De Singalovada-Sutta DN 31 (1) is opmerkelijk, omdat de Boeddha hier het woord richt tot een leek en niet tot een groep monniken, zoals meestal het geval is. Hij predikt een moraal voor leken, waarbij hij als uitgangspunt de verering van de windstreken neemt.
Evam me sutam – “Kent zijn geest haat of is hij vrij van haat?”
“Het is als een rij blinden die elkaar vasthouden: de voorste ziet niets, de middelste ziet niets en ook de achterste ziet niets. Wat die Vedakundige brahmanen zeggen blijkt belachelijk te zijn, alleen maar woorden, leeg en ijdel.”
‘Het aantal kwaliteiten van de heer Gotama is onmetelijk.’
‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord.
Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.
“Ik kon het niet, Heer. Ik was nalatig.”
In deze leerrede vertelt de Boeddha dat degenen die in de hel terechtkomen, eerst voor Yama, de god van de dood, geleid worden, die hen vraagt of zij de drie waarschuwende boodschappers van het menselijk lot niet gezien hebben.
‘Dit alleen is het pad, er is geen ander dat tot zuiverheid van inzicht leidt’
Er is een zekere inspanning nodig om ’s morgens op te staan, om een droom waar te maken. Het kost inspanning om naar de meditatie te komen of om steeds weer tijd te maken om thuis te mediteren. Tijdens de meditatie kunnen er stemmetjes opkomen die ons aanraden om er maar mee te stoppen; om iets anders, iets plezierigs te gaan doen. Hieraan niet toegeven vergt inspanning. Alles wat je doet, of juist bewust niet doet, vraagt inspanning.
‘Een koeherder in Magadha die dwaas van aard was…’
In dit sutta wordt een koeherder ten tonele gevoerd. Zoals een verstandige koeherder zijn diverse dieren naar de andere oever van de Ganges weet te brengen, zo weet de Boeddha zijn diverse soorten leerlingen naar de andere oever, dat wil zeggen het nirvana, te loodsen.
“Wat vergankelijk is, is dat leedvol of plezierig?”
“Monniken, kunnen jullie bezit verwerven dat onvergankelijk, permanent, eeuwig en onveranderlijk is?”
‘Jij, dwaze man, zult bekend staan om deze slechte opinie van jou’
Alagaddupama-Sutta deel 1 (1). De gelijkenis van de zwarte cobra.
Aandacht voor de eigen dood…
Wat is de grootste, meest definitieve verandering in ons leven? Doodgaan, sterven. Als we van een ingrijpende verandering in ons leven kunnen spreken, dan is het toch wel de overgang van leven naar dood.
Het boek van de bossen
Als de Boeddha in een stad of dorp aankomt wordt deze gebeurtenis aldus rondverteld: “Over die heer Gotama doet de volgende goede mare de ronde: Waarlijk, die Verhevene is een heilige, een volkomen ontwaakte, volmaakt in kennis en levenswandel, een gelukkige, een kenner van de wereld, een onovertroffen coach van diegenen onder de mensen die getraind kunnen worden, een leraar van goden en mensen, een boeddha, een verhevene.”
“Geef toorn op, laat eigendunk varen,”
In dit samyutta [‘boek’] bezoeken de goden de Boeddha meestal in de nacht. Hun verschijning wordt aangekondigd door een groot licht dat de hele omgeving overstraalt.
‘Het oog is van jou, Boze, zichtbare vormen zijn van jou’
In het boeddhisme wordt de duivel Mara beschouwd als de personificatie van de Dood. Vaak wordt hij de Boze of de Verleider genoemd.
De kleine analyse van karma
Omdat het opgebouwde karma niet enkel tijdens dit leven maar ook levensoverstijgend werkt is het mogelijk dat iemand – ondanks zijn negatief karma – zo een groot heilzaam karma in vorige levens verzameld heeft dat hij toch als mens wederboren wordt.
De Boeddha- en de uitleg over karma
De Boeddha nuanceert de uiteenzetting over karma en stelt nu dat karma uit dit leven niet altijd direct in het volgende leven gevolgen hoeft te hebben, maar ook pas in een later leven tot rijping kan komen. Daarom kunnen mensen die nu slecht leven in een hemelse wereld terechtkomen en die goed leven in de hel.
‘Weinig mensen komen naar een Dhamma-voordracht om te horen hoe ze zich kunnen bevrijden van het aangename’
De Boeddha onderricht zijn zoon, Rahula (deel 3).
De Boeddha onderricht zijn zoon, Rahula (deel 2)
Net zoals de mensen schone zaken, zaken als uitwerpselen, urine, speeksel, pus en bloed op de aarde werpen en de aarde daar geen last van heeft, er zich niets van aantrekt en er niet van walgt, net zo moet je een meditatie zoals de aarde ontwikkelen; want als je dat doet, zullen opgekomen aangename en onaangename zintuiglijke indrukken je geest niet blijvend in beslag nemen.”
“Wat denk je, Rahula? Waartoe dient een spiegel?”
De verhouding tussen de Boeddha en zijn zoon Rahula was vertrouwelijk en vriendschappelijk, maar niet hartelijk en al helemaal niet innig, daar dit naar de overtuiging van de Verhevene een innerlijke band zou betekenen, met slechts leed als gevolg.
Geloof niet alles wat je denkt
Brahma in de Pali-Canon (1)
De dhamma- Door het ontstaan van dit, ontstaat dat
Als onze zintuigen functioneren zonder dat zij ‘bewaakt’ worden, zonder voortdurende aandacht (let wel, bewaken wil niet zeggen afsluiten, maar na controle en evaluatie toelaten), zullen zij onze geest in alle richtingen trekken. We worden letterlijk ‘aangetrokken’ door wat zich aan ons voordoet.
Vesak: Geboorte, ontwaken en dood van de Boeddha
Op de volle maan van de maand vesakha (in onze kalender gewoonlijk vallend in april/mei) herdenkt de boeddhistische wereld de geboorte, ontwaken en dood van de Boeddha. In de mahayana traditie gaat dit feest van Vesak dikwijls gepaard met het baden van de Boeddha.
‘De gelijkenis van de giftige slangen’
In gedachten houdend dat suttas oorspronkelijk uit het hoofd geleerd en gereciteerd werden, is deze tekst een typisch voorbeeld van hoe de Dhamma, de Leer, beknopt en aan de hand van een aantal opeenvolgende vergelijkingen (upaya, ‘handige middelen’) gemakkelijker kon onthouden worden.
‘En wat, monniken, is heilzame inspanning?’
Je kan een bepaalde neiging vertonen, je tot iets negatief of onheilzaam aangetrokken voelen; maar het is aan jou de keuze om daar aan toe te geven of niet.
Evam me sutam: De pleisterplaatsen (1)
Evam me sutam is dan ook, traditiegetrouw, de aanhef van elke sutta in de Pali-Canon.
Evam me sutam, de mierenhoop
Op een voor de monniken aanschouwelijke en makkelijk te onthouden manier, beschrijft de Verhevene hier het pad dat moet gegaan worden om tot ontwaken te komen: de gehechtheid aan het lichaam en aan hartstocht stimulerende geneugten moet losgelaten worden om daarna – door inzicht volgend uit inspanning – onwetendheid, boosheid, twijfel, de vijf hindernissen en de ‘ik’ illusie te doen ophouden. Dit resulteert in de uiteindelijke vernietiging van de mentale vergiften met het ontwaken als gevolg.