Een ander woord voor ‘voorbeschikking’ is predestinatie. Een paar honderd jaar geleden hadden we hier in de Lage Landen twee mannekes die daar onderling ruzie over hadden. Ene Arminius en ene Gomarus. En hoewel die mannekes beiden allang dood zijn, duurt de strijd tussen hun aanhangers voort tot op de dag van vandaag. Hoewel, dat denk ik, veel aanhangers van protestantse of remonstrantse hoek zelf geen idee meer hebben waar het precies over gaat.
Hoe kom ik hierop? Wel, ik speel af en toe een personage uit begin 17de eeuw. Mijn alter ego is dan een Mennoniet, een aanhanger van Menno Simons, en ik sympathiseer met de stellingname van Arminius. Hier te lande heeft niemand nog van Boeddha gehoord – boeddhisten zijn daardoor hier ook nergens te vinden – en met Arminius kan ik beter uit de voeten dan met Gomarus. Zo zij het.
Arminius stelde dat de mens een vrije keuze heeft om wel of niet in God te geloven en dat hij ook een vrije keuze heeft iets van zijn leven te maken. De keuzes die de mens maakt, bepalen uiteindelijk of de mens wel of niet gered zal worden, behouden zal blijven en in de hemel zal komen. Of in de hel, want dat kan natuurlijk ook. Gomarus is het daar niet mee eens. Hij stelt dat God alles reeds bij de schepping precies heeft bepaald, dus niks vrije keuze. Reeds bij geboorte staat vast of je in de hemel of in de hel komt. “Maktub” (= Arabisch) zou een islamiet zeggen, “Het staat geschreven.” Anders verwoord: alles gebeurt met een reden volgens een vaststaand plan. Wat dat betreft zou Gomarus een goede moslim zijn.
Het kan zijn dat ik van Boeddha’s leringen nog steeds onvoldoende begrijp, maar tot op dit moment ga ik ervan uit dat er helemaal niets vaststaat. Er staat nergens iets geschreven. Er is géén plan. Het hele universum heeft géén reden om er te zijn, en dat geldt automatisch voor alles in dat universum, inclusief jij en ik. Er is géén reden om te bestaan. Het universum is er evenwel, en jij bent er… en ik ook. Maar dat wij er zijn is niet door iets of iemand voorbeschikt. We hadden er voor hetzelfde geld dus niet kunnen zijn. Net als het heelal. Er bestaat géén grote bedenker.
Hoe erg is dat, dat er niets aan het universum, ons zonnestelsel, deze aarde, mijn individuele bestaantje ten grondslag ligt? Het is maar hoe je het bekijkt. Ik vind het niet erg. (Vroeger vond ik het een beangstigende gedachte, maar daar ben ik inmiddels wel overheen). Over het hoe, wat en waarom nadenken is een boeiend soort tijdverdrijf, maar ik ga mijn hoofd er niet over breken. Dat levert alleen koppijn op. Ik ben er en ik blijf er, tot ik er niet meer ben. Zo simpel is het. En één ding is mij in ieder geval volstrekt duidelijk: er is niets voorbeschikt.
Bestaat er een hemel? Misschien. Bestaat er een “Zuiver Land”? Misschien. Bestaat er een hel? Misschien. Of bestaan er meerdere hemelen en meerdere hellen en … misschien.
Hier schiet mij een mop te binnen die mijn vader mij vroeger ooit vertelde: “Ik droomde laatst dat ik bij een poort in een muur stond waar een wachter voor stond. Hij liet mij niet door de poort gaan, want – zo zei hij – ik was nog niet dood. Op mijn verzoek wilde hij mij echter wel om de tuin leiden. (Achter de muur lag namelijk een onmetelijke tuin!). Met een snelheid groter dan die van het licht bewogen wij ons langs de muur. Af en toe flitste er een deurtje voorbij. “Wat zit er achter die deurtjes?” vroeg ik. Hij wilde mij dat wel bij één deurtje laten zien, mits ik héél stil was. Hij opende een deurtje, en ik zag een uitgestrekt zuiver land, met daarin een groepje mensen. “Ssssstt” zei mijn gids, “dat zijn boeddhisten* die denken dat ze hier alleen zijn”.
* voor boeddhisten kun je hier desgewenst invullen: katholieken, gereformeerden, moslims, hindoes, etc. Alles is mogelijk. Deurtjes zat.