Geïnspireerd door hoofdstuk 34 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Weids is de blik van het Grote Tja. Links, rechts, voor, achter, boven, onder, binnen, buiten – alles neemt het in ogenschouw. Nooit is een woord het hoogste of het laatste. Zelfs het laagste woord is een begin.
Het Tja doet zijn werk, maar vraagt er geen aandacht voor. Het ziet alles onder ogen, ook dat het dat niet kan. Het laat zich nergens op voorstaan zonder zich daarop voor te laten staan.
Het Tja heet iedereen welkom, ook degenen die het niet verwelkomen. De toegang is gratis, de uitgang is er voor niets.
Ruim is de geest die alle gedachten toelaat. Ruimer nog de geest die alle gedachten uitlaat. Hoe ruim is de geest die ook deze gedachten loslaat?