Volgens de traditie heeft de Boeddha zijn leer op drie manieren aan ons doorgegeven: via de Boeddha, de Dharma en de Sangha. Samen worden die ook wel ‘De Drie Juwelen’ genoemd, sambō in het Japans. Ik had hier in Nederland nooit goed begrepen wat daarmee nou eigenlijk precies bedoeld werd. Goed, de Dharma – de leer zelf – daarmee werden ongetwijfeld die talloze soetra’s en andere boeddhistische geschriften bedoeld. Dat leek wel duidelijk.
Maar de Boeddha en de Sangha? Daar kreeg ik veel moeilijker een vinger achter. De ene keer was de Boeddha de historische Boeddha – de persoon van Siddharta Gautama, maar een volgende keer was het weer net zo makkelijk ‘de boeddha in onszelf’. En de Sangha was soms het groepje mensen waarmee ik wekelijks in een werfkelder aan de Oudegracht mediteerde, maar dan ineens weer ‘alle volgelingen van de Boeddha wereldwijd’. Er was blijkbaar nogal wat ruimte voor interpretatie.
Maar in Sogenji werd het voor mij ineens heel concreet. Geen twijfel meer mogelijk: de Roshi himself was de Boeddha, mijn practice de Dharma en de Sangha was overal waar ik maar keek.
De Boeddha
De Roshi als de Boeddha? Jazeker. Iedere zenmeester heeft ooit inka van zijn eigen leraar gekregen, de officiële erkenning zen ’tot het diepste niveau’ gerealiseerd te hebben. En daarmee gelijk te staan aan de Boeddha zelf:
Bring to rest the thoughts of the ceaselessly seeking mind, and you will not differ from the patriarch-buddha.
In praktijk betekent dat echter meestal dat iemand opgenomen wordt in de true lineage van zenmeesters, een lijn die terugloopt tot aan de Boeddha zelf, en zelfs nog verder.
Dat klinkt allemaal heel indrukwekkend, maar voor de dagelijkse praktijk heb je daar natuurlijk niet zoveel aan. Dan gaat het er gewoon om dat je een goede leraar hebt. En een echt goede leraar is niet makkelijk te vinden.
Look! The world passes swiftly away, and meeting a good teacher is as rare as the flowering of the udumbara tree.
Voor mij is de Roshi zo’n leraar. Zo’n eentje die – voordat je ook nog maar één woord gezegd hebt – in één oogopslag ziet hoe je erbij zit. En die je telkens weer met de neus op de feiten drukt: ‘You have too many thoughts… throw them away!’ en ‘Your not doing your practice! You have to keep it going. From morning until night: only MU…’
Maar ook de leraar die je aanmoedigt om door te gaan, door te zetten en nóg meer te geven. Een leraar die je de weg kan wijzen, omdat hij de weg kent. Omdat hij die weg zelf ook ooit eens met veel moeite voor de eerste keer heeft afgelegd. Tot aan het einde. En toen weer omkeerde. Zulke leraren zijn denk ik inderdaad moeilijk te vinden.
De Dharma
De Dharma staat dus voor de ‘leer van de Boeddha’ en is vastgelegd in duizenden teksten. Alleen al de standaard editie van de Pāli Canon bestaat uit veertig banden. De kortst mogelijk samenvatting wordt gegeven met de volgende drie regels:
- Commit no evil
- Do every good
- Purify your own mind
Daarmee is gelijk duidelijk dat deze leer niet gaat om iets wat je in dikke boeken moet zoeken; het is iets wat je moet doen. Practice in het Engels. Ik vind dat een heel mooi woord. Het betekent zowel ‘praktijk’ als ‘oefening’ en dat is precies wat het is. Want het blijft altijd een zoektocht: hoe doe je dat? Of zoals de Japanse zenmeester Sokun Tsushimoto zegt: ‘We are always halfway, even the Buddha…’
Dus wat dan te doen met al die soetra’s? Natuurlijk, die zijn een oneindige bron van inspiratie. Maar pas op:
Followers of the Way, even if you should master a hundred sutras and sastras, you’re not as good as a teacher with nothing to do. If you do master them, you’ll regard others with contempt. Asura-like conflict and egotistical ignorance increase the karma that leads to hell.
Nee, Sogenji was best pittig, maar toch zeker niet zo erg als de hel! Dus heb ik het toch maar vooral bij mijn practice gehouden. Dat was overigens al moeilijk genoeg…
De Sangha
Maar over egoistical ignorance gesproken:
… how much more should we be kind and merciful towards human beings, even those who are foolish. Though they become our sworn enemies, reviling and persecuting us, we should regard them as Bodhisattva manifestations, who in their great compassion are employing skillful means to help emancipate us from the sinful karma we have produced over countless kalpas through our biased self-centered views.
Deze regels hebben me geïntrigeerd vanaf de eerste keer dat ik ze las. Ze komen uit de Bosatsu Gan Gyo Mon, een soetra van Torei Zenji. In Sogenji reciteerden we die iedere ochtend. Voor mij geeft deze regel goed weer waar de Sangha voor staat.
De Sangha is de kloostergemeenschap – de Roshi, de monniken en de studenten. De mensen dus met wie je concreet invulling geeft aan je practice. En die je voortdurend een spiegel voorhouden. Het duurde overigens wel even voordat ik daar achter kwam. Want als je zo dicht op elkaars lip leeft, dan komt natuurlijk het moment dat je je echt aan iedereen gaat lopen ergeren. De één schept altijd veel te veel op bij het eten, de tweede maakt nóóit de Wc’s schoon, de derde zit bij zazen de hele tijd te slapen, de vierde moet altijd per se het laatste woord hebben… stelletje idioten, snappen ze dan niet wat ‘zen’ is?!?
Maar uiteindelijk ontdek je telkens weer dat jijzelf de grootste idioot bent. Die om het beste jongetje van de klas te willen zijn juist te weinig opschept en dat compenseert met heel veel pinda’s en chocola; die terwijl ‘ie de toiletten boent alleen maar op de anderen loopt te mopperen; die zo druk is met het altijd beter te weten dat ‘ie aan zazen nauwelijks meer toekomt.
Het grote verschil met ‘de buitenwereld’ is dat je in een klooster nooit ergens van kunt weglopen. Die Bodhisattva manifestations zijn er altijd en overal, iedere dag weer, altijd dezelfden. In de zendo, in de keuken, tijdens het werk, zelfs in bad… Als je gaat slapen, en ook als je weer op moet staan.
Net zolang totdat je het doorkrijgt: je bent nooit ook maar één haar beter dan wie dan ook.
(De citaten komen – tenzij anders vermeld – uit: The record of Linji / translation and commentary by Ruth Fuller Sasaki; edited by Thomas Yuho Kirchner. © 2009 University of Hawai’i Press.)
(c) 2013 Bertjan Oosterbeek