Badkamers zijn meestal weinig inspirerende plekken. Met veel glimmend sanitair en glanzend tegelwerk wordt er een zweem van luxe overheen gelegd, maar die zorgt er alleen maar voor dat het een zielloze plek wordt waar je niet voor je plezier verblijft. Sinds je aan de verjaardagen van familie en vrienden door je telefoon wordt herinnerd is het ultieme persoonlijke toilet-element, de verjaardagskalender, vaak ook verdwenen. Een scheurkalender, een zelfgehaakt reserve-wc-rolhoesje, dan hebben we de persoonlijke noot wel gehad. In een moderne badkamer doe je wat je moet doen en dan ga je er zo snel mogelijk weer uit.
In onze badkamer geen zelfgehaakt reserve-wc-rolhoesje, geen scheurkalender. Die laatste zou bij een flinke regenbui meteen doorweekt zijn, dus onze poëziekalender hangt op een droogblijvend plekje op het terras. Zit je bij ons op de pot of sta je onder de douche, dan ben je onderdeel van een openlucht-kunstwerk. De met zand, klei en kalk gepleisterde wanden zijn inmiddels weelderig begroeid, de vloer en wastafel zijn mozaïek-kunstwerken en als je rondkijkt zie je steeds wat nieuws. Geen scheurkalender nodig om de tijd te doden dus.
Nou klinkt het natuurlijk nogal aanmatigend om zo lovend over je eigen badkamer te doen, maar ik durf dat toch wel aan. Er zijn namelijk verschillende andere gebruikers die er niet uit zijn weg te slaan. Er huist een tokeh achter, en een gecko op een handdoekje, er weven spinnen indrukwekkende webben en er wonen kikkers in een gieter en in plantenpotjes. Soms zitten die lekker een tijdje tegen de muur geplakt; relaxen op z’n kikkers.
Een paar dagen geleden begon een koppeltje honingzuigers met de bouw van een nestje, zo ongeveer boven de wc-pot. Honingzuigers (Nectariniidae) zijn piepkleine vogeltjes die wel vergeleken worden met kolibries. Ze maken een nestje dat meestal aan het uiteinde van de bladsteel van een plant hangt. Het ziet er een beetje als een krotwoning uit; van alles wat er te vinden is wordt erin verwerkt. Een welstandscommissie zou het beslist afkeuren. Zo rommelig als het nest eruit ziet, zo ingenieus is het gebouwd. De vogeltjes gebruiken spinrag om alles aan elkaar te plakken. Onder het woongedeelte hangt een lange staart die zorgt voor stabiliteit. En om het wooncomfort voor het broedende vrouwtje te verhogen is boven de ingang een heus afdakje gemaakt.
Helaas lijken de honingzuigers niet bijster goed in het bepalen van de optimale locatie voor hun nestje. Al drie keer eerder hebben we kunnen genieten van de bouwactiviteiten en al drie keer eerder zijn ze enkele dagen nadat het af was toch weer vertrokken. Alle drie die keren hing hun nest pal naast een plek waar we steeds langs moesten. Tijdens de bouw hebben ze dat blijkbaar niet opgemerkt, maar toen ze er eenmaal introkken bleek het misschien toch te onrustig. Ook het nest in de badkamer hebben ze helemaal afgebouwd. Maar de kans is groot dat ook dit ongebruikt blijft, hoewel Mieke het vogeltje gisterenavond toch nog in haar nestje zag zitten. Als de toiletgang voor ons geen absolute noodzaak was geweest hadden we die graag een paar weken opgehouden, maar dat is jammer genoeg geen optie. Het nestje valt nog moeilijker te ontwijken dan de eerdere bouwsels. Als we gaan zitten moeten we goed opletten er niet tegenaan te stoten.
Nu ik het toch over gaan zitten heb: ook de afgelopen nacht nam de aandrang dusdanig toe dat een bezoek aan de badkamer onvermijdelijk was. In Nederland deed ik een nachtelijk toiletbezoek altijd op de automatische piloot, zonder een lampje aan te doen. Als we in ons buitenbed sliepen zombiede ik gewoon een stukje de tuin in om het daar te laten lopen. Maar in Nederland kom je niet zo makkelijk slangen of zeer pijnlijk stekende reuzenduizendpoten tegen. Hier wel. Dus pak ik altijd mijn telefoon als ik “eruit” moet. Die geeft net genoeg licht om te kunnen zien of vloer, wc-bril en pot vrij zijn van bijters en prikkers, terwijl het niet zo fel is dat Mieke er wakker van wordt (hoop ik altijd).
Ik waarschuw maar even: het verhaal wordt nu wat onfris. Ongeveer op hetzelfde moment dat er onderaan iets uit viel, viel er iets slijmerigs in mijn nek. Ik was uiteraard meteen klaarwakker en voelde de substantie langs mijn ruggengraat omlaag zakken. Ik wist niet of ik er blij om moest zijn, maar het kwabje op mijn rug was koud, dus het was onwaarschijnlijk dat er een oorzakelijk verband was met wat ik zojuist zelf had geloosd. Dat zou overigens ook de wet van de zwaartekracht ontzenuwd hebben. Maar wat dan wel? Nu kwam mijn mobieltje onverwacht van pas.
In een voor mijn stijve lijf onvoorstelbaar atletische pose wist ik een plaatje van mijn rug te schieten. Daar was niets bijzonders op te zien. De verdenking ging zich nu op een of andere beestje richten. Bij hoge uitzondering moest daarom toch maar even het felle lampje van de pleemobiel aan. En daar zat de slijmjurk, in een plantenpot. Een van de vaste badkamerbewoners. Geen idee wat ie op mijn rug te zoeken had. Omdat ik geen zin had om de slijmsporen mee ons bed in te nemen, stond ik vervolgens om 4 uur ’s nachts onder de douche. Een openlucht-kunstwerk van een douche, dat dan weer wel.