Een algemeen aanvaarde definitie van Centraal-Azië is er niet, maar grofweg bevindt de regio zich in het midden van het supercontinent Eurazië. Volgens een beschrijving strekt het zich uit van de Kaspische Zee in het westen tot Centraal-China in het oosten en van het zuiden van de Russische Federatie tot het noorden van Pakistan in het zuiden. Langs de zijderoute woonden bijzondere nomadische volkeren. Door zijn ligging was het eeuwenlang een kruispunt van de uitwisseling van mensen, goederen en ideeën. De zijderoute was de belangrijkste verbinding tussen China en het Romeinse rijk. Dit artikel geeft een indruk van de beperkte kennis over de geschiedenis van het gebied.
De Perzische koning Darius I (521-485 v.o.j.) veroverde de Centraal Aziatische landen en het toenmalige Indisch-talige Gandhāra en Sindh. De Macedonische koning Alexander de Grote (356-323 v.o.j.) veroverde dit rijk op de Perzen en uit deze periode dateren volgens Christopher Beckwith de eerste harde bewijzen van wat later het boeddhisme genoemd zou worden. Beckwith schrijft op bladzijde 11 van zijn boek Greek Buddha: ‘The dates of Darius’s conquest of Gandhāra and Sindh (ca. 517 BC), and the late fourth century – marked by the visit of Alexander (330 -325 BC) along with his courtier Pyrrho, followed by Megasthenes two decades later – are the chronological limits bracketing the enlightenment-to-death career of Gautama Buddha.’ Op bladzijde 13 meldt hij dat we daarom veilig kunnennemen dat de historische Boeddha ruim voor 325 – 304 v.o.j. is overleden. Deze twee data, zijn de data ‘voor de verschijning van de vroegste harde bewijzen van het boeddhisme of elementen van het boeddhisme,’ aldus de auteur.
Over de precieze data van het leven van de Boeddha bestaan verschillende opvattingen. Ten eerste: circa de 6de tot de 5de eeuw v.o.j. en ten tweede: circa de 5de tot de 4de eeuw v.o.j. Naast deze bestaan er echter meer data. Het artikel The Dates of the Buddha beschrijft het probleem van de datering.
Griekse bronnen
In of rond het jaar 334 v.o.j. sloot de latere Griekse filosoof Pyrrho uit Elis (ca. 360 – 270 v.o.j.) zich aan bij de entourage Alexander de Grote en werd de leerling van de Griekse filosoof Anaxarchus, een vertrouweling en vriend van Alexander. Na de verovering van Centraal Azië, van Bactrië, Sogdië en het Westen van Gandhāra, stak Alexander met zijn leger de Hindoekoesj over naar het oosten van Gandhāra. Hij en zijn volgelingen verbleven er meer dan twee jaar, tot de herfst van 325 v.o.j. Pyrrho en Anaxarchus ontmoetten er tijdens hun reizen Iraanse en Indische philosophoi: ‘filosofisch-religieuze beoefenaars’. Op bladzijde 60 schrijft Beckwith dat ‘het vroegst aangetoonde filosofisch-religieuze systeem dat historisch is te dateren en een duidelijk herkenbare vorm is van het boeddhisme, de praktijken van Pyrrhon van Elis en Timon van Philus zijn, het vroege Pyrrhonisme.’
Pyrrho leerde in Bactrië en in Gandhāra een vorm van het vroege boeddhisme kennen. Twintig jaar na zijn vertrek uit India is de Griek Megasthenes (350 – 290 v.o.j.) een andere bron van dit vroege boeddhisme, aldus Beckwith. In de tijd van Pyrrho en Megastenes bestond het boeddhisme, maar dit werd nog niet zo genoemd. Ook de sangha als een georganiseerde of gereguleerde gemeenschap met kloosterregels bestond volgens Beckwith nog niet. De vroege boeddhisten werden śramaṇas genoemd en zij vereerden de Boeddha.
Megasthenes was ambassadeur van Seleucus I Nicator aan het hof van koning Chandragupta Maurya in Paliputra. De ambassadeur verzamelde informatie over India in zijn Indica, een verloren gegaan document. Het overleefde gedeeltelijk, omdat anderen, waar onder de Griekse Strabo (c. 64 v.o.j. – c. 24 o.j.), uit citeerden.
Seleucus I (358 – 281 v.o.j.) was een van de veldheren van Alexander en stichter van het Seleudische rijk. Chandragupta Maurya (322 – 293 v.o.j.) stichtte het Mauryaanse rijk (321 – 185 v.o.j.). De twee vorsten sloten een vredesverdrag. Seleucus kreeg militaire steun van de Maurya’s bij zijn conflicten met andere Griekse rijken en hij droeg het gebied ten zuiden van de Hindoekoesj, inclusief de Indusvlakte over aan de Maurya’s. Meer dan een eeuw was dit deel van het Mauryarijk het gebied waar de Griekse kolonisten en hun cultuur zich vermengden met de autochtone Indiërs en hun cultuur. Ook nadat het Grieks-Bactrische rijk zich afsplitste van het Seleudische rijk onderhielden de Bactrische Grieken goede banden met de Maurya’s.
Śramaṇas
De bekendste vorm van het vroeg boeddhisme is die van de śramaṇas, in het Griekse verslag van Megasthenes. ‘Megastenes stresses that the Śramaṇas were divided into two basic forms of practice: the “rural” Śramaṇas, who lived out in the open, and whom he calls the Hylobioi ‘Forest Dwellers”, and the “urban” Śramaṇas, whom he calls the Iatrikoi, ‘physicians, healers’,’ bladzijde 68. Op bladzijde 94 schrijft Beckwith: [het begrip] ‘śramaṇa’ was helder en duidelijk en onbetwist in elk geval buiten India. Het betekende ‘boeddhistische beoefenaar’ en later ‘boeddhistische monnik’.’
Megastenes onderscheidde als eerste duidelijk de śramaṇas van de brāhmaṇas, een niet-boeddhistische sekte. Omdat de betekenis van śramaṇa volgens Beckwith werd verward met ‘asceet’, ontstond er onduidelijkheid en werden andere asceten in Boeddha’s tijd en zelfs ervoor śramaṇas genoemd.
Op bladzijde 73 citeert Beckwith Strabo over Megastenes’ twee soorten ‘sarmanes’: de ‘Forest-Dwellers’ en de ‘Physicians’, die in de stad wonen. Ook schrijft Strabo: ‘There are also others, diviners and charmers experienced with the rites and customs for the dead.’ ‘Volgens de vermoedelijke vroege beschrijvingen in de Pali-canon was de Boeddha zelf een op het platteland rondtrekkende asceet. Ondanks de verschillen in de manier van leven, die zich mogelijk ontwikkelden na diens tijd, waren er tussen de twee soorten śramaṇas geen wezenlijke verschillen in de leer, volgens zowel Megastenes als de Pali beschrijvingen,’ bladzijde 77.
Grieken
Het Grieks-Bactrisch koninkrijk splitste zich af van het Secleudische (ca. 250 v.o.j.) rijk en werd daarna geregeerd door Griekse koningen. Het behoorde tot het oostelijke deel van de Hellenistische wereld. De culturen van de Griekse en de lokale boeddhistische bevolking vermengden er zich. Het koninkrijk omvatte het noordoosten van het huidige Afghanistan ten noorden van de Hindoekoesj en het noordelijker gelegen Sogdië. De Bactrische vorsten wisten hun rijk na de ondergang van de Maurya dynastie (321 – 185 v.o.j.) uit te breiden in India. Deze ondergang werd veroorzaakt door de moord van generaal Pusyamitra Shunga, die de laatste Maurya vorst vermoordde.
Het Indiase gebied splitste zich af, waardoor het Indo-Griekse koninkrijk (Yavanaraja) ontstond. Dit omvatte het huidige Pakistan en het oorspronkelijke Punjab-gebied (Noord-Pakistan en Noord-West India) van voor 1947. Menander (165/155 – 130 v.o.j.) (Pali: Milinda), bekend van de discussie met Nasagena in de Milindapañhā, wordt gezien als de belangrijkste koning en hij was boeddhist. In de mahāyāna-traditie wordt hij gezien als een van de grootste weldoeners van het boeddhisme, vergelijkbaar met de eerdere Maureyaanse koning Asoka en de latere Kushana koning Kanishka.
Kushana rijk
Vanaf 150 v.o.j. vielen de nomadische Yuezhi uit Centraal-Azië de Hellenistische gebieden binnen en daarna eveneens het noorden van India. Volgens Chinese bronnen leefden de Yuezhi tijdens het eerste millennium v.o.j. op de droge vlaktes van het westelijke deel van de huidige provincie Gansu in China. Ze werden er verjaagd en een deel van hen ging naar het zuiden en daar namen zij de macht over in Bactrië.
De Kushana, die voortkomen uit de Yuezhi, stichtten het multi-religieuze en multi-etnische Kushana rijk (30 – 375). Kanishka (1ste -2de eeuw n.Chr.) was een bekende koning van dit rijk. De onderzoeker Baij Nath Puri (1916 – 1996) schrijft op bladzijde 38 van zijn boek Buddhism in Central Asia: ‘Het vreedzaam naast elkaar bestaan van verschillende etnisch-culturele tradities en verschillende religieuze systemen en geloofsovertuigingen was opvallend betekenisvol in deze periode.’ Op bladzijde 100 schrijft hij: ‘The spread of Buddhism in Central Asia was no doubt stimulated by the formation of the Kuṣāṇa empire, which at its zenith seems to have overshadowed Bactria.’ Onder Kanishka’s patronage vond het vierde boeddhistische concilie plaats in Gandhāra. Het boeddhisme verspreidde zich dankzij missionarissen en de vertaling van boeddhistische teksten via de handelsroute naar Oost-Azië en China. Onder hen bevond zich de monnik Lokakṣema (geb. in Gandhāra 147 o.j.), die tijdens de Han-dynastie naar Loyang in China reisde en er mahāyāna-boeddhistische geschriften vertaalde in het Chinees. ‘At the beginning of the third century, the Sogdian monks again figure as translators and this process continued throughout the third century largely due to the efforts of those whose ancestors had emigrated from western Turkestan,’ aldus Puri. Het Kushana rijk verdween toen de Perzische Sassaniden het centrale gebied ervan innamen. Het Indiase gebied ging echter voor hen verloren. Zie ook Boeddhisme in Iran: wat overbleef, Boeddhistisch Dagblad, 20 februari 2022.
Nog lange tijd waren er nog bleven Griekse gemeenschappen in het noordwesten van India. In de 10de eeuw werden sommige stammen in dit gebied nog ‘Yavana’s’ (Grieken) genoemd. De Encyclopaedia Brittanica schrijft: ‘From the time of Alexander the Great (c. 334 bc) Yavana came to be applied more specifically to the Greek kingdom of Bactria, and, even more specifically, after about 175 bc, to the Indo-Greek kingdom in the Punjab. Indian sources of that time regarded the Yavanas as a barbarian people of the northwest.’
Xinjiang
Bactrië, Kashmir en Afghanistan en andere regio’s droegen veel bij aan de verspreiding en de ontwikkeling van het boeddhisme. Ook Khotan, Kashgar en Yarkand gonsden volgens Chinese bronnen van de boeddhistische activiteiten. Het relatief kleine koninkrijk Khotan was een grotendeels boeddhistisch koninkrijk gelegen op een tak van de zijderoute. Het bestond meer dan duizend jaar tot 1006 toen Xinjiang werd veroverd door Turkse moslims. Xinjiang (voorheen Oost-Turkestan) heet nu officieel de ‘Xinjiang Uygur Autonomous Region’ in China. Over Khotan schrijft Puri dat het een groot centrum van mahāyāna-boeddhistische studie en activiteiten werd. Ook verwijst Puri naar Chinese bronnen over het bestaan van boeddhistische monumenten in deze regio van Centraal Azië en dat in recentere tijd er veel boeddhistische opgravingen zijn gedaan.
Ook Kashgar en Yarkand, waren een belangrijk knooppunten van handelsroutes, ze maken nu deel uit van de autonome regio. Beide waren historische boeddhistische stadstaten. ‘The position of Buddhism in Kashgar is recorded by Faxian who visited the country towards the closing years of the 4th century. He found the religion of the Tathāgata in a very prosperous condition. The impressions of Faxian about Buddhism in Kashgar and the pegeantry are confirmed by other Chinese pilgrims visiting the country shortly afterwards.’
Faxian (337- c. 422), ook wel Fa-Hien genoemd, was een boeddhistische monnik en vertaler. Hij ging te voet van China naar India op bedevaart, maar ook om originele boeddhistische teksten te verzamelen. Hij beschreef zijn reis van (c. 399 – 414) in zijn reisverslag ‘A Record of Buddhist Kingdoms (Foguo Ji 佛國記).’
Ten slotte
Matthew King schrijft in zijn inleidende artikel dat de eb en vloed van veroveringen en de handelaren en monniken die de regionale politieke versplintering volgden het boeddhisme van het Indiase subcontinent naar en door de centraal Aziatische stadstaten deden vloeien. ‘Out of complex multilingual and multicultural encounters leading to Islamic hegemony in the 7th century CE, Indian, Greek, Persian, Turkic, and Chinese civilizations were twined here in new and significant ways.’ Deze smeltkroes vormde het fundament van blijvender boeddhistische tradities in Azië. ‘Despite its formative place in Eurasian history, however, scholarship on Central Asian Buddhism remains remote for nonspecialist Buddhologists and general readers,’ aldus King. In de link van zijn artikel staan bronnen voor belangstellende lezers. Hij noemt Puri’s boek een van de weinige algemeen beschikbare overzichten van het onderwerp, al heeft het diverse tekortkomingen.