnen gaan beschouwen. Dan zou je door plotseling opkomende angst en paniek terug kunnen vallen in de gewoontepatronen die je leven tot dan toe hebben bepaald. In essentie is de boodschap van de tögal tekst die onder de titel Het Tibetaans dodenboek in het westen bekend is geworden vrij simpel: herken alles wat verschijnt als projecties van je eigen bewustzijn, als transparante vormen in Ruimte die niets concreets neerzetten, wees er niet bang voor en identificeer je er niet mee.
De veel verdergaande betekenis van Het Tibetaans dodenboek, dat in het Tibetaans eigenlijk de titel De bevrijding door het horen draagt, is niet te begrijpen wanneer die niet op allerlei niveaus door je leraar wordt uitgelegd. De tekst is namelijk in de eerste plaats geschreven voor diegenen die ingewijd zijn in de uitgebreide en ingewikkelde visualisatieoefeningen van tögal en die dergelijke visualisaties lange tijd – vaak in een retraite van drie jaar, drie maanden en drie dagen, en soms in volslagen duisternis – gedaan hebben. De verschijningen van de verschillende boeddhafiguren op het moment van sterven zijn dan dezelfde die je tijdens de meditaties hebt gevisualiseerd, zodat je ze op dat moment ook direct kunt herkennen.
In de tweede plaats is de beschrijving een vorm van geheimschrift die verwijst naar allerlei innerlijke processen van je bewustzijn en evenveel wegen of poorten naar bevrijding, op elk moment van leven en van sterven. Het wordt niet voor niets een ‘geheime’ of ‘verborgen’ tekst of onderricht genoemd, die op allerlei niveaus – uiterlijk, innerlijk, meest innerlijk en geheim – kan worden uitgelegd. Beide teksten samen – Naakt Zien en De bevrijding door het horen – geven het volledige onderricht van de mengakdé inzichten van dzokchen.
Over tögal wordt over het algemeen nogal geheimzinnig gedaan. De reden is dat alleen een leraar kan beoordelen of je het helder gewaarzijn werkelijk herkent en of deze visualisatieoefeningen voor jou dan ook werkelijk zinvol zijn en leiden naar jouw bevrijding. Bovendien kunnen de instructies en periode van beoefening per student behoorlijk verschillen. Daarnaast blijft de beoefening hiervan bepaalde risico’s inhouden, zowel voor je lichamelijke als je geestelijke gezondheid. Zoals andere yoga- en dzokchen oefeningen kun je ze ook te fanatiek en dwangmatig gaan doen, waardoor je je ademhaling kunt ontregelen, je energiestromen verstoren of schade toebrengen aan je zintuigen. Bovendien zouden de visualisatieoefeningen ook kunnen leiden tot een psychose in plaats van naar de bevrijding.
Zoals gezegd maakt Longchenpa geen scherpe scheiding tussen deze twee benaderingen en zijn de uitleg die hij geeft en de oefeningen die hij beschrijft gewoonlijk een combinatie van beide. Daarbij legt hij meestal de nadruk op het herkennen van het helder gewaarzijn in de onmiddellijkheid van het ervaren (trekchö) zonder het denken kunstmatig te onderdrukken, terwijl al je zintuigen wijd open staan en je alles wat verschijnt herkent als manifestaties van het gewaarzijn (tögal). Zo verwoordt hij beide tegelijk op een hele simpele, directe manier, zodat beide benaderingen of inzichten elkaar blijven corrigeren, aanvullen en versterken. Het is zijn uiterst exacte en tegelijk ongekunstelde benadering die het meest aansluit bij deze tijd en bij onze westerse manier van leven, zodat de ultieme bevrijding midden in het dagelijks leven kan ontstaan en je op het moment van sterven het stralende licht van Gewaarzijn herkent en van nature daarmee versmelt.
Joost zegt
Mooi geschreven. Ik ga nu mn tuin in om al die prachtige verschijningen te bekijken en van te genieten.
De roodborst ,vink en andere vogels het ijzerhart de zonnebloemen en ook de afrikaantjes bezorgen miij een
gevoel van blijdschap en geluk. Ik wens voor iedereen ook dat gevoel,zonder poespas.🙏