“Als je een monster ziet, een draak of vreselijk gedrocht, dan moet je hem recht tussen de ogen kijken.” Pappa wijst op het punt tussen zijn eigen wenkbrauwen. “Dus niet IN de ogen kijken, dat moet je nooit doen… nee, recht ertussenin. Daar worden monsters erg onzeker van…Blijf vooral kijken en zeg: ‘voor jou ben ik niet bang. Hoe kan iemand voor jou nou bang worden? Je stelt helemaal niets voor. Echt niet…”
Menno
Menno – ze leven nog
Dan komt oma. Ze pakt de teil op, en gaat ermee de trap op, naar de keuken boven. Menno volgt haar. Een voor één haalt oma de alen uit de teil, legt de vissen op een houten snijplank en snijdt ze de kop af. Tot Menno ’s stomme verbazing lijken de van elkaar losgesneden koppen en lijven afzonderlijk voort te leven. De bekjes blijven open en dicht gaan, net als de kieuwen, en de lange lijven kronkelen gewoon door.