Hé jongen,
Het is best gek om je deze brief te schrijven, want we hebben de hele dag door contact. Als ik ’s ochtends opsta, krijg ik al een appje van je: ‘Goedemorgen mam, lekker geslapen?’ Alles wat ik je wil zeggen, weet je al. In mijn keuken hangen al jouw kaarten op een rij, kaarten met veel hartjes en liefs. ‘Hé moederke, hier een kaartje van je zoon.’ Je schrijft dat je van me houdt en dat je zo waardeert wat ik allemaal doe voor jou en je zoontje Dylan. Als je vastzit, ben je de allerliefste zoon die ik me maar wensen kan. De gevangenis zorgt voor regelmaat en structuur in je leven. Je hebt er allerlei certificaten gehaald, hebt gesprekken met een psycholoog en volgt een agressieprogramma. Ik heb het idee dat het je helpt, maar ik houd mijn hart vast voor als je vrijkomt over twee jaar. De laatste keer dat je uit de gevangenis was, na je straf van tien jaar, leek het de goede kant op te gaan met je, even had ik weer hoop. Natuurlijk had ik je weer bij me in huis genomen, want waar moest je anders heen? Voor het eerst in je leven had je werk, concentreerde je je op je zoontje en was je op zoek naar een huis. Na tien maanden met een enkelband om ging het toch weer mis. Je ging uit met oude vrienden en kreeg als groep ruzie met de portiers en andere gasten. Toen je bij je keel werd gegrepen en dacht dat je eraan zou gaan, greep je een pistool en schoot je twee mensen neer.
Ik vind het verschrikkelijk wat je gedaan hebt, en ongelooflijk dom. Godzijdank hebben die mensen het overleefd. Je weet dat ik heel boos op je ben, dat ik aan alle kanten veroordeel wat je hebt gedaan. Maar je blijft toch mijn zoon. Je zusjes en veel andere mensen vinden dat ik veel te veel voor je doe. ‘Denk nou eens aan jezelf, mam’, zeggen ze. Zij weten ook dat het niet zo goed met me gaat. Maar als ik jou laat vallen, heb je helemaal niemand meer.
Je hebt een goed voorbeeld in je leven gehad van hoe het níet moet, jongen. Jouw vader is er nooit echt voor je geweest. Toen jij een jaar of acht was, raakte hij aan de drugs. Vanaf dat moment was hij bijna nooit meer thuis. De situatie werd onhoudbaar en toen je twaalf was, ben ik van hem gescheiden, je vader vertrok met de noorderzon. Vanaf dat moment werd je heel agressief, ik wist niet wat ik met je aan moest. Als je je zin niet kreeg, sloeg je thuis de boel kort en klein. Je zusje was doodsbang voor je, het was een hel en ik voelde me ontzettend machteloos. Jeugdzorg haalde je op je vijftiende uit huis. In plaats van dat je de juiste hulp kreeg, sloten ze je op in een jeugdgevangenis. Als je even vrij was, kwam je weer bij mij wonen, maar het was telkens wachten tot het weer mis ging. Inbreken, kraken, joyriden, een overval, steeds was er weer iets waarvoor je werd gepakt. Zeker de helft van je leven heb je in detentie doorgebracht.
Ik blijf hoop houden jongen, ondanks alles. Omdat ik weet dat je ook die andere kant hebt, die lieve en zorgzame kant. Denk aan je zoon. Dylan wordt ook steeds ouder, hij is nu elf, wil je dat hij hetzelfde pad op gaat als jij? Ik word ook ouder en kan er niet altijd voor jou en voor Dylan blijven zijn. Hij is bijna altijd bij mij, want zijn moeder, die borderline heeft, is ook geen stabiele factor. Met mijn gezondheid gaat het slecht, binnenkort moet ik geopereerd worden aan een rugwervel. Ik maak me grote zorgen, want wie gaat er dan bij jou langs?
Ik zie je zondag weer, jongen. Dan kom ik samen met Dylan. Ik vind het verschrikkelijk dat er een scherm tussen ons zit, al ruim twee jaar heb ik je niet kunnen vasthouden. Dat doet pijn, want ik knuffelde je zo graag. Ik mis je warmte.
Ik hou van jou, jongen – onvoorwaardelijk.
Liefs, mam
Diana en Dylan heten in werkelijkheid anders. Namen zijn bij de redactie bekend.
www.humanitas.nl