Bishr, zoon van Harith, werd eens gevraagd waarom hij geen onderricht gaf. ‘Ik ben met onderwijzen opgehouden omdat ik merk dat ik een sterke drang tot onderwijzen heb. Zodra deze drang voorbij is, ga ik uit vrije wil onderricht geven.’
Hans: Mensen vragen weleens waarom ik geen lesgeef. ‘Ik doe niet anders.’ Anderen vragen waarom ik lesgeef. ‘Ik kijk wel linker uit.’
Ayah: Ja, geef je nou les of geef je geen les?
Hans: Mij best.
Ayah: Dat is ook geen antwoord.
Hans: Ik geef nooit les en ik geef nooit geen les.
Ayah: Uit innerlijke drang of uit vrije wil?
Hans: Wat maakt het uit? Die innerlijke drang is niet van mij en die vrije wil is niet van mij.
Ayah: Pardon?
Hans: Heeft iemand jou ooit gevraagd of je behoefte hebt aan een innerlijke drang of aan een vrije wil?
Ayah: Nee.
Hans: Nou, mij ook niet.
Ayah: We zijn ermee opgezadeld.
Hans: Je kunt niet kiezen of je wilt kiezen.
Ayah: Je kunt de vrije wil niet eventjes aan- of uitzetten.
Hans: Laat staan voorgoed.
Ayah: Hij is ons opgedrongen.
Hans: Aangenomen dat de vrije wil geen illusie is.
Ayah: Daar zijn de geleerden nog niet uit.
Hans: Aangenomen dat de ‘je’ waaraan die vrije wil lijkt te zijn opgedrongen geen illusie is.
Ayah: Daar zijn ze ook nog niet uit.
Hans: Aangenomen dat degene die of datgene wat iets lijkt op te dringen geen illusie is.
Ayah: Jij houdt steeds het midden, hè?
Hans: Is nergens voor nodig.
Ayah: Waarom niet?
Hans: Iedere plek is wel ergens het midden van.
Ayah: Dat is waar.
Hans: En iedere plek is wel ergens de rand van.
Ayah: Inderdaad.
Hans: En iedere plek is wel ergens buiten.
Ayah: Tja.
Hans: Waar wou je dan gaan zitten om het midden te houden?
Ayah: Maar jij wilt je nergens op vastleggen, toch?
Hans: Hierop ook niet.
Ayah: Jij bent voortdurend aan het tegensturen.
Hans: Zodra ik dat merk, stuur ik ervan weg.
Ayah: Zeg je eigenlijk niet hetzelfde als Bishr?
Hans: Dan had ik mijn mond wel gehouden.
Ayah: Het is niet omdat je een sterke drang tot spreken hebt?
Hans: Zodra de drang tot spreken voorbij is ga ik uit vrije wil spreken.
Ayah: Misschien ga je dan wel uit vrije wil zwijgen.
Hans: Ik doe al niet anders.
Ayah: Vanwaar dan die woordenstroom?
Hans: Omdat mijn spreken zwijgen is.
Ayah: Hardop zwijgen, zogezegd.
Hans: Buikspreken zonder pop.
Ayah: Wat als je niet eens meer weet wie de ware spreker is?
Hans: Dan heb je de poppen aan het dansen.
Zou jij uit vrije wil gekozen hebben voor een vrije wil?
Zou je kiezen voor de ervaring van een vrije wil als je wist dat het een illusie was?
Heb jij voor je gevoel zelf voor de ervaring van een vrije wil gekozen?
Denk jij dat de ervaring van een vrije wil bewijst dat de wil vrij is?
Heb je er zelf voor gekozen dat te denken?