Een hele tijd terug leek het me nodig om duidelijk te maken hoe makkelijk je, binnen en buiten de sangha, geconditioneerd-foutief gedrag vertoont. Dat heb ik ‘schaapachtig’ gedoopt, en de echte ongeconditioneerd-wijs denkende boeddhist heet dan de ‘slimmerik’. Rond de volle maan van maart leek het me goed om hetzelfde onderwerp, iets meer uitgediept, te bestuderen aan de hand van soetra’s. Met name de Khaggavisana soetra (uit de Soetra Nipata) heeft hier pakkende dingen over te zeggen.
Gathas en kenmerken
Ik loop niet sequentieel de tekst door, maar pak een aantal kenmerken waaraan de ‘slimmerik’ oftewel de Arya (de waarachtige volgeling van Boeddha) oftewel de ‘individu’ voldoet. En per kenmerk een vers uit deze soetra, of beter gezegd andersom. Omdat de ware volgeling hier wordt beschreven als ‘zijn weg gaand als een rhinoceros’, een behoorlijk solitair levende diersoort wars van kuddegedrag, heet hij ook wel de neushoorn-soetra.
Te midden van het gezelschap met anderen
Word je voor van alles aangezocht.
Wie de vrijheid naar waarde schat
Gaat zijn eigen weg zoals een rhinoceros! (Gatha 6)
Dit wijst naar het beginpunt van Arya worden: reflectief zelfbewustzijn (als individu). Je herkent groepsdwang, en de neiging om je als groepsdier inplaats van zelfstandig te gedragen, en weet je daarvan te bevrijden. Dat heeft niet per se gevolgen voor je leefstijl. I.t.t. wat sommige commentaren suggereren kan een Arya uitstekend leven temidden van een sangha van gelijkgezinden of zelfs een familie; het gaat erom dat je in je hart zelfstandig opereert, en zonodig je eigen weg kiest.
Pijnig geen énkel levend wezen.
Verzaak aan alle geweld.
Verlang niet naar nakomelingschap.
Ga je eigen weg zoals een rhinoceros! (Gatha 1)
Een andere hoeksteen van slimmerik worden is verantwoordelijkheidsgevoel. Met name voor je eigen karma-vipaka, dus voor de ethische dimensie van je eigen handelen. Je wenst niets af te schuiven op enige groep (familie, natie, religieuze conditionering) waar je toe behoort, maar bent aanspreekbaar op wat je zelf doet.
Zoals een hert in de wildernis
Naar voedsel zoekt, zoals het hem uitkomt
Zo observeert de wijze man zijn eigen ongebondenheid:
Hij gaat zijn eigen weg zoals een rhinoceros! (Gatha 5)
Dit kenmerk is gerelateerd aan het eerste: een arya denkt voor zichzelf. Ze luisteren wel degelijk naar advies en ervaringen van anderen, maar trekken uiteindelijk hun eigen conclusies.
Mensen houden elkaar gezelschap en gaan om met elkaar uit baatzucht [eigenbelang].
Het is moeilijk om vandaag nog vrienden te vinden, die dit motief [baatzucht] niet hebben.
Mensen zoeken énkel hun eigen profijt, hun motief is onzuiver en gemeen.
[Daarom, wie dit weet:]
Gaat zijn eigen weg zoals een rinoceros! (Gatha 41)
Dit is de afsluitende gatha van de soetra. Hij wijst naar de dimensie van slimmerik zijn dat je desnoods als enige doorzet, ongeacht wat de groep voor mening heeft. Jij gelooft in wat Dharma en ethiek inhoudt, en maakt de keuzen die daarbij passen. Denk aan een Maarten Luther die tegenover een veelkoppige kerkelijke rechtbank voet bij stuk hield. En dat eist soms grote moed, want buitensluiting uit de groep oftewel ‘gecanceld worden’ dreigt zoals dat ook bij Luther gebeurde.
Door het verlaten van vrouw en kinderen,
Vader, moeder, rijkdom, tastbare dingen, en verwanten.
Door al de verschillende vormen van begeerte los te laten.
Gaat hij zijn eigen weg zoals een rinoceros! (Gatha 26)
De nadruk op familie was in India 2500 jaar geleden veel sterker was dan voor ons in het hier en nu, dus dat moeten we niet te letterlijk nemen. Het algemene kenmerk is hier dat de slimmerik alle neigingen om acceptatie te zoeken bij de eigen groep achter zich laat. Dus als zijn/haar idealen overeenstemmen met die van familieleden, buurtgenoten etc. dan werk je ermee samen. Doen ze dat niet, dan zet je zonder die ondersteuning door.
Beoefen constant voor bevrijding:
Liefdevolle vriendelijkheid, gelijkmoedigheid,
Mededogen en medevreugde.
Onbelemmerd door de wereld—door elke wereld, ga je eigen weg zoals een rinoceros! (Gatha 39)
Deze dimensie moeten we vooral niet vergeten, want hij vormt hét verschil tussen de Arya en zijn negatieve tegenpool de individualist. Alles is gebaseerd op positiviteit en Metta; dus als je het oneens bent met familie of groep en je eigen weg gaat dan is dat echt vanuit een overtuiging, en deels zekerheid, dat wat je doet ook beter is voor hen en niet alleen voor jou.
Solitair of samen?
Hoewel de hele soetra je ‘stuurt’ naar zelfstandigheid, en potentieel alleen het pad volgen, is er één gatha die een hele andere dimensie toevoegt. Namelijk 24:
Associeer je met iemand die geleerd is
En de Dhamma onderhoudt en uitdraagt.
Een vriend die grootmoedig en scherpzinnig is; die perfecte wijsheid bezit,
En zijn twijfels verwijderd heeft.
[Laat iemand die niet over zo’n vriend beschikt]
Zijn eigen weg gaan zoals een rinoceros!
En gatha’s 13 en 23 zeggen via omkering hetzelfde: als je niet zulke vrienden kunt vinden, zoek dan je pad alleen. Deze gatha’s brengen de dimensie van spirituele vriendschap (Kalyana Mitrata) in, ofwel de hoeksteen van een echte sangha. Het opbouwen van zo’n netwerk is het optimale pad; maar als je die mensen niet kunt vinden dan is alleen beoefenen beter dan opgaan in een dwingeland-groep met niet-boeddhistische normen en waarden!
Termen, voorbeelden en tegengif
Om dit alles nog even samen te vatten een tabel die ik in het vorige verhaal gebruikte. Je ziet dat veel van het schapen-gedrag ‘onvolwassen’ is in spirituele, en ook psychologische, termen.
Pali term | Arya | Bala (of puthujanna of bahujana) | Bala in kwadraat |
Technische term | Individu | Groepslid | Individualist |
Modern-populaire formulering | Slimmerik | Schaap | Anti-Schaap |
Psychologisch equivalent | Volwassene | Gehoorzaam kind | Opstandig kind |
Concreet schapengedrag
Binnen en buiten de sangha gedragen jij, en ik, ons regelmatig als ‘schaap’. Denk maar aan de groepsdwang van pakweg fungeren als collega-op-een-kantoor, lid-van-de-sportclub of bezoeker-van-familiefeesten. Maar ook alle vergelijkingen met anderen voor status. Met bijvoorbeeld schaapachtig de modes in de wijk kopiëren maar nét wat duurder dan die buren, of dress code-concurrentie op het schoolplein. En binnen de sangha’s zijn er ook ‘modes’ in bijvoorbeeld de laatste meditatietechnieken, ‘ethische en gezonde’ diëten, populariteit van lerares X of leraar Y, en noem maar op.
Nog een stap verder zou je elk wij-zij denken als groepsdwang kunnen zien. Bijvoorbeeld elke onderverdeling op basis van huidskleur, van in het Westen geboren zijn danwel als immigrant gekomen zijn, of op basis van religie; denk maar aan hoe veel westerlingen zich opstellen tegen moslims, zigeuners en Joden maar ook hoe veel van díe groepen zich juist primair pakweg moslim of Jood noemen en daarna pas “medemens wonend in land XYZ en deelnemend aan het waardenpatroon dat in land XYZ gebruikelijk is”! Ook hier denkt het individu niet zo kortzichtig als deze schapen, voelt zich verbonden met álle medemensen en overstijgt zij/hij deze kunstmatige grenzen. En helpt hij/zij om een waardenpatroon te ontwikkelen en handhaven dat voor zowel meerderheid als minderheid acceptabel is. En ja, ook zij die zich boeddhist en/of vegetariër noemen maken zich schuldig aan die wij-zij groepsdwang. Zo zijn er o.a. gewelddadige protesten geweest tegen slachterijen, eisen dat tuincentra geen boeddhabeelden mochten verkopen etc etc.
Rondom sangha’s zie ik dit geregeld gebeuren met een ieder die zich ‘woke’ noemt. Woke (‘ontwaakt’) zijn in de zin dat je conditioneringen in de maatschappij ziet, die bijvoorbeeld asociaal of racistisch/discriminerend gedrag rechtvaardigen, is prima. Zolang je mensen er maar niet mee ontmoedigt verantwoordelijkheid voor hun eigen leven te nemen; ongeacht wat je via o.a. politiek hoopt te veranderen aan systemen en mechanismen moet je in het hier en nu verder. Maar in elk gesprek met een medemens, binnen of buiten de sangha, is het vertellen aan de ander dat (z)hij volgens jou zus-en-zo geconditioneerd is, ‘eerst maar eens de waarheid moet zien’, en dus moet gaan werken aan zijn beperkingen gewoon onethische onzin. Het is invullen voor de ander op basis van jouw vooroordelen, associaties en projecties.
Je kunt zo’n gesprek namelijk pas aangaan op basis van langdurige diepere kennis van de ander, én van jezelf; want bijvoorbeeld in de tientallen jaren dat zich ‘antiracist’ noemende mensen zich tegen mij ergerden over andermans gedrag ben ik er nog niet één tegengekomen die bij nader onderzoek zelf geheel vrij was van wij/zij denken en discriminatie naar sommige groepen mensen toe! (En door dat te ontkennen er ook niet aan wilde werken. Natuurlijk is hier niemand 100% “zonder zonden”, maar dat mag ons niet beletten het gesprek erover aan te gaan als we beiden aan onze beperkingen willen werken.)
Concrete oplossingen
De Dharma onderkent dit probleem niet alleen, en door het te zien ga je er hopelijk al aan werken, maar heeft ook wat mooie trucjes om het je nóg wat duidelijker te laten zien. Nagarjuna bijvoorbeeld, de grote Indiase mahayana-denker, beschrijft in zijn ‘Precious Garland’ teksten het verwisselen van jezelf met de ander in meditatie; en Shantideva perfectioneerde dit in zijn devotionele schrijfsels. Probeer in deze meditatie precies te voelen wat diegene van ‘die andere groep’ denkt, voelt en doormaakt. En na de meditatie is dan mogelijk langzaamaan jouw beeld van die ander, en zijn/haar groep, emotioneel wat genuanceerder geworden. En komt er misschien zelfs wat begrip en mededogen (compassie) op; niet te verwarren met de niet behulpzame emotie van sentimenteel mede-lijden.
Vimalakirti, een mogelijk historische en mogelijk alleen mythische figuur uit Noord-India, maakt het nog een stukje bonter. Hij was in dialoog met Sariputra (een karikaturale versie van de arahat uit de tijden van Boeddha), en pareerde elke relatief kleinzielige opmerking van Sariputra met een magisch antwoord. Klachten dat er in de kamer geen stoelen voor de gasten waren werden eerst gepareerd met de opmerking dat het fysieke gemak slechts bijzaak was, en alleen de dharma telde; daarna toverde Vimalakirti gewoon alle vereiste troon-stoelen tevoorschijn. Vervolgens vroeg Sariputra aan een eveneens aanwezige godin met diepe inzichten “waarom ze nog in een spiritueel inferieur vrouwenlichaam bleef hangen”. Als reactie toverde ze flip-flop zichzelf in Sariputra’s mannenlichaam, en Sariputra nam haar gedaante aan; en wat hij ook probeerde, hij kon de betovering niet terugdraaien. Pas na enige tijd toonde ze medelijden en verbrak de betovering. Sariputra zong daarna nogal een toontje lager over spirituele niveaus der seksen.
Al deze technieken duwen je uiteindelijk in de richting van een definiërende kwaliteit van een slimmerik/individu oftewel neushoorn: je basis is positiviteit en metta. Dus waar je in jezelf ook maar ‘afgescheidenheid’ ervaart, de basis van het groepsdenken, daar probeer je langzaam toe te werken naar meer verbondenheid met andere levende wezens. Met algemene beoefeningen zoals de Metta Bhavana of zeer specifieke meditatiebeoefeningen zoals Nagarjuna of Vimalakirti ze suggereren; ook zonder toverkrachten kunnen die soms toch langzaam een stukje innerlijke transformatie en magie opleveren!