Je zult vergeefs zoeken naar bronvermeldingen. Iedere zin is ‘naar mijn voorlopige mening’ en elke stelling poneer ik ‘volgens mijn huidige inzichten’. Ik neem de volle verantwoordelijkheid voor elk citaat op me, in de context van het moment. Misschien is wat ik schrijf zowel waar als niet waar, of noch waar, noch niet waar, want dat kan ook. Openheid is de bron van wijsheid, en elk ‘zeker weten’ is een rotsblok waarmee je die bron afsluit. Neem niets zomaar van anderen aan, ook niet van mij. Toets het zelf. Doe dat vooral grondig.
Dharmapelgrim
Is yoga nou een godsdienst, een religie of wat?
‘Godsdienst’ heeft de betekenis van ‘dienst verlenen aan god of goden’. Alles wat mensen doen of laten valt onder godsdienst zodra dat doen of laten gestimuleerd wordt door of gericht is op het voldoen aan de wil of de wens van god (al dan niet met hoofdletter geschreven); goden; of iemand die volmaakte verlichting heeft bereikt. Iemand die yoga beoefent in de overtuiging daarmee een god te dienen of diens wensen, willen of opdrachten te vervullen, is met godsdienst bezig. Misschien handelt de godsdienstige mens alleen maar zoals hij handelt omdat anderen het van hem verwachten of zelfs eisen. Er zijn op deze wereld waarschijnlijk duizenden, zo niet miljoenen godsdienstigen die alleen maar godsdienstig zijn omdat godsdienstig zijn voortvloeit uit – en past in de cultuur en traditie waarin zij leven.
In alle belangrijke godsdiensten ter wereld vind je voorschriften, richtlijnen en leefregels, vervat in geboden en verboden. Ze hebben in de geschiedenis van de mensheid ontegenzeggelijk een belangrijke rol vervuld, en sommige van die voorschriften, richtlijnen en leefregels hebben ook nu nog waarde, zoals: “niet stelen!”. Maar om alle geboden en verboden goed te verstaan en te interpreteren, is het noodzakelijk ze te beschouwen in het licht van het moment waarop ze voor het eerst werden geformuleerd. Zo zijn veel voedselvoorschriften geformuleerd in een tijdperk waarin mensen nog geen weet hadden van micro-organismen die ziekten konden veroorzaken; niet over methoden beschikten om voedsel te pasteuriseren of te steriliseren; en ook nog geen koelkasten en diepvriezers bezaten. Wel was duidelijk dat het eten van het ene voedsel (zoals varkensvlees) meer gezondheidsrisico’s met zich meebracht dan het eten van ander voedsel (rundvlees). Er was slechts één mogelijkheid om het risico definitief in te perken: verbieden risicodragend voedsel te eten! En er was slechts één autoriteit met genoeg gezag om dat verbod uit te vaardigen: god! Het was waarschijnlijk ook niet moeilijk om de diarree, de lichamelijke verzwakking en uiteindelijke dood van iemand die het verbod naast zich neerlegde uit te leggen als straf van god. Effectief: zie, dat komt er nou van…
Het brengen van offers werd verplicht omdat vrijwillig geven te weinig opleverde om priesters in leven te kunnen houden, laat staan om er een instituut inclusief complete tempeldiensten mee in stand te houden. En zo kun je doorgaan. Veel, zo niet alle godsdienstige geboden en verboden van godsdiensten zijn terug te voeren tot medische; psychologische, sociologische, economische of andere inzichten waarnaar het volk vroeger alleen maar wilde luisteren wanneer het met “goddelijk gezag” werd overgoten.
Wil je zelf een yogi zijn? Dan mag – nee: moet – je Ieder voorschrift, iedere richtlijn en iedere leefregel onderzoeken en bevragen in de tijd, cultuur en omstandigheden waarin je nu leeft.
Uiteindelijk is het opstellen van voorschriften, richtlijnen en leefregels allemaal mensenwerk. Vervang het woord “goddelijk” door “wetenschappelijk”, en je bent ineens in 2020 aanbeland, al vraag ik mij af of dit tegenwoordig zou leiden tot gehoorzaamheid aan nieuwe voedselwetten als bijvoorbeeld: “Gij zult geen voedsel tot u nemen dat door onnatuurlijke behandeling of zelfs mishandeling van dieren tot u is gekomen”; of “Gij zult per dag nooit meer dan drie maal voedsel tot u nemen en per keer nooit meer dan 75% van wat u op kunt om verzadigd te raken.” Het zou een revolutie kunnen ontketenen. De priesters en godsdienstleraren van tegenwoordig hebben echter bij lange na niet meer het gezag om iets dergelijks als een door god geopenbaarde waarheid aan de mensheid op te leggen en naleving te eisen op straffe van excommunicatie, buitensluiting of erger. Gelukkig maar. Daar staat tegenover dat een goede leefregel altijd een goede leefregel blijft, en dat je de juistheid van zo’n regel niet moet ontkennen alleen omdat er een gewichtig sausje overheen is gegoten.
Zijn bepaalde yoga voorschriften en leefregels ook in de context van de Nederlandse samenleving anno 2020 nog steeds juist en actueel, of zijn ze achterhaald, contraproductief, zinloos geworden of alleen nog maar folkloristisch van aard?
Ik ben zelf niet ongevoelig voor godsdienstige tradities en gebruiken, riten en rituelen. Ik brand af en toe wierook ; reciteer soms teksten; buig mij soms oprecht voor “iets” of “iemand” neer, of onthoud mij korte of langere tijd van bepaalde zaken enzovoorts. En ik sla nog steeds een kruisje voor en na een kort tafelgebed. Er is ook helemaal niets mis met tradities en gebruiken, riten en rituelen, zolang maar glashelder is wat de beweegreden zijn om er in mee te gaan. Het branden van wierook zorgt voor een bepaalde sfeer. De geur helpt mij een gewenste stemming en concentratie te bereiken; of is het meer een bedwelming? Het reciteren van teksten helpt mij de teksten te onthouden, en de herhalingen brengen (desgewenst zelfs aantoonbaar in een MRI) subtiele wijzigingen aan in mijn brein, waarvan ik aanneem dat deze gunstig voor mijzelf zullen uitpakken. Wanneer ik mij vrijwillig voor iemand neerbuig, doe ik dat niet om de ander een dienst te bewijzen, maar om in mijzelf iets te ontwikkelen: bijvoorbeeld nederigheid. Kortom: ik vrees dat ik mij in mijn gedrag niet of nauwelijks laat leiden door “gezag van boven” of door vrees voor uitblijven van positieve gevolgen dan wel andere repercussies als ik niet gehoorzaam of braaf doe wat ik moet doen. Hoezo: moet?
Ja, soms is yoga een godsdienst… maar voor mij werkt dat niet meer. Het heeft echter wel een tijdje gewerkt, en het heeft mij voorbereid op een volgende stap, die naar yoga als religie.
Dat het begrip religie in de loop der tijden geërodeerd is tot synoniem voor het woord godsdienst, betreur ik. Ik ervaar het als taalverarming. Het begrip ‘religie’ komt van: religiare, dat kort en bondig de betekenis heeft van: opnieuw (re-) verbinden (ligiare). Daar zijn altijd minimaal twee duidelijk van elkaar te onderscheiden objecten voor nodig, dat wil zeggen: zaken of personen die onafhankelijk van elkaar bestaan, want anders valt er niets met elkaar te verbinden. Het doel van het met elkaar verbinden van verschillende objecten is verééniging – hier met opzet geschreven met een dubbele “e” en accenten. Verenigen wil zeggen: in één punt doen samenkomen; van twee (of meer) gescheiden, onafhankelijk van elkaar bestaande zaken één zaak maken. En voor er iemand opstaat en roept dat een beetje yogi behoort te weten dat er helemaal geen afzonderlijke en volkomen van elkaar onafhankelijke zaken bestaan, voeg ik er direct aan toe: dit geldt ook voor schijnbaar van elkaar afzonderlijke zaken.
Het voorvoegsel ‘re-’ heeft de betekenis van: opnieuw, zoals in re-organiseren (opnieuw organiseren) en re-ïncarneren (opnieuw in het vlees geboren worden). In het begrip religie staat dit voorvoegsel er niet voor niets: het suggereert dat de verbinding, de éénheid, er in ieder geval ooit was! Die initiële verbinding moet eerst verbroken zijn en de oorspronkelijke éénheid moet eerst verloren gaan, wil er sprake kunnen zijn van een opnieuw verbinden en een opnieuw één worden!
Binnen alle religies speelt de oorspronkelijke verbinding tussen de mens en het goddelijke, het bovennatuurlijke of het “????” een belangrijke rol. Er was ooit slechts één (n)iets! Daaruit is alles voortgekomen dat wij nu kennen en waarschijnlijk nog veel meer dan dat. Geen mens weet precies hoe uit dat ene (n)iets de huidige veelheid is ontstaan, hoewel er veel over is en wordt gespeculeerd. Die speculaties kristalliseerden zich vroeger op talloze manieren uit in scheppingsverhalen, waarvan sommige in de loop van de geschiedenis de status van historisch verslag opgeplakt hebben gekregen; enkele de status van poëzie en weer andere de status van wetenschappelijk verantwoord artikel. Tegenwoordig brengen de speculaties voornamelijk wetenschappelijke hypothesen voort. Feit blijft dat vrijwel niemand ontkent dat er ooit zoiets als een “oorspronkelijke eenheid” moet zijn geweest en/of nog steeds is, ook al kunnen we daar met ons verstand niet bij. Feit is helaas ook dat mensen elkaar met hun verhalen, gedichten en artikelen soms zo hard om de oren hebben geslagen (en nog slaan) dat er doden door zijn te betreuren. Waar het om gaat is dat religies beweren dat het mogelijk is de verbinding te herstellen tussen de mens en zijn oorsprong; dat het mogelijk is om als mens de oorspronkelijke éénheid van alles te ervaren, door alles wat scheiding veroorzaakt en in stand houdt stelselmatig te elimineren. De yogi volgt daartoe aanwijzingen en methoden, die hem via yoga leraren, teksten en tradities bereiken, en noemt het resultaat bijvoorbeeld “samyak sambodhi”. De christelijke religieus volgt christelijke aanwijzingen en methoden, die hem via christelijke leraren, teksten en tradities bereiken, en noemt het resultaat dan mogelijk “unio mystica”. Een christelijke yogi volgt wellicht beide…
Iedere religie heeft eigen leraren, teksten, tradities en bijbehorende terminologie, maar aan het einde van alles – daar waar alle onderscheid ophoudt en zaken werkelijk één zijn, maakt het allemaal niets meer uit. En als het aan het einde van de weg toch niets meer uitmaakt (alle onderscheid is opgeheven), zijn het de duidelijk van elkaar verschillende uitgangspunten, leraren, teksten en methoden die religies maken tot wat ze zijn. Een veel gebruikte metafoor om dit inzichtelijk te maken, is die van de berg: alle mystieke religies beklimmen allemaal dezelfde berg met als doel de top te bereiken. Ze beginnen allemaal op een andere plaats aan de voet van de berg en volgen allemaal verschillende routes naar boven, sommige geleidelijk stijgend als een toeristisch wandelpad, andere stijl en gevaarlijk als een klimwand. Ze slaan op verschillende plaatsen op de berghellingen hun kampen op; bevelen allemaal het gebruik van verschillende materialen en het toepassen van verschillende technieken aan, en ga zo maar door. De religieus die onder aan de berg staat en vol goede moed naar boven begint te wandelen, ondervindt op zijn weg naar boven echter vroeg of laat dat de route niet altijd even gemakkelijk begaanbaar is, soms lastig te volgen of zelfs nauwelijks terug te vinden wanneer het een keer in de mist of de invallende duisternis verdwenen is. En hoewel de weg naar boven hier en daar al vrij snel prachtige vergezichten laat zien, waar intens van valt te genieten, merkt de voortgaande religieus op weg naar zijn doel ook dat er hogerop minder zuurstof is en dat je daardoor sneller moe wordt dan beneden. Het is er bovendien kouder, het waait er soms behoorlijk, er liggen struikelstenen en … (Het is een metafoor die je zelf verder zelf in kunt vullen.) Ik vermoed dat er heel wat mensen zijn die met de beste bedoelingen uit hun basiskamp aan de voet van de berg aan de klim naar de top beginnen, om later ergens weer om te keren – omdat de onderneming toch behoorlijk tegenvalt wanneer wat als een aantrekkelijke wandeltocht begon, ontaardt in een gevecht met ontberingen en jezelf. Het verlangen om een andere weg te gaan zoeken, wellicht vanuit een ander basiskamp, groeit evenredig met de zwaarte van de weg, omgekeerd evenredig aan de snelheid van de voortgang op die weg.
Deze metafoor vertel ik vanuit persoonlijke ervaring. Ik ben op mijn zestiende op pad gegaan; en ben om steeds weer andere redenen van “basiskamp” naar “basiskamp” getrokken, om steeds vanuit een andere positie omhoog te klimmen. Uit die ervaring weet ik proefondervindelijk dat nieuwe wegen, nieuwe gidsen, nieuwe uitrusting en nieuwe technieken je niet op de top brengen als je geen enkele route tot het einde volgt. Ik weet het zeker (voor mijzelf): het is noodzakelijk om vroeg of laat op één route te blijven en daarop stug door te gaan tot het doel is bereikt of tot je in de poging dat doel te bereiken het loodje legt.
Wat mij is opgevallen is dat hoe dichter de verschillende religieuze wegen bij hun einddoel komen, hoe dichter ze elkaar naderen. Soms kruisen ze elkaar of lopen ze een tijdje parallel. Helemaal boven is er slechts één hoogste punt!. Eén climax! Wie boven aankomt, ongeacht waar hij is begonnen, kan vervolgens kiezen: blijven of teruggaan. Wie blijft , blijft zolang als mogelijk en wie te lang blijft, blijft er in = gaat dood in staat van opperste zaligheid. Wie teruggaat weet hoe boven te komen, en kan de tocht vervolgens nog een keer maken, en nog een keer, en nog een keer. Gevraagd naar wat er “boven” is, kunnen zij die boven zijn geweest allerlei antwoorden geven, variërend van: “een geweldig uitzicht (lees hier “inzicht”)” tot “niets”. Sommigen zullen zwijgen, omdat geen enkele beschrijving de lading zal dekken. “Er geweest zijn” levert een herinnering op aan een totaalervaring die zich niet in woorden laat vatten. Je moet er echt zelf naartoe om het te ervaren. En daarna nog eens, en nog eens … Als je er blijft, blijf je er in. Nogmaals, het is een metafoor.
Wat ik maar zeggen wil: iedereen die zijn yoga praktiseert met als doel: het opheffen of vernietigen van de illusie van het onafhankelijk bestaan van zaken, inclusief (en in de eerste plaats) de eigen persoon, het zelf; beoefent yoga bewust of onbewust als religie. Mogelijk is de wens om een directe verbinding of persoonlijke relatie met god dan wel met de (eigen) boeddhanatuur aan te gaan en te onderhouden wel het begin geweest. “Boeddha” staat dan wellicht voor een (on)persoonlijke macht, kracht of manifestatie van “(n)iets”. De haakjes en aanhalingstekens staan er met opzet, om meerdere interpretaties open te laten. In een religie draait het namelijk slechts om één thema: het leggen en onderhouden van verbindingen of relaties. Dat kan in het yoga zonder een god of ander opperwezen te dienen. Maar hoe het ook zij: zolang iemand de wens en de wil heeft om een verbinding aan te gaan, is die er nog niet! Zolang er een “ik hier” en een “gij daar” of een “dat daar” is, is er nog steeds de illusie van gescheidenheid en dus nog een weg te gaan. Voortgaan op de weg naar verééniging kan er dan opeens toe leiden dat zich bijzondere ervaringen opdringen, zoals die welke een regelmatig mediterende leerling in extase aan zijn yoga leraar doet vragen: “Ik heb de Boeddha / Jezus / Maria (…) ontmoet! Wat moet ik doen?” (I just met the Buddha / Jezus / Maria (…) ! What shall I do?) Het verontrustende antwoord zou zomaar kunnen luiden: “Maak hem / haar af!” (“Kill him / her!”). Natuurlijk is het vervolgens niet de bedoeling om een persoon van vlees en bloed om te brengen. Alles behalve dat! Wat betekent het om onverwacht de Boeddha / Jezus / Maria tegen te komen? Iemand die streeft naar verbinding, naar verééniging, naar het opheffen van scheiding en het wegnemen van grenzen moet niet alleen de moed hebben om illusies te vernietigen, maar moet dit ook daadwerkelijk doen! Ik gebruik opzettelijk het werkwoord moeten, in plaats van het vriendelijker en toch wat eufemistischer dienen. Het moet. Je dient er niets en niemand anders mee dan het doel dat je nastreeft: het ontwaken uit de begoocheling dat de veelheid en verscheidenheid die je ieder moment van je bestaan ervaart, bestaat uit allemaal verschillende zaken die zich onafhankelijk van elkaar (lijken te) manifesteren.
Stel nu dat jij zelf in meditatie bent verzonken en ineens geconfronteerd wordt met de Boeddha / Jezus / Maria of een andere heilige. Wat kan het anders zijn dan een confrontatie met jouw eigen voorstelling van wie of wat de Boeddha / Jezus / Maria of (…) is? Die voorstelling is per definitie illusoir. Het is een wensbeeld, droombeeld, spookbeeld, fata morgana, hallucinatie of iets in die trant, maar alles behalve het doel dat je nastreeft. Hoe sterker de neiging om Boeddha / Jezus / Maria of (…) “vast te houden” hoe belangrijker het is om hem / haar uit de weg te ruimen. Deze verschijning is een hindernis, een blokkade, een valkuil, een afleiding die de verééniging tegenhoudt. Weg ermee. “Ja maar, hij/zij lijkt op de afbeeldingen die er zijn van Avalokiteshvara / de lijkwade van Turijn / of wat ook” Weg ermee. “Hij lijkt op de beelden in yogatempels/ kerken en musea …” O ja? Weg ermee. “Hij / Zij heeft zelfs tegen mij gesproken …” – “Hij / Zij heeft mij zelfs aangeraakt … “ – Weg ermee!
Genoeg hierover. Ruim alle voorstellingen die je hebt op, vooral wanneer ze zo realistisch beginnen te worden dat je ze tegen gaat komen en er mee in gesprek raakt. Misschien is het voldoende om hem of haar vriendelijk maar gedecideerd de uitgang uit jouw “mind” te wijzen, in plaats van hem / haar “te vermoorden”, maar het moet. Precies zoals religieuze Hindoes voorstellingen van Krishna, Shiva, Vishnu of om het even welke andere verheven verschijning kwijt moeten zien te raken. Zijn die dan niet reëel? Wat een vraag. Mijn antwoord: verschijningen van Boeddha, Krishna, Maria, Jezus of een aartsengel zoals Gabriël (die Mohammed ontmoette) zijn net zo reëel als jij zelf bent. Niemand zal je veroordelen wanneer je de Boeddha of een van de anderen hemelse verschijningen omarmt of wanneer je je aan hun voeten neerwerpt. Misschien verklaren andere mensen je wel heilig wanneer je hen over je ervaringen vertelt én (niet onbelangrijk detail!) wanneer je je leven daarna zo inricht en leidt dat je ook werkelijk voor het oog van de wereld in heiligheid wandelt. Voorbeelden zijn er genoeg, in iedere religieuze traditie, dus ook binnen Yoga.
Het kenmerkende van godsdienst is: bereidheid tot dienen. Het kenmerkende van religie is: streven naar éénwording. Dienen en één- wording sluiten elkaar niet uit. Waar godsdienst en religie zich vermengen, is het resultaat: mystiek! Het woord mystiek wordt in de christelijke traditie in verband gebracht met de (oud) Griekse werkwoorden ‘muoo’ en ‘mueoo’. Het eerste betekent: ‘met geheimen verbonden’ en ‘het sluiten van ogen en mond’. Het tweede werkwoord betekent ‘bekend worden van dingen die verborgen zijn’. Wat mij opvalt is dat “muoo” en “mueoo” enige klankgelijkenis hebben met het (zen) “Mu”. Ik wijt dat aan toeval, maar vind het wel frappant.
Onder mystiek wordt over het algemeen verstaan: het hartstochtelijk en dienstbaar streven naar de bijzondere vereniging van de ziel met god. De ultieme vereniging is te vergelijken met die waarin de waterdruppel oplost in de zee, met onvermijdelijk (al dan niet tijdelijk) verlies van iedere vorm van identiteit. Hoewel dit laatste het ultieme doel én lot is van mystieke vereniging, verkiezen veel mystici een fase daar vóór, waarin een twee-éénheid ervaren wordt, zoals wanneer een man en een vrouw met elkaar versmelten tot één lichaam met behoud van weet hebben van elkaar: “Gij in mij en ik in U”. In deze vereniging is er sprake van elkaar boven alles beminnen, van een elkaar door en door kennen en over en weer bekennen, inclusief het lang daarna nog ervaren van diepe bevrediging gepaard gaand met toenemend hunkeren naar herhaling. Dat laatste is drijfveer en valkuil tegelijk voor iedere mysticus.
Voor de fase en het niveau van “Gij in mij en ik in U” liggen nog andere fasen, op even zovele verschillende niveaus van bewustzijn van de eigen persoon, de ander en de verhouding tot elkaar. Hoeveel niveaus? Dat hangt af van hoe je de glijdende schaal indeelt tussen enerzijds volstrekt van elkaar afgescheiden in onwetendheid en anderzijds het volkomen in elkaar opgelost zijn. En van hoe ervaringen worden geduid en overgebracht. Daar waar godsdienst en religie samengaan en vervloeien in mystiek, schieten gewone woorden en alledaagse beelden – naar steeds opnieuw blijkt – echter tekort in het overbrengen van extatische ervaringen en het uitleggen van hoe dat precies zit met relaties tussen mensen en goden, tussen “minnaars” en “beminden”. Dat verklaart waarom iedere religie of wereldgodsdienst de afgelopen eeuwen haar eigen literatuur en poëzie voortgebracht; inclusief hagiografieën (beschrijvingen van levens van heiligen), biografieën over meesters en mystici, en een heleboel mythen, legenden, sagen, sprookjes en zelfs wetenschappelijke dissertaties; elk met eigen waarde en waarheid. Toen ze voor het eerst werden verteld of op kleitablet, papyrus, perkament of papier werden vastgelegd, sloten ze ongetwijfeld in woord- en beeldkeuze aan op de belevings- en kenniswereld van de mensen die toen leefden. Ook aan allerlei denkbare plaatsen waar wezens op verschillende bewustzijnsniveaus zouden kunnen vertoeven, zijn allerlei namen gegeven, en er bestaan veel verschillende beschrijvingen van hoe het daar op die plaatsen is en hoe het daar aan toegaat, bijvoorbeeld: Hemel; Walhalla; eeuwige jachtvelden; Reine Land of Zuiver Land. Er zijn ook namen voor plaatsen waar het minder aangenaam toeven is: Vagevuur; Hel; Avici…
Yoga heeft zijn eigen mystici voortgebracht, die op hun beurt voort borduurden op – of juist andere wegen insloegen dan – de Vedische mystiek die er in die tijd was. Ook de yoga-mystiek kent verschillende versies van wat ik noem hemelse en helse topografieën, vol plaatsen waarheen de menselijke ziel na de dood zou kunnen verhuizen. Zowel die topografieën als beschrijvingen en afbeeldingen van de bewoners pasten ongetwijfeld in het wereld- en tijdsbeeld waarin zij ontstonden om mensen te onderwijzen. Maar in de loop van duizenden jaren is er een en ander veranderd, en niet zo’n beetje ook. Inmiddels weten we dat er in het stoffelijk heelal tot op heden nergens sporen zijn gevonden van iets dat wijst op het bestaan van andere leefwerelden. Mijn voorlopige conclusie is dat alle schetsen en schema’s die allerlei hemelen en hellen, spirituele planeten en metafysische sferen in beeld brengen, en alle beschrijvingen, tekeningen en schilderijen en beeldhouwwerken van bewoners van die sferen, tot op heden weinig anders zijn dan “verbeeldingen” van wat buiten de mens bestaat, tot de christelijke hemel aan toe .
Terug naar de mystiek. Ik voel sympathie voor mystici, ongeacht de godsdienstig/religieuze stroming waartoe zij behoren. De belangrijkste reden om in mystiek mee te gaan, is voor mij: communicatie. Mystiek stelt mij in staat om met behoud van identiteit een dialoog aan te gaan met de verpersoonlijking van de ander of het totaal andere met wie / wat ik mij verbonden weet. Die verpersoonlijking is mijn beminde -, mijn geliefde, die mij – zo voel ik dat – onvoorwaardelijk liefheeft en kent tot in mijn merg en het diepst van mijn ziel. Mijn beminde communiceert met mij door alle tijden en op allerlei manieren: niet alleen via gesproken en geschreven woorden, muziek en zang, schilderijen en foto’s, maar ook via het ruisen van de wind, het getjilp van vogels, het rollen van de donder en het knappen van brandende twijgen in een kampvuurtje. Tegelijk besef ik dat deze situatie nooit het einde kan zijn. Dat ligt nog net één stap verder… Kom: til je voet op …
En dat doet mij concluderen dat – ook als yoga soms zowel een godsdienst als een religie is – alles afhangt van de overtuigingen én (voor)beelden waardoor je je laat leiden. Dat gezegd hebbende, is het goed er op te wijzen dat het yoga tenslotte soms ook noch een godsdienst noch een religie is. Want soms is yoga noch een godsdienst noch een religie. Soms is het ook geen mystiek … maar een filosofie, een stelsel van wijsgerige opvattingen. Anders gezegd: je kunt yoga praktiseren vanuit een ideologische of zelfs pragmatische benadering. Welk etiket je op yoga plakt maakt niets uit, want wat er op dat etiket staat, is per definitie toch niet hetzelfde als de inhoud. Zoals eerder gezegd, alles hangt af van wat je gelooft, lees: het stelsel van bewezen en onbewezen overtuigingen waarop je jouw doen en laten baseert. Ieder weldenkend mens heeft zo’n stelsel, verkregen door onder andere ervaring, opvoeding, scholing en culturele inbedding.
Dat yoga noch godsdienst, noch religie, noch mystiek is, is niet meer en niet minder dan een yoga dat wél in meer of mindere mate godsdienstige, religieuze en/of mystieke elementen bevat. Het maakt namelijk niets uit wat yoga wel of niet is. Belangrijk is dat je bereid bent om voor jezelf te denken, niets op gezag aan te nemen en kritisch te onderzoeken wat er van de realiteit overblijft wanneer je die ontdoet van alle vertekeningen en insluipsels.
Niet alleen in yoga, maar in iedere godsdienst, religie, levensbeschouwelijke stroming of filosofie zijn riten en rituelen, beelden, teksten en tradities belangrijk, zolang iemand ze belangrijk vindt, om welke reden ook. Het “zo hoort het” en “zo doen wij het” bepaalt de waarde van riten en rituelen binnen een bepaalde godsdienst, religie, levensbeschouwing etc. maar alleen dáár binnen. Bijvoorbeeld: zeggen dat “Namu Amidha Butsu” de enige toegestane leer is (Shinran), is zinvol in de visie van Shinran en voor al zijn volgers in de Zuiver Land traditie, maar daarbuiten is het dat niet. Het “dat vinden wij” en “zo is het omdat wij niet weten hoe het anders zou kunnen zijn” bepaalt het gewicht van teksten en tradities. Jezelf voor de voeten van een goeroe neerbuigen en hem op handen dragen is belangrijk binnen de school waarbinnen het je voor voeten van een goeroe neerbuigen en hem op handen dragen belangrijk gevonden wordt, maar daarbuiten is het dat niet. Het is nooit anders geweest. Iedere rite, traditie, tekst of teken is waardeloos, zinvol en onzinnig tegelijk. Houd alles in ere zolang als het je verder brengt op je pad, maar geef het op zodra het al te nuttig wordt (bijvoorbeeld zaligmakend). Theorieën, hypothesen, leerstellingen, dogma’s en noem het allemaal maar op : belangrijk, zolang iemand ze belangrijk vindt. Ieder ritueel, iedere tekst is als de trede van een trap: je kunt er figuurlijk op staan om hoger of lager te reiken. Elke trede van een trap is belangrijk, ongeacht of je er af en toe een overslaat wanneer je naar boven of naar beneden gaat. Alle treden samen vormen een trap. De hele trap heeft geen nut meer als je bent waar je moet zijn. (Maar pas op: kan ineens toch weer nut hebben als je besluit naar andere mensen uit te reiken, bijvoorbeeld als bodhisattva, om hen te helpen vrij te komen van lijden).
Ik ben voor mijzelf tot de (voorlopige) conclusie gekomen dat yoga soms een godsdienst is, soms een religie, soms beide tegelijk, soms geen van beide, en uiteindelijk zelfs dat niet. Wat het ook is of niet is, ik vind er aanwijzingen in om mijn weg te gaan. Die weg heet gewoon “De weg”. Sommigen noemen die weg de Dharma, en ik doe dat soms ook. Daarom noem ik mijzelf ook Dharmapelgrim …iemand die het gaan op de weg voldoende vindt – het doel bereiken … ach, dat zie ik wel als het zover is … Op en langs mijn weg kom ik oneindig veel zaken tegen, met en zonder etiketten er op die mij vertellen wat voor zaken het zijn. Voor mijzelf ben ik tot de slotsom gekomen dat ook al zou ik de etiketten van alle mogelijke zaken honderdduizend keer verwisselen … de realiteit blijft onveranderlijk zichzelf. Er verandert niets, behalve de etiketten. De enige manier die ik snap om de realiteit zuiver en onversneden te ervaren is: week alle etiketten los, plak nergens nieuwe etiketten op; pak de realiteit niet in; manipuleer hem niet; maak de realiteit niet mooier of minder mooi dan hij is … enzovoorts. Laat wat is zijn wat het is: de realiteit. Leef, door onbevreesd helemaal in de realiteit op te gaan! Niet een beetje, niet half, niet tot zo ver en niet verder … maar 100%, en niet morgen of gisteren, en niet alleen zo af en toe als het uitkomt, maar nu en zolang als je leeft. Is dat altijd fijn? Nee, niet altijd. Maar “niet fijn” is ook gewoon wat het is: “niet fijn”. “Niet fijn” is als een boom langs de weg: je kunt er tegenaan lopen, of omheen. Je kunt er onder gaan zitten, of zelfs in klimmen, maar je kunt ook doorlopen naar een andere boom. En als je door een heel bos loopt met “niet-fijn-bomen”, en daar wellicht zelfs in verdwaalt, dan is dat zelfs heel erg niet fijn. Toch is het is alleen maar wat het is… maar wellicht heb je hulp nodig van anderen die ook onderweg zijn, om je uit zo’n bos vol “niet-fijn-bomen” te leiden. Die hulp is er, óók in yoga vorm. Voor hetzelfde geld kun verdwalen in een bos vol “heel-erg-fijn–bomen”. Ook dan kun je hulp gebruiken … hoewel ik uit ervaring weet dat het erg verleidelijk is om die af te slaan, want een bos vol “heel-erg-fijn-bomen” is inderdaad wel heel erg fijn!
Het is niet moeilijk: de weg strekt zich altijd vóór mij uit, in welke richting ik mij ook draai.
Het is moeilijk: de weg strekt zich altijd vóór mij uit, in welke richting ik mij ook draai. Het is onmenselijk: er is geen beginnen aan de weg, want er komt geen einde aan. Het is bevrijdend: er is geen begin van de weg, en er is geen eind … het enige dat er is, is de weg.
Ik ben.
Wij zijn.
Kom, til je voet op …
Wordt één met de weg.
Weg.
Jeroen Bokhoven zegt
Goed geschreven stuk met veel herkenbare elementen.
Een dingetje is jammer, je onderstaande uitspraak over iets wat Shinran gezegd zou hebben:
“zeggen dat “Namu Amidha Butsu” de enige toegestane leer is (Shinran), is zinvol in de visie van Shinran en voor al zijn volgers in de Zuiver Land traditie, maar daarbuiten is het dat niet.“
Ik weet niet waar je dit vandaan hebt, maar Shinran heeft zijn volgelingen nooit opgelegd dat Namu Amida Butsu de enige toegestane leer is…
Gassho
Jeroen