In de tijd toen ik nog maar pas was beginnen te mediteren, bij Ton Lathouwers in Leuven, belde ik op een dag Ton op. Waarover kan ik mij niet meer herinneren, maar ik herinner me wel dat ik begon met de vraag: ’stoor ik niet?’ Ton antwoordde prompt: ‘Ik was nu net aan het mediteren en ik stond op het punt de verlichting te bereiken’. Het was uiteraard een grapje maar je kunt het ook horen als een moderne koan.
Het ‘bereiken van verlichting‘ was een vraag die mij in die tijd erg bezig hield. Valt er iets te bereiken? En wat dan? Ik was bij zen gekomen vanuit een intense ervaring die voor mij veel betekende, maar die zeker niet de verlichting was zoals ik mij dat probeerde voor te stellen.
Tons grapje, net als veel van zijn toespraken haalden dat onderuit. Toch vond ik het moeilijk om het idee los te laten. En toen ik mij realiseerde dat Ton ook niet verlicht was, toch niet zoals ik mij dat voorstelde, ging ik op zoek naar andere leraren die misschien wel verlicht waren.
Ik vond er. Nu is het in het boeddhisme absoluut not done om te claimen dat je zelf de verlichting bereikt hebt, maar niets belet je te claimen dat jouw leraar de geest van de Boeddha volledig gerealiseerd heeft. En toen ontdekte ik dat ook die leraren en hun leraren, ondanks alle claims niet verlicht waren, toch niet zoals ik mij dat voorstelde. Dus misschien lag het aan wat ik mij voorstelde.
Zo kwam ik na jaren omzwerving weer bij mijn eerste leraar terecht. Hij claimde tenminste niets.
De naam van onze zentraditie is Mahakaruna Chan, wat wil zeggen groot mededogen. Op het altaar zetten we een Guanyinbeeld. Guanyin is de personificatie van het mededogen. Haar naam betekent zij die luistert naar de noodkreten van de wereld. Een van onze belangrijkste zinnen is de eerste bodhisattva-gelofte: ‘Hoe talloos de levende wezens ook zijn ik beloof ze alle te bevrijden.’ Bodhisattva wil zeggen degene die het bereiken van een eigen ’verlichting’ afwijst om zich te kunnen blijven inzetten voor alle levende wezens.
Toen ik vroeg in mijn zoektocht, en in al mijn naïviteit, ontdekte dat er in het boeddhisme meer te beleven was dan zen, maakte ik ook kennis met de Palicanon. Er was een onmiddellijk een gevoel van herkenning. Ik heb boeddhisme van de Palicanon nooit ervaren als wezenlijk verschillend van zen. Ik was heel verbaasd toen ik hoorde beweren dat de nadruk op mededogen typisch voor mahayana was, en dat daar in de oude tradities niet zoveel belang aan gehecht werd.
Ik durf het bijna niet te zeggen, en met het risico van mezelf definitief in diskrediet te brengen, maar een tekst die mij diep raakte was de Kalama Sutta (AN 3.65). Jaren later leerde ik dat de Kalama Sutta in het Westen heel populair is omwille van één overhypte paragraaf, die wel eens het boeddhistische handvest van het vrij onderzoek genoemd wordt. En ook al is er niets mis met die paragraaf, de hype errond leidt de aandacht af van waar het naar mijn gevoel echt over gaat.
De Kalama Sutta vertrekt vanuit een vraag. Het gebeurt vaker in de Palicanon, dat een asceet of een brahmaan, een leek, zelfs een koning aan de Boeddha een vraag voorlegt. Hier is het een groep leken uit de clan van de Kalama’s.
De vraag is: ‘Er komen hier zoveel leraren die allemaal beweren de wijsheid in pacht te hebben. Hoe kunnen wij oordelen wat oké is wat niet?’
De Boeddha antwoordt: ‘Zeker, dat kunnen jullie. Kijk gewoon of een leer leidt tot lijden of tot geluk.’ Dat is de korte samenvatting van de overhypte paragraaf. Het is niet meer dan een direct antwoord op een vraag. Dat zie je de Boeddha vaak doen. Hij start waar zijn toehoorder zit. Dan pas begint het. Het echt belangrijke is wat volgt.
Als we bevangen zijn door begeerte, haat en verwarring, legt de Boeddha uit, gaan we lijden veroorzaken. Hij noemt doden, stelen, verbaal geweld en seksueel misbruik als voorbeelden. Maar in de mate dat we daar vrij van zijn wordt er iets heel anders zichtbaar. Dan stralen we liefde, mededogen, medevreugde en onbevangenheid uit.
Deze tetrade van liefde, mededogen, medevreugde en onbevangenheid komt in de Palicanon op heel veel plaatsen voor. In de Subha Sutta (MN 99) bij voorbeeld, als antwoord op een vraag van Subha, een brahmaanse priester, noemt de Boeddha het zelfs het verblijf van de goden (brahmavihara). De Boeddha past zijn taalgebruik altijd aan aan dat van zijn toehoorder. Maar wat ook je achtergrond, je kaste of clan, leek of priester, niets is niet belangrijker dan dat: liefde, mededogen, medevreugde en onbevangenheid.
In de uiteenzetting voor de Kalama’s volgt daarna de wellicht meest underhypte paragraaf. Kort samengevat: Het maakt niet uit of je door nu goed te handelen, in een volgend leven of in dit leven meer geluk zal toevallen. Als je handelt vanuit liefde, mededogen, medevreugde en onbevangenheid, dan is er in ieder geval het vertrouwen dat je nu goed bezig bent.
Zowel voor Subha, als voor de Kalama’s koppelt de Boeddha geluk los van het bereiken van een doel. Bereiken is altijd tijdsgebonden en tijdelijk. Hoe vaak zijn we niet blij geweest als we iets bereikt hadden? En hoe vaak zijn we niet ongelukkig en ontgoocheld geweest als iets niet gelukt was?
Maar de intentie, liefde, mededogen, medevreugde en onbevangenheid, is niet tijdsgebonden. Die is er in ieder ogenblik. Tenminste, die kan er in ieder ogenblik zijn. In die intentie is er een tijdloos geluk, dat nergens van afhankelijk is.
Daarom is de gelofte van de bodhisattva, alle levende wezens bevrijden, bewust en expliciet als onbereikbaar geformuleerd. Als het doel niet bereikt kan worden, kunnen we het dan niet beter opgeven? Nee, geluk, bevrijding voor onszelf en voor alle levende wezens zit niet in het doel.
Terug naar onze moderne koan. Ton staat op het punt om de verlichting te bereiken. Dan hoort hij het rinkelen van de telefoon. Hij neemt op en antwoordt.
Taigu zegt
Ontroerende tekst (of dharmarede)? Boeddha is verbeelding in Palicanon, jouw ervaring verbeelding van verbeelding. Guanyin is ook verbeelding. Waarom van verbeelding naar beeld? Is beoefening niet beter zonder beeld?