Op je Pad vanuit nitwit-qua-beoefening naar (hopelijk) verlicht wezen, beginnen velen van ons met enige introspectie en meditatie. Zodra daarin wat beweging zit, en je enige ‘interne integratie’ doorleefd hebt, is het makkelijker om andere stukken van het Dharmische pad op te pakken. De volgende stap wordt wel eens in de vergaarbak ‘ethiek’ geschoven, maar die term is voor velen niet al te bemoedigend, ik zou het eerder vaardig (of positief) handelen of Kusala Karma noemen, ‘handelen zoals je de inspiratie van de Verlichten begrepen hebt’.
En in dit kleine drieluik –vandaag deel drie en slot de Spraak- wil ik je meenemen naar drie voorbeelden van zeer concreet toegepast vaardig handelen conform de eeuwenoude indeling Lichaam, Spraak en Geest. Beginnend met de geest, omdat die weliswaar het moeilijkst te doorgronden en bij te sturen is, maar toch de bron van handelen. Uiteindelijk is niet-vaardig handelen en niet-vaardig spreken namelijk altijd verbonden met de onzuivere stukjes in je eigen geest.
Tot aan het overstijgen van alle kunstmatige grenzen tussen levende wezens toe.
Nadat meditatie je enige zelfkennis heeft gebracht omvat de volgende stap op het Pad, genoemd Vaardig Handelen, onder andere het zuiveren van je fysieke handelen. En dat is bijvoorbeeld uit te drukken in het ‘Geen geweld gebruiken, niet stelen en geen seksueel wangedrag’ van de Leefregels. Of van hun positieve tegenhangers Metta (liefdevolle vriendelijkheid), Dana (vrijgevigheid) en Samtushti (rust, eenvoud en tevredenheid). Maar dat zijn slechts voor velen theoretische algemene begrippen, uiteindelijk komt vaardig handelen neer op het je medemensen, alle levende wezens, geheel gelijkwaardig aan jezelf te behandelen, oftewel zoals je zelf behandeld zou willen worden. En dat is nogal een opdracht voor de meesten van ons. Prima, zitten op je kussentje is een mooi begin, maar constant hiernaar handelen is heel andere koffie. De Mahayana-meditatie ‘Jezelf en anderen verwisselen en qua behandeling gelijk stellen’ zit ook in deze hoek.
En, zoals de Boeddha onderwees kunnen we voor deze beoefening ook te rade gaan bij mensen die formeel geen boeddhist zijn, het gaat om hun gedrag en niet om de theorie. Een voorbeeld dat ik erg pakkend vind, en ook in het actuele Westerse context inspirerend, komt van Mahatma Gandhi. In de roerige jaren ’45-50, in het gebied dat nu India en Pakistan is, kwam het geregeld tot etnische rellen, waar gewoonlijk vredig naast elkaar levende moslims en hindoes explodeerden, elkaar naar het leven stonden en elkaars eigendommen vernietigend. Aan beide kant vielen duizenden doden. Een Hindoestaan kwam radeloos op audiëntie bij Gandhi en vroeg hem: ‘Wat moet ik doen, mijn boosheid heeft me overmand en mijn geweten maakt me slapeloos. Nadat in gevechten met moslim-meutes mijn allerliefste enige zoon doodgestoken is, sloot ik me aan bij hindoe-meutes en gezamenlijk hebben we een aantal volwassen moslims vermoord.’
Gandhi antwoordde: ‘Bied bij de autoriteiten aan een jongen van vergelijkbare leeftijd als jouw zoon in jouw gezin te adopteren; een jongen die weeskind werd door de moord op zijn ouders. En laat het een moslim-jongen zijn, en zorg ervoor dat hij als voorbeeldig moslim opgevoed wordt.’
Het verhaal vertelt niet of de Hindoestaan dit advies heeft kunnen uitvoeren, maar het idee erachter is overduidelijk. Metta leidt tot handelen dat totaal in het belang staat van de ander, jouw eigen ideeën over wat –voor een ander- passend en niet passend is, vrijwel altijd terzijde schuivend. Nevenbedoelingen, zoals het overbruggen van de grotendeels kunstmatige kloven tussen groepen mensen, kunnen daarbij zeker meespelen, maar ze zijn secundair – als je echt vanuit Metta leeft maak je helemaal geen onderscheid in behandeling van mensen naar hun huidskleur, nationaliteit/religie of al het andere dat een wij/zij gevoel oplevert.
Tot zover dit voorbeeld van vaardig handelen van het lichaam, als slot van deze uitleg van de eeuwenoude indeling lichaam, spraak en geest. Ik wens je toe dat deze drie grootheden je helpen op je Pad!