Linji ging afscheid nemen van Huangbo. De meester zei: ‘Waar ga je heen?’ ‘Van steen naar steen’, antwoordde Linji. Huangbo gaf hem een oplawaai en Linji gaf hem een mep terug.
Lachend riep de meester zijn bediende: ‘Breng me de onderscheidingstekens van wijlen mijn meester Baizhang.’ ‘De brand erin’, riep Linji. ‘Ach,’ zei Huangbo, ‘dat kan altijd nog. Neem ze nu maar mee. In de toekomst zul je iedereen de mond snoeren.’
Guishan zei: ‘Ging Linji hier niet te ver?’ ‘Integendeel,’ zei Yangshan, ‘je kunt niet ver genoeg gaan.’ ‘Hoe dat zo?’ ‘Alleen wie zijn meester aftroeft, is een waardig erfgenaam.’