Onlangs verscheen in het BD een artikel van André Baets met de titel ‘Viert een boeddhist Kerstmis?’ Hij schrijft onder meer dat hij verschillende boeddhisten kent die Kerstmis vieren, omdat zij Jezus beschouwen als een groot bodhisattva. In die zin – zegt Baets – kan een boeddhist de geboorte van Jezus wel vieren. Nu vraag ik mij af of ik daar nu blij om moet zijn of niet. En dan doel ik niet op deze reden om als boeddhist Kerstmis te kunnen vieren, maar op het feit dát er kennelijk een “erkende” reden zou moeten zijn om als boeddhist Kerstmis te mogen vieren.
Of ik een echte boeddhist ben, weet ik niet. Wat ik wel weet is, dat ik Kerstmis vier. Om met het eerste te beginnen: wie bepaalt of ik een echte boeddhist ben? Tot op heden heb ik uitsluitend officieus toevlucht genomen tot de drie juwelen: de Dharma, de Boeddha en de Sangha. Zo heb ik op een nacht mijn toevlucht nemen luid uitgeroepen tegen alle Boeddha’s van alle tijden en in alle ruimten, met enkel de wind, de bomen, de sterren en de maan als getuigen. En ik herinner mijzelf daar regelmatig aan, omdat het volgens mij geen kwaad kan jezelf regelmatig te herinneren aan en daardoor ook te confronteren met voornemens, toezeggingen en beloften. Integendeel. En meer dan mijn best doen hiernaar te leven, kan ik niet en zo ga ik dan voort op de weg, met vallen en opstaan. Ik geef toe: er zijn momenten waarop ik er naar verlang om jukai te mogen doen bij een leraar van vlees en bloed, ter officiële bevestiging van, dat geef ik toe, maar dat verlangen is bij nader inzien ook weer niets anders dan een vorm van gehechtheid, en wel een gehechtheid aan erkenning. Wanneer ik na zo’n aanvechting ’s avonds weer eens buiten loop, zoals in deze donkere dagen voor Kerst, met bijna volle maan, in de frisse wind, dan verbeeld ik mij dat de wind, de bomen, de sterren en de maan mij toeroepen: “zijn wij als getuigen niet goed genoeg?”. En dan kan ik niet anders dan glimlachen en “JA” zeggen.
Ik sluit niet uit dat ik Kerst vier omdat ik ermee ben opgegroeid, en er mooie, warme herinneringen aan heb. Hoewel mijn kinderjaren definitief voorbij zijn en nooit meer zullen terugkeren, is het kind in mij er nog steeds. Nee, laat ik het anders zeggen: dat kind is sinds enkele jaren weer in mijn leven teruggekeerd na onder de dikke laag “volwassenheid” vandaan te zijn gekropen waaronder ik het zelf had bedolven. Dat teruggekeerde kind geniet zonder enige reden en bedoeling van – vooral de klassieke – kerstliederen, van de lichtjes in de kerstboom thuis en de lichtjes overal buiten; en zelfs van alle kitsch er om heen. Het kind in mij geeft er niets om dat het kerstfeest de gekerstende Keltische viering is van de terugkeer van het licht, het Joelfeest, en dat de oorsprong van een boom met lichtjes te vinden is in een heidens gebruik. Het weet het allemaal, maar voelt geen schroom om eenvoudigweg onbevangen te zijn en zich zonder enige verontschuldiging onder te dompelen in de sfeer die wordt opgeroepen.
En door dat kind, kan ook de volwassene in mij Kerstmis vieren; omdat die volwassene van het kind heeft geleerd zich los te maken van de overtuiging dat dat hele kerstgedoe niets méér is dan een simpel feestje rond een sprookje, met in de hoofdrollen een hoogzwanger jong meisje; een timmerman; en een heel bijzonder kindje; en als figuranten onder meer een os, een ezel,een barse herbergier; een stelletje herders met schapen, een drietal wijzen uit het oosten en een uitbundig koor van engelen. Dat alles tegen een decor van een winternacht waarin één ster opvallend boven een stalletje in Bethlehem staat te stralen. In dat decor komen overigens géén dennenbomen voor, zelfs geen sparren. En nergens hangen gekleurde ballen, slingers of klokken en nergens liggen cadeautjes. Kalkoenen, kippen, konijnen en andere eetbare dieren hebben ten tijde dat het sprookje speelt nog geen idee wat hen boven het hoofd hangt. In de lucht tenslotte toert ook geen door rendieren getrokken arrenslee rond met een hol lachend dik mannetje erin. De volwassene in mij heeft door het kind herontdekt dat Kerstmis veel meer is dan wat de consumerende mens er in het ‘geciviliseerde deel van de wereld’ inmiddels van heeft gemaakt.
De rollen zijn omgedraaid! Het kind in mij roept alleen maar: “kijk!”. En dan bedoelt het niet dat ik het kerstfeest moet ontleden tot een bergje losse feitjes en vervolgens alles moet analyseren tot er niets meer is om je over te verwonderen. Het zegt: KIJK! Kijk zonder te oordelen, zonder te ontleden en zonder te analyseren. Kijk en kijk dan nog eens, door alle lagen heen tot niet alleen met je ogen maar met je hele wezen kijkt. Wat zie je dan? Zie je dan niet dat de hemel opengaat of eigenlijk altijd al open is geweest?
En als ik het dan zie, vraag ik mij af waarom we Kerstmis eigenlijk alleen op 25 en 26 december vieren, met daarvoor slechts vier weken adventstijd. Ik vraag me af waarom velen het alleen een christelijk feest vinden. Wat ik zie is reden genoeg om 365 dagen van het jaar feest te vieren. Van mij mogen niet alleen Pasen en Pinksteren op één dag vallen, maar mogen alle feestdagen samenvallen: christelijke, boeddhistische, hindoeïstische, joodse, islamitische en strikt persoonlijke zoals verjaardagen. Wat ik namelijk zie, is dat er lijden is, dat er een oorzaak van dat lijden is, dat er het lijden volstrekt onnodig is en dat er een weg is voor iedereen om het lijden te beëindigen. Misschien ben ik de enige – hoewel ik dat waag te betwijfelen – maar ik zie deze vier edele waarheden belichaamd in een pasgeboren kind, gelegd in een kribbe. Ik zie het in ieder lichtje in iedere kerstboom. En ja: ik interpreteer / projecteer dat er waarschijnlijk helemaal zelf in. So what?
Moge iedereen gelukkig zijn. Ook met Kerst. 365 dagen per jaar.
Zeshin zegt
Kerst is van oudsher een belangrijk midwinterfeest wat vroeger Jul of Joel hete. Het is door de christelijke kerk met succes verdreven (gekerstend) maar heeft absoluut niets met de geboorte van Jezus te maken. Toen ik in Japan was werd rond nieuw jaar bij elk huis een kadomatsu (門 松, “poortdennen”) geplaatst Deze zijn bedoeld om de kami (geest) van de oogst te verwelkomen. In tempels viert men op 21 december het Toyafeest (Zonnewende). Op het hele westelijk halfrond werd vroeger de zonnewende gevierd. Van oorsprong vieren christenen eigenlijk het oude zonnewende feest. Naar mijn bescheiden mening kan een boeddhist zonder schroom de jultijd (zonnewende) vieren.
Carla zegt
Dank je wel Dharmapelgrim voor je ontroerende mijmeringen.
Het kind zijn in jezelf bij de hand nemen en blijven kijken, zonder waarom. Ik doe met je mee.