Surfend op het internet kwam ik uit op websites over ‘kintsugi’ en ‘wabi-sabi’ (ook wel geschreven als wabisabi). Dit zijn begrippen in de Japanse kunst. Kintsugi betekent letterlijk ‘gouden verbinding’ en is een kunstvorm waarbij de sporen van breuk en herstel bijdragen aan de schoonheid van een voorwerp. Strikt genomen gaat het om het repareren van gebroken keramiek met goud- of zilverkleurige lak.
Wabi beschreef oorspronkelijk de eenzaamheid van het leven in de natuur, weg van de samenleving. Sabi betekende mager of verdord, een bloem voorbij zijn bloei. De twee woorden suggereerden dus aanvankelijk de minder aantrekkelijke ervaringen van verlatenheid en aftakeling in de natuur. Na eeuwen van integratie van artistieke en boeddhistische invloeden uit China, evolueerde wabi-sabi uiteindelijk naar een duidelijk omschreven Japans ideaal: “wijsheid in natuurlijke eenvoud” of “flawed beauty”. Dat beschrijven we in Nederland minder verfijnd en alledaags met “Schoonheid komt met de jaren”.
Het concept is afgeleid van de boeddhistische leer van de drie kenmerken van het bestaan, vergankelijkheid, onbevredigendheid en zelfloosheid. Wabi-sabi kunstwerken benadrukken vaak het proces van het maken van het stuk, en dat is uiteindelijk nooit ‘af’. Karakteristiek voor de wabi-sabi esthetiek en principes zijn: asymmetrie, ruwheid, eenvoud, soberheid, bescheidenheid, intimiteit en de waardering van zowel natuurlijke objecten als de krachten van de natuur. Veel welbekende Japanse kunstvormen bevatten en illustreren de idealen van wabi-sabi: kintsugi, raku, bonsai, ikebana, haiku… De topstukken hebben een universele zeggingskracht die ons gevoel voor schoonheid direct aanspreekt. Daar hoef je geen Japanner voor te zijn, of boeddhist. De populaire rustieke stijlen van onze westerse decorbouwers, meubelmakers en architecten zijn geïnspireerd door wabi-sabi.
Ik herken mijzelf, mijn creatieve uitingen, helemaal in deze karakterisering. En bovendien in mijn streven: de schoonheid van het vergankelijke en onvolmaakte te laten zien. Deuken, barsten en breuken mogen niet ontbreken, vlekken en strepen door insluitingen moeten juist opvallen. Ze maken het werkstuk immers uniek en geven het karakter en zeggingskracht? Zo redenerend zou ik mijn kunstvorm als een illustratie van de idealen van wabi-sabi en ‘Zen -filosofie’ kunnen beschrijven; in alle bescheidenheid – ik bedoel dat niet aanmatigend. Of mijn bescheiden pogingen de esthetische zintuigen zo aanspreken dat ze als geslaagde wabi-sabi uitingen zijn te beschouwen, blijft natuurlijk een open vraag. Maar goed, hier heb ik dan toch een mooi antwoord gevonden op de vraag met welke ‘kunststroming’ ik me verwant voel. Ten minste, wat mijn streven aangaat en los van enige daadwerkelijke verbinding met Japan.
Voor meer informatie over Moniek Nooren klik hier