Over de Cogito Ostinato en de Tabula Rasa van René Descartes.
Rationalisme in west en oost
René Descartes is een filosoof uit de zeventiende eeuw, bedenker van de gevleugelde woorden ‘ik denk dus ik ben’ (cogito ergo sum) en ‘ik twijfel dus ik ben’ (dubito ergo sum).
Deze maffe metafysicus is de held geworden van hordes mensen die net als hij wanhopig op zoek zijn naar een kruis, christelijk, hindoeïstisch, wijsgerig, spiritueel of esoterisch, om hun denken aan vast te spijkeren, omdat het anders alle kanten op schiet terwijl het toch niet opschiet.
Zo’n oude rationalist uit de zeventiende eeuw, wie interesseert zich daar nog voor, zou je denken, maar dan heb je buiten de non-dualist gerekend, die voortdurend op zoek is naar onweerlegbare redeneringen van westerse bodem om zijn oosterse wereldbeeld te schragen, dat anders net als alle metafysica en net als elke metafysicus onder zijn eigen gewicht instort of bij gebrek aan eigen gewicht wegwaait.
Het is dus niet alleen Descartes die des cartes (van de kaart) is, en ook niet alleen de non-dualist: in principe geldt het voor iedere rationalist. Allemaal zijn ze op zoek naar die ene gedachte – twee is algauw teveel – waarmee ze zichzelf weer op de kaart kunnen zetten.
(Lees verder onder de afbeelding.)
Wat is de Cogito ostinato?
De Cogito ostinato (‘het koppige denken’), is de postume titel van het levenswerk van Descartes, dat bestaat uit zestien Meditationes, dertien Observationes en drie Conclusiones.
Meditationes I verwijst naar de Meditationes de prima philosophia uit 1618. Daarna verschijnt op 1 april van ieder jaar een volgend werk met de laatste inzichten van de grootmeester.
Na de zestiende Meditatie verliest Descartes onder invloed van Cupido zijn belangstelling voor zijn gedachten en gaat hij verder met zijn gevoelens.
Na zijn dertiende Observatie, het is inmiddels 1647, verliest Descartes ook zijn belangstelling voor zijn gevoelens en begint hij aan zijn derde en laatste reeks, waarin hij de balans opmaakt. Daaraan komt in 1649 een voorlopig einde met de verschijning van de lege Conclusiones III en in 1650 een definitief einde met de verdwijning van de auteur.
Koningin Christina van Zweden is zo onder de indruk van de Tabula rasa, zoals dit magnum opus van Descartes ook wel wordt genoemd, dat ze het voor eigen rekening integraal en differentiaal op zijn lege grafmonument laat beitelen.
Niemand weet of Descartes in 1650 werkelijk het einde van zijn denken heeft bereikt of alleen het einde van zijn leven, het einde van zijn aanwezigheid op deze aarde of het einde van zijn toenmalige incarnatie.
Alle titels van de Cogito Ostinato op een rijtje
1. Ik denk dus ik ben. (Meditationes I)
2. Ik denk dus ik ben niet. (Meditationes II)
3. Ik ben dus ik denk niet. (Meditationes III)
4. Ik denk niet dus ik ben. (Meditationes IV)
5. Ik denk dus ik ben mezelf niet. (Meditationes V)
6. Ik denk dus ik denk. (Meditationes VI)
7. Ik ben dus ik ben. (Meditationes VII)
8. Ik ben dus ik denk. (Meditationes VIII)
9. Ik denk tot ik ben. (Meditationes IX)
10. Ik ben tot ik denk. (Meditationes X)
11. Ik denk wat ik ben. (Meditationes XI)
12. Ik ben wat ik denk. (Meditationes XII)
13. Ik ben niet wat ik denk. (Meditationes XIII)
14. Ik denk niet dat ik ben. (Meditationes XIV)
15. Ik denk dat ik denk. (Meditationes XV)
16. Ik ben wat ik ben. (Meditationes XVI)
17. Ik denk dus ik ben verliefd. (Observationes I)
18. Ik denk dus ik ben verdrietig. (Observationes II)
19. Ik denk dus ik ben bang. (Observationes III)
20. Ik denk dus ik ben bezorgd. (Observationes IV)
21. Ik denk dus ik ben ontevreden. (Observationes V)
22. Ik denk dus ik ben schuldig. (Observationes VI)
23. Ik denk dus ik ben boos. (Observationes VII)
24. Ik denk dus ik ben beschaamd. (Observationes VIII)
25. Ik denk dus ik ben trots. (Observationes IX)
26. Ik denk dus ik ben beledigd. (Observationes X)
27. Ik denk dus ik ben labiel. (Observationes XI)
28. Ik denk dus ik ben moe. (Observationes XII)
29. Ik denk dus ik ben perplex. (Observationes XIII)
30. Ik denk dus. (Conclusiones I)
31. Denk ik. (Conclusiones II)
32. … (Conclusiones III)
33.