Handen zijn wapens. Hoeven zijn wapens. Auto’s zijn wapens. Medicijnen zijn wapens. Kinderen zijn wapens. Woorden zijn wapens.
Tao
Meester Tja 57 – Als zelfs niet-weten is vergeten
Mag dat dan wijsheid heten?
Meester Tja 56 – Niet-weten is een weldaad voor de geest
Hoor ze toch eens tekeer gaan: ‘Alleen geweld kan een eind maken aan geweld!’ ‘Alleen geweldloosheid kan een eind maken aan geweld!’ ‘Alleen religie kan een eind maken aan geweld!’ ‘Alleen innerlijke vrede kan een eind maken aan geweld!’
Meester Tja 55 – Dwazen zoeken wijsheid, wijzen gaan er voorbij
Dwazen zoeken wijsheid, maar wijsheid is zonder wijsheid. Het is de weidsheid voorbij alle wijsheid. Wijzen gaan overal voorbij.
Meester Tja 54 – Een denkbeeld voorbij alle denkbeelden
Nooit krijg je jezelf, de mens of de wereld in een hokje gepropt. Ze zijn groter dan alle denkbeelden bij elkaar.
Meester Tja 53 – Ik verloor mijn hemel en mijn hel
maar ik ben nimmer zonder Tja
Meester Tja 52 – Zo word je ’s werelds schilder
Doorzie het witte en het zwarte, dan word je ’s werelds schilder. De tienduizend tinten zul je welkom heten als je eigen palet.
Meester Tja 51 – Niet-gaan behoeft geen voertuig
Wie niet-doet hoeft nergens heen en heeft geen voertuig nodig.
Meester Tja 50 – De wijze aanvaardt zijn weigering
Waarom wij nooit tot volledige aanvaarding van de tienduizend dingen kunnen komen.
Meester Tja 49 – De beste luisteraar ligt op één oor
De beste spreker zegt maar wat, en zegt dat ook – bij dezen.
Meester Tja 48 – Een goede denker laat geen gedachten na
Een goede dichter opent. Een goede reiziger blijft thuis.
Meester Tja 47 – Waarom voor de wijze alles eenvoudig is
De wijze ziet de zwakheid van kracht en de kracht van zwakheid.
Meester Tja 46 – De wortel van wijsheid en dwaasheid
Wat wijsheid lijkt voor een dwaas, lijkt dwaasheid voor een wijze. Wijsheid kan de wortel van dwaasheid niet zijn, dwaasheid niet de wortel van wijsheid.
Meester Tja 45 – Wie stilte zoekt hoort alles
Wie bezorgd is over zijn bagage zal slecht slapen. Wie goed slaapt zal beroofd worden.
Meester Tja 44 – Mezelf ken ik wel het slechtst
De hemel ken ik als de aarde.
Meester Tja 43 – De wegleidweg naar de hemel
De weg van het Tja is de weg naar de hemel. De weg naar de hemel leidt overal van weg. Ook van de hemel. Het is een wegleidweg.
Meester Tja 42 – Verlicht noch verduisterd
Vraagt u mij wie ik ben, dan zeg ik meester noch gezel, wijs noch dwaas, verlicht noch verduisterd.
Meester Tja 41 – Wie denkt er zo ver met mij mee
Is nirwana maar een idee? Is de boeddhanatuur maar een idee? Of is dat ook maar een idee? Wie denkt er zo ver met mij mee?
Meester Tja 40 – Wie nergens op staat valt vrij
Wie zijn pretenties ontkent, staat zwak. Wie zijn pretenties erkent, staat sterk. Wie andermans pretenties herkent, staat nergens op. Wie nergens op staat valt vrij.
Meester Tja 39 – Waarom de wijze niet van ophouden weet
Ook wie Tja heeft is mateloos. Hij weet niet van ophouden omdat hij nergens aan begint. Hij weet niet van beginnen, omdat hij overal klaar mee is.
Meester Tja 38 – Heel even dacht ik niets
Ook dat was zo voorbij.
Meester Tja 37 – Wie zichzelf in de schaduw stelt werpt geen licht
Wijs is wie zijn dwaasheid erkent. Ook dat is geen verdienste.
Meester Tja 36 – De wijze houdt zich aan het Tja
Al houdt het Tja zich niet aan hem, de wijze houdt zich aan het Tja. Zodoende is hij groot noch klein, herder noch schaap, echt noch nep.
Meester Tja 35 – Mijn meester heeft geen leerlingen
Boeddha en God, Zelf en ik – allen zijn volgelingen van het Grote Tja. Maar het Grote Tja is niet te volgen. Het is een meester van niets.