‘Waar zijn wij vóór dat we geboren worden?’. Het kleine joch kijkt Vanitas verwachtingsvol aan. ‘Overal en nergens’ flitst het door Vanitas heen. Maar hij antwoordt in uitgebreide zinnen. Soms aarzelend. Het lijkt erop dat zijn bronnen van poëzie en literaire zinnen opgedroogd zijn.