Zalig zijn de armen van geest.
Leerling: Wat als je de illusie doorziet?
Meester: Dan ben je weer een illusie rijker.
Leerling: Een illusie armer, zal u bedoelen.
Meester: Was het maar zo makkelijk.
Leerling: Welke illusie heb je er dan bij gekregen als je de illusie doorziet?
Meester: De illusie dat je de illusie doorziet.
Leerling: Wat als je zelfs de illusie doorziet dat je de illusie doorziet?
Meester: Dan ben je weer een illusie rijker.
Leerling: Een illusie armer, toch?
Meester: Was het maar zo makkelijk.
Leerling: Welke illusie heb je er dan bij gekregen als je zelfs de illusie doorziet dat je de illusie doorziet?
Meester: De illusie dat je de illusie doorziet dat je de illusie doorziet.
Leerling: Wat als je die ook nog doorziet?
Meester: Dan ben je weer een illusie rijker.
Leerling: Wat als je alle illusies doorziet, deze ook?
Meester: Geen idee.
Leerling: Dan zie je de Werkelijkheid, zou ik zeggen.
Meester: Tenzij dat ook maar een idee is.
Leerling: Wat als de Werkelijkheid ook maar een idee is?
Meester: Dan ben je weer een illusie rijker.
Leerling: Wat als je zelfs het idee van de Werkelijkheid doorziet?
Meester: Dan ben je weer een illusie rijker.