Tweespraak – Psychotherapeut Rob van Boven en psycholoog Luuk Mur praten over …van daadkracht tot ongezond egoïsme.
In de serie Tweespraak praten Rob en Luuk over een al of niet actueel onderwerp. Vandaag is het thema kindertijd, verzorging, weerbaarheid en egoïsme.
Luuk: In onze kindertijd zijn we kwetsbaar en afhankelijk van onze verzorgers. Ook in het geval we liefdevol verzorgd worden, zal het nog vaak genoeg zo zijn dat onze behoeften niet bevredigd worden. In de loop van onze jeugd merken we dat de wereld niet zo perfect is als verlangd en we zien dat we zelf ook slecht voor anderen kunnen zijn. Daadkracht ontwikkelt zich tot egoïstisch handelen, omdat we weinig oog hebben voor de positie van de ander.
Stel, je wordt voortdurend gepest door een buurjongen en je ouders helpen je niet voldoende om hier een oplossing voor te vinden. Het maakt je onzeker en je reageert je af naar andere kinderen. Enerzijds moet je zelf alle zeilen bijzetten om je staande te houden, anderzijds schaam je je voor je eigen vijandige gedrag. Maar veel tijd om daarbij stil te staan heb je niet, het lijkt er op dat je moet kiezen tussen winnen of verliezen. Je ziet het overal om je heen, in je gezin, bij andere kinderen, op school, op straat, in de politiek.
Rob: Luuk, je stelt dat het daadkrachtige kind egoïstisch handelt. Daar wil ik graag op ingaan. Naar mijn idee komt alles wat we doen voort uit eigenbelang. Altruïsme zonder eigen belang valt voor mij onder de rubriek van sprookjes. Gezond egoïsme betekent voor mij oog hebben voor wat we voor onszelf willen, in samenhang met wat we voor ons willen.
Als de relatie tussen het kind en zijn opvoeders niet echt optimaal is, moet het kind dus zelf iets regelen om zich welkom en veilig te ervaren. Het daadkrachtige kind transformeert dan voor een deel in een overlever. Deze overlever kan zich over-identificeren met wat hij voor zichzelf wil of over-identificeren met wat hij voor ons wil. In het eerste geval gaat het vooral om willen krijgen en in het tweede geval gaat het vooral om willen geven. Beide oplossingen van de overlever zullen ook in de volwassenheid blijven spelen. Deze twee oplossingen zou je ongezond egoïsme kunnen noemen.
Luuk: Het lijkt me nuttig deze twee soorten egoïsme van elkaar te onderscheiden.
Het natuurlijke kind ervoer wij-gevoel, maar door ongezond egoïsme van de overlever, gaat het kind mee doen aan vijandelijkheden. Het eigenbelang overstemt de wens tot verbondenheid. Menig puber raakt somber en opstandig als hij zich hiervan bewust wordt. ‘Puberteit blues’ noemen we dit, waarin al een ontkenning van de ernst hiervan zit. Positief is dat deze opstandigheid vaak het begin is van een zoektocht, die een levenslang kan duren, naar de betekenis die je aan je leven wilt geven.
Maar eerst volgt verdringing. De meeste adolescenten kiezen vroeger of later voor ontkenning van hun opstandigheid, omdat ze er inmiddels van overtuigd geraakt zijn dat je je alleen kunt handhaven als je meedoet in onze op eigenbelang gebaseerde samenleving. Sommigen jonge mensen blijven weigeren om mee te doen, zoals het Zweedse klimaatmeisje Greta Thunberg, die in staking ging om een beter klimaatbeleid af te dwingen. Zij herinnert ons aan onze eigen woede, die we voelden bij het ons bewust worden van ongelijkheid, armoede of de barbaarse manier waarop we met dieren omgaan.
Rob: Het kwetsbare (interne) kind krijgt op een gegeven moment gezelschap van een (intern) broertje of zusje, het daadkrachtige kind. Er ontwikkelt zich een besef van ik-versus-de-wereld. Dit besef begint te ontstaan als het kind iets wil en oppositie ontmoet in zijn wereld. Als gevolg van deze oppositie gaat het daadkrachtige kind in samenhang met het kwetsbare kind uitzoeken hoe het zich heeft te profileren in de wereld om gedaan te krijgen wat het wil. Deze samenhang kan verstoord raken als de plek waar het kind opgroeit zich vooral kenmerkt door moeten overleven, in plaats van kunnen leven.
Met kunnen leven, bedoel ik dat het kind kan ervaren dat het welkom is voor wie het is en dat het veilig is om zich te kunnen manifesteren voor wie het is. Het krijgt wat het nodig heeft om het vertrouwen in zichzelf en in de wereld gevalideerd te krijgen. Mijn uitgangspunt is dan ook dat wij allemaal als baby starten met een absoluut vertrouwen in het zijn. Dit vertrouwen kan in meer of mindere mate overgaan in wantrouwen naarmate het leven van het kind zich meer kenmerkt door moeten overleven. Bij overleven moet het kind deels zelf gaan zorgen voor veiligheid en bescherming. Het daadkrachtige kind is de strateeg, op hem of haar komt het aan als het om profilering gaat. Tevens is het de prediker van het zich ontwikkelende geloof (overtuigingen en aannames) over wie het is in deze wereld.
Bij kunnen ‘leven’ is de kracht meer naar buiten gericht om de eigenheid het beste tot z’n recht te laten komen. Er is dan sprake van een natuurlijke samenwerking tussen het kwetsbare en het daadkrachtige kind. Bij ‘overleven’ is de kracht meer naar binnen gericht om het kwetsbare kind af te schermen van de wereld die als vijandig beschouwd wordt. Tevens gebruikt de overlever z’n overredingskracht om de volwassene te gebruiken voor z’n missie veiligheid te garanderen. De volwassene heeft hier veelal weinig bewustzijn over, waardoor dat hij zich als een soort slaaf laat gebruiken voor de missies van de overlever. De consequentie hiervan is dat iemand zijn type levenservaringen onderhoudt zoals het vroeger ook ging als kind. De persoon herhaalt en dat is weer geloofsbevestigend voor het oude ontwikkelde geloof van de overlever.
Het lijkt mij dat dit kind nooit honderd procent een overlever is of honderd procent een daadkrachtig kind is, het is een glijdende schaal.
Luuk: Onze overlever leeft op basis van aannames en overtuigingen. Eigenbelang overschreeuwt op een gegeven moment het gemeenschappelijke belang. Leefde het natuurlijke kind nog vol vertrouwen, de overlever is argwanend, wil gelijk hebben, manipuleert, speelt machtsspelletjes.
We gaan de rol aannemen die de samenleving ons opdringt, maar het niet kunnen zijn wie je bent is een standaard klacht in onze samenleving, waarin eenzaamheid een volksziekte is. In het verleden ontwikkelde ik de hulpverleningsmethode ‘community support’. Centraal staat daarbij dat mensen geholpen worden om ondersteuning uit hun eigen netwerk te organiseren. Meedoen en betekenis hebben zijn de doelen en het middel. Een goed netwerk hebben is essentieel voor je welbevinden en elke dag opnieuw kan je streven naar een betere omgang met de ander en je omgeving. Daadkracht en autonomie gaan heel goed samen met het streven naar verbondenheid. Het is de overlever die zich vanuit ongezond egoïsme bedient van lelijke politiek. Eenzaamheid en somberheid, misschien een verlate vorm van puberteitsblues, kunnen hier weer een gevolg van zijn.
Rob: Niet alleen zijn we door wat we zijn gaan geloven gehinderd in onze zelfrealisatie, maar ook in onze mogelijkheden voor relatierealisatie! En relatierealisatie is zeker niet minder belangrijk als zelfrealisatie, ze hebben elkaar zonder meer nodig.
Dik zegt
Heel mooi artikel, heel duidelijk ook, bedankt allebei