De boeddhistische beweging ten tijde van de Boeddha wordt door academische onderzoekers beschouwd als een beweging binnen de maatschappelijke elite. Een analyse van de Pali canon laat zien dat bhikkhu sangha (de Orde van monniken) voor driekwart bestond uit leden van de priesterkaste (brahmanen) en de krijgsadel (khattiya’s). Onder deze onderzoekers leeft ook de consensus dat de invloed van de nieuwe sociale klasse van ondernemers, handelaars en bankiers, de gahapati’s, groter is dan hun numerieke aantal laat vermoeden. Er bestond een wederzijdse welwillendheid tussen de vroege boeddhistische beweging en deze nieuwe sociale klasse.